De olifant in de roze kamer

(De Standaard, 12 februari 2013) 

Nieuw onderzoek onder de leiding van socioloog Mark Elchardus, promotor bij het Jeugdonderzoeksplatform (JOP) wijst uit dat een kwart van de moslimjongeren in Gent en Antwerpen geweld tegen homo’s gerechtvaardigd vindt, drie keer zoveel als bij Vlaamse scholieren. Die bevinding bevestigt eerder onderzoek van socioloog Marc Hooghe over homofobie onder moslimjongeren en talloze internationale cijfers. Een enquête bij 500 moslimjongeren uit het Verenigd Koninkrijk wijst uit dat niemand (!) homoseksualiteit ‘moreel aanvaardbaar’ acht, en dat 61 procent die geaardheid terug buiten de wet wil stellen. De helft van alle Turken in Duitsland gelooft dat homoseksualiteit een ziekte is. In Frankrijk zijn de cijfers iets hoopgevender: 35 procent van de ondervraagde moslims aanvaardt homoseksualiteit. In nagenoeg alle moslimlanden is homoseksualiteit strafbaar, soms met de dood (Mauritanië, Iran, Saudi-Arabië, Soedan…).

Wie ontkent dat monotheïstische religies een belangrijke voedingsbodem zijn voor homofobie, is ziende blind. Geen letter echter wijdt het ‘Interfederaal actieplan tegen homofoob en transfoob geweld’ aan deze olifant in de kamer, noch aan overleg met geloofsgemeenschappen (DS 31 januari) . Jozef De Witte, directeur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, en Mohammed Chakkar van de Federatie Marokkaanse Verenigingen klinken eensluidend: religie heeft hier ‘niets mee te maken’ en geloofsleiders zijn niet verantwoordelijk’. Bij welk ander maatschappelijk probleem pleiten we voor loutere symptoombestrijding en knijpen we een oog dicht voor onderliggende oorzaken?

Politiek correcte kramp

Natuurlijk zijn niet alle moslims homohaters. En natuurlijk vind je homohaters in elke gemeenschap. In eender welke andere context begrijpt men dat een oorzakelijk verband tussen A en B niet inhoudt dat B noodzakelijk volgt uit A, of andersom. Geen verstandig mens redeneert dat roken ‘niets te maken heeft’ met longkanker omdat opa tot op zijn 95ste kettingroker was, of nooit een sigaret aanraakte en toch longkanker kreeg.

Enkel verstokte rokers en tabaksbaronnen hebben een motief voor dat soort kromdenken, net zoals enkel een politiek correcte kramp kan verklaren waarom Chakkar het verband tussen religie (in casu de islam) en homofobie wegwuift met de dooddoener ‘homohaters vind je in elke gemeenschap’. In een complexe wereld moeten we vrede nemen met tendensen en correlaties, mits wat speurwerk ontwarren we ook oorzaak en gevolg. Elk van de monotheïstische godsdiensten verafschuwt homoseksualiteit. In het Oude Testament worden homo’s tot de doodstraf veroordeeld (Leviticus), net zoals in verschillende islamitische Hadith. In het Nieuwe Testament (Romeinen) toont God zich creatiever en bestraft hij afvalligheid door de goddelozen tot homoseksualiteit en andere ontucht te drijven (niet onaantrekkelijk als alternatieve straf voor het eeuwige hellevuur).

In deze contreien heeft het christendom zijn tanden verloren, gelouterd door enkele decennia secularisatie, waardoor de angel uit de Heilige Schrift is gehaald. Moreel bedenkelijke of wraakroepende Bijbelpassages worden door zelfverklaarde christenen al lang discreet weggemoffeld, al blijft het verzet van christenfundi’s (zoals de aftredende paus) tegen homoseksualiteit onverminderd voortduren. De grote islamitische scholen echter belijden nog steeds een vorm van religieus geloof waarin de Koran het eeuwige, onfeilbare en onveranderlijke woord van God is. Dat schept minder ruimte voor creatieve uitlegkunde. Zelfs moedige moslims die zich openlijk uitspreken tegen homogeweld en -discriminatie (zoals de populaire Nederlandse preker Al Khattab), verplichten zichzelf tot een hachelijke spreidstand: de daad is weliswaar ‘zondig’, want dat staat in de Koran, maar de zondaars zelf moet men ongemoeid laten. Dat is lovenswaardig, maar ook weer hypocriet: homofobe agressie is de logische aberratie van de dwaling dat het om een zondige daad gaat. Hoe progressiever de religieuze geest, hoe groter de nood om omstreden passages weg te verklaren. De fundamentalist daarentegen heeft het voor de wind: de Koranverzen liggen zo voor het grijpen.

Regenboogshirts

Behalve de effecten van opleiding en socio-economische status heeft homofobie ook diepere psychologische wortels. Ze komt voort uit een onzalige link tussen menselijke reinigingsmoraal, seksuele zeden en een aangeboren neiging tot essentialisme: ‘dit is de natuurlijke orde, en zo behoren we ons ook te gedragen’. Morele walging tegenover ‘afwijkend’ seksueel gedrag kan zich op die manier gemakkelijk in menselijke geesten nestelen en verspreiden. De dwingende seksespecifieke norm is hier van groot belang: religieuze homohaters walgen vooral van de ontvangende/passieve partij bij homoseks, omdat deze aan zijn ‘natuurlijke’ masculiene dominantie zou verzaken. Die psychologische neigingen moeten we met verlichte en rationele moraal bestrijden.

Een appreciatie van de persoonlijke vrijheid, de zelfbeschikking en het schadebeginsel leert ons dat er geen enkel moreel bezwaar kan zijn tegen homoseksualiteit. Biologische evolutie (nog zo’n religieus pijnpunt) is per definitie moreel onverschillig, dus wat natuurlijk is, is niet per se goed. Voor wat het waard is, hoewel dus eigenlijk irrelevant: homoseksualiteit is wijdverbreid in het dierenrijk en vastgesteld bij honderden soorten.

Religie staat deze verlichte moraal in de weg, omdat ze leert dat de natuur op een doelbewuste manier is ingesteld door een bovennatuurlijke autoriteit. De heilige boeken van het monotheïsme bekrachtigen onze neiging tot moralisering van andermans seksualiteit door ze tot kosmische proporties te verheffen en als onfeilbare geboden van een almachtige schepper te rechtvaardigen. Een actieplan dat de religieuze wortels en legitimatie van homohaat negeert, dweilt niet alleen met de kraan open, het ontkent zelfs dat er een kraan loopt. De geloofsgemeenschappen moeten absoluut betrokken worden in zo’n actieplan, zoals Bruno Tuybens (SP.A) opperde, net zoals bijvoorbeeld de allochtone holebi-vereniging Merhaba. Misschien kan het geëmmer over regenboogshirts achter loketten dan eindelijk ophouden? Godsdienst is wel degelijk een obediëntie (geen ironie deze keer), helaas één die zich niet beperkt tot vrolijke klederdracht.