Een uit de hand gelopen kettingbrief

  • Blog

17 juli 2020

Beste studenten, beste collega’s, beste iedereen

Heb je ooit wel eens een brief ontvangen die de volgende zinsnede bevat? “Maak 10 kopieën van deze brief en stuur ze naar 10 andere mensen. Volg deze instructies zorgvuldig op, of er zal je een groot onheil overkomen!”

In zo’n brief volgen dan meestal enkele schrikbarende verhalen van mensen die nalieten om de bewuste instructies op te volgen, en vervolgens door allerlei rampspoed werden getroffen. De meer vriendelijke variant gebruikt de wortel in plaats van de stok: wie de brief braaf kopieert en verstuurt naar 10 andere argeloze mensen, zal door Dame Fortuna rijkelijk beloond worden.

Heb je ooit zelf zo’n irritante kettingbrief helpen verspreiden? Dat durf ik te betwijfelen, want jullie kritische academici en studenten zijn natuurlijk gespeend van enig irrationeel bijgeloof en jullie beseffen dat die dreigementen en beloningen enkel bedoeld zijn om de maximale verspreiding van de brief te bespoedigen.

Deze hele pandemie – die op het moment van dit schrijven nog steeds wereldwijd blijft woekeren en zelfs in kracht toenemen – is eigenlijk een uit de hand gelopen kettingbrief. Net zoals een papieren kettingbrief is een virus in wezen een stukje informatie dat instructies bevat om kopieën van zichzelf te maken. Instructies voor wie? Voor de argeloze cellen in ons lichaam, die elk over een buitengewoon vernuftige kopieermachine beschikken. En in tegenstelling tot kritische universitairen die “durf denken” hoog in het vaandel dragen, zijn de cellen in ons lichaam niet bijster bij de pinken. Blindelings kopiëren ze elke instructie die je hen aanlevert, zolang die maar op de juiste manier gecodeerd is (in dit geval met de vier letters G, U, A, en C). Elke besmette cel maakt duizenden kopieën van de virale kettingbrief, die vervolgens verspreid wordt naar andere cellen, en zo maar verder conform de exponentiële groeicurve.

Wie van jullie de afgelopen maanden zo onfortuinlijk was om COVID-19 door te maken, kon op het hoogtepunt van de infectie makkelijk een biljoen (1000 miljard) virusdeeltjes herbergen. Elk van die virusjes was aangemaakt door onze eigen cellen (een minuscule fractie door een cel van de persoon die jou besmette). Van friendly fire gesproken!

Is de natuur niet gruwelijk fascinerend? Konden we maar naar de cellen in onze luchtwegen schreeuwen: “Hou daar toch mee op! Stop met die rommel te kopiëren!”. Een virus leeft niet eens, net zomin als een brief. Het is gewoon een stukje informatie met een vetlaagje rond. “Bad news wrapped in protein”, zoals de bioloog Peter Medawar het uitdrukte. De enige manier waarop het zichzelf kan vermenigvuldigen, is door de machinerie van onze gewillige cellen voor zijn kar te spannen. Precies zoals een kettingbrief alleen maar kan voortbestaan dankzij de medewerking van lichtgelovige zielen met pen en papier.

Er zijn vandaag kwatongen die beweren dat Sars-Cov-2 een “boodschap” heeft voor ons, dat het “onze levensstijl berecht”, dat het om een soort “immanente gerechtigheid” gaat voor onze zonden. Maar dit nieuwe coronavirus wil ons helemaal niets vertellen. Het is een brute en blinde natuurkracht zonder enige bedoeling of betekenis. Leven is vermenigvuldigen, en zo lang er leven is en zal zijn, zullen er virussen zijn, balorige stukjes informatie die niets anders willen dan zichzelf verspreiden op de kap van ‘echt’ leven, zoals een mens of een vleermuis. Zelfs bacteriën krijgen af te rekenen met virussen, en die hebben helemaal niets mispeuterd. Het huidige virus, Sars-Cov-2, “wil” ons zelfs niet doden of ziek maken. Want als we dood zijn, vallen de kopieermachines in ons lichaam stil, en dat vinden virussen niet fijn. Als we ziek zijn, kruipen we in ons bed en verspreiden geen speekseldruppels meer in het rond, bijvoorbeeld in een bomvolle aula. De dodelijke en ziekmakende kracht van het virus is louter een neveneffect van haar blinde kopieerzucht (en de laattijdige en hysterische reactie daarop van ons immuunsysteem).

Mijn collega Piet Hoebeke schreef het al in zijn brief aan jullie: wie op 1 januari 2020, toen de champagnekurken knalden, had durven voorspellen dat we dit jaar wekenlang in een halve politiestaat zouden leven, opgesloten in onze huizen en appartementen, dat onze economie met 7 procent zou krimpen, dat we geen winkel of treinstation meer zouden inkomen zonder een mondmasker, dat het wereldwijde luchtverkeer bijna volledig plat zou liggen, dat bange mensen toiletrollen zouden hamsteren in de supermarkt – die hadden we volslagen krankjorum verklaard.

Zoals jullie misschien weten, ben ik een aanhanger van het vooruitgangsdenken. Volgens mij kon je laatste dertig jaar op 31 december telkens achteromkijken en met recht en reden zeggen: “Dit was het beste jaar ooit”. Nooit eerder leefden zoveel mensen zo lang, welvarend, vrij, gezond en gelukkig als vandaag. Die boodschap verkondig ik al enkele jaren, maar op 31 december 2020 zal ze wat hol klinken. Vooruitgang is een historisch feit, maar het is geen natuurkracht die de geschiedenis op geheimzinnige wijze opwaarts stuwt. Het is en blijft altijd mogelijk dat we door één of andere ramp worden overvallen, of dat we het zelf op een bepaald moment grandioos verknoeien.

Welke mogelijke rampen hangen ons nog boven het hoofd? Wat kan de geschiedenis zoal in de achteruitversnelling zetten? Op 12 mei 2020 had ik voor jullie een debat gepland in de Vooruit over klimaatopwarming, met internationale topsprekers uit alle windhoeken. Dat zou de officiële aftrap zijn van de Leerstoel Etienne Vermeersch, waarvoor ik sinds vorig jaar ben aangesteld. Maar net zoals vele anderen, mochten we onze mooie plannen opbergen (uitstel is evenwel geen afstel, beloofd). De analogieën tussen deze pandemie en klimaatopwarming zijn al vaker gelegd. Net zoals het virus is klimaatopwarming een globaal probleem dat dus ook globale samenwerking vergt. Beide zijn ten gronde een kwestie van verstandig risicobeheer: je neemt voorzorgen tegen een ramp die zich zou kunnen voordoen. Het grote verschil is dat een virus in enkele weken en maanden dood en vernieling zaait, terwijl uitgestoten broeikasgassen dertig jaar nodig hebben om ons klimaat op te warmen. De Amerikaanse denker Ted Norhaus, die ik voor ons debat in de Vooruit had uitgenodigd, vergelijkt klimaatopwarming met diabetes: het is geen ziekte die plots toeslaat, maar een chronische en slepende aandoening die steeds erger wordt als je er niets tegen begint.

Dat het virus geen boodschap voor ons heeft, belet niet dat we ervan kunnen leren. Om deze brief af te sluiten, wil ik graag nog twee zaken delen die het virus mij heeft geleerd. Ten eerste: menselijke vooruitgang is nooit definitief verworven en blijft altijd kwetsbaar. We kunnen beter onze zegeningen tellen, want op een dag kan iemand aan de andere kant van de wereld de verkeerde vleermuis eten, en zijn we allemaal de pineut. De filosoof Bertrand Russell vertelde graag de parabel van de kalkoen die 364 dagen lang lekker voedsel kreeg van de boer, en op de 365e dag bij zichzelf dacht: “Straks komt die rare man weer om mij lekkers te brengen!”. En de boer kwam inderdaad, maar met de hakbijl. De kalkoen werd zelf gevoederd, op de kerstdis. Vandaag voelen wij ons allemaal een beetje als die kalkoen. Wanneer de wereldwijde armoede dertig jaar lang afneemt – zoals inderdaad gebeurde – dan is dat geen garantie dat die daling zich het 31e jaar zal verderzetten. Volgens de Verenigde Naties zullen tientallen miljoenen mensen opnieuw in de extreme armoede geduwd worden door de directe en indirecte gevolgen van de pandemie.

En dat brengt me bij de tweede les: het virus heeft mijn prioriteiten opnieuw herschikt. Net zoals vele anderen heb ik me in het pre-coronatijdperk wel eens laten meesleuren in uitzichtloze debatten over relatief triviale onderwerpen (denk aan standbeelden, zwarte pieten, boerkini’s). Wat voor onvoorstelbare luxe was het dat we ons daarmee onledig konden houden! Mijn appetijt voor dat soort discussies is tegenwoordig sterk geslonken. Daarom heb ik me onlangs voorgenomen om me voortaan meer toe te leggen op belangrijker zaken die meer impact hebben. Wist je dat er ook vóór corona nog steeds 800 miljoen mensen in extreme armoede leefden, ondanks alle vooruitgang? Extreme armoede betekent: honger en ontbering, geen dak boven je hoofd, geen zuiver en drinkbaar water, geen toegang tot medische zorgen. Zoals het er nu uitziet, komen er straks miljoenen armen bij. En dat terwijl de mogelijkheden nooit zo groot waren om die mensen te helpen, dankzij de wonderen van wetenschap, moderne technologie en liefdadigheid (zie bijvoorbeeld de organisatie GiveWell en de principes van het ‘effectief altruïsme’). Dat armoedeprobleem lijkt me zelfs nog groter en urgenter dan dat van klimaatopwarming. Als het virus ons dát inzicht kan bijbrengen, is dat misschien toch een kleine compensatie voor alle veroorzaakte ellende?

Maar nu even serieus: als je deze brief niet doorstuurt naar 10 andere mensen, zal je een vreselijk onheil overkomen. Je bent gewaarschuwd!

Hou jullie goed en met hartelijke groet.

Maarten Boudry