Is religie een struikelblok voor integratie?

(toespraak aan Universiteit Utrecht op 20/11/2015) 

Dames en heren,

Ik wil de vraag die vandaag voorligt positief beantwoorden: religie vormt wel degelijk een struikelblok voor integratie. Daarvoor zal ik twee soorten redenen onderscheiden: de ene heeft te maken met intrinsieke eigenschappen van religie, met religie zelf dus als cultureel verschijnsel. De andere reden heeft te maken met toevallige historische omstandigheden en stom toeval.

Maar eerst religie zelf. Laat ik beginnen met de meest algemene karakterisering van religie. Religies zijn geloofssystemen, gekoppeld aan bepaalde gebruiken en rituelen, die een bovennatuurlijke waarheid uitdragen. In het geval van de openbaringsteksten is die beschreven in een aantal Heilige Boeken, die onfeilbaar zijn en waaraan niet mag getornd worden. In mijn boek Illusies voor gevorderden heb ik de evolutie van religieuze systemen beschreven en me afgevraagd of religies een nuttige rol kunnen vervullen in onze samenleving. Religies zijn culturele producten voortgebracht door de menselijke geest, letterlijk ‘hersenspinsels’. Uiteindelijk kom ik daar tot de conclusies dat religies bijproducten zijn van ons brein, die geen nuttige functie vervullen voor mens of samenleving. Indien ze een doel hebben, dan is het vooral om zichzelf te verspreiden en in stand te houden. Uit dat evolutionair perspectief kan ik een argument puren waarom religies zich bijna per definitie verzetten tegen integratie. In de loop van de geschiedenis hebben mensen talloze goden aanbeden, die nu op het kerkhof liggen, omdat niemand nog bang voor hen is, en niemand nog tot hen bidt. Dat proces kan je zien als een vorm van selectie, maar dan culturele selectie. Goden blijven leven zolang de menselijke verbeelding hen in stand houdt. Sommigen worden verbannen, verworpen of vergeten. Anderen sterven samen met hun gelovigen, nadat deze overwonnen worden door andere volkeren. Nog anderen verwateren in contact met vreemde goden en culturen.

En daar zit het punt. De religies die te kneedbaar waren, die zich te gemakkelijk aanpasten aan veranderlijke omstandigheden, die teveel water bij de wijn deden, die zijn in de plooien van de geschiedenis verdwenen. Talloze goden waren niet succesvol, precies omdat hun aanhangers zich te gemakkelijke integreerden of assimileerden in contact met andere culturen. De religies die het lang genoeg uitzongen, zijn de religies die een heel hechte groepsidentiteit hebben gesmeed, die zich actief hebben verzet tegen assimilatie, die niet duldden dat hun geloofsleer in vraag gesteld werd. Religieuze waarheden zijn niet voor kritische toetsing vatbaar, maar moeten op grond van blind geloof aanvaarden worden. Uit haar eigen aard creëert religie daarom een tweedeling tussen zij die in de waarheid leven, en de buitenstaanders die van de waarheid verstoken blijven. Met andere woorden: religie is de moeder van het wij/zij denken. Blind geloof verdeelt, terwijl twijfel en kritisch denken verbindt.

Neem de merkwaardige duurzaamheid van de Joodse religie, die gedurende bijna drie millennia wist te overleven en haar identiteit bewaren, in een vreemde en vaak vijandige omgeving. Daar slaagde ze in door een gesloten gemeenschap te stichten, met inbegrip van initiatierituelen en gedeelde gebruiken, door een sterke saamhorigheid, door het superioriteitsgevoel ten opzichte van de buitenwereld te cultiveren, door de gedachte dat zij het uitverkoren volk waren. De meest gewiekste manier om die groepscohesie te bevorderen, die we in de boeken Leviticus en Deuteronomium lezen, bestaat erin om het verlaten van de groep met de dood te bestraffen. En iedereen die andere goden aanbidt. En iedereen die zich niet aan de geboden van de ene ware God houdt. Is dat geen geweldige vondst om iedereen in het gelid te doen lopen, om het voortbestaan van de groep te beschermen? Om nergens en bij niemand te integreren?

De twee grote bastaardkinderen van het jodendom – het christendom en de islam – hebben een aantal van die mechanismen ter bevordering van de groepscohesie en het wij/zij denken overgenomen en verfijnd. De belangrijkste vernieuwing in de integratiekwestie, om kort te gaan, was dat ze zelf andere groepen gingen “integreren” in hun ware geloof: ze begonnen proselitisme of zieltjeswinnerij als een heilige plicht te zien. Niet alleen moesten de leden van de eigen groep in het gelid lopen, en alle kinderen zo snel mogelijk in het geloof inwijden, maar vanaf nu werd ook actief moeite gedaan om de waarheid aan de rest van de wereld te verkondigen. Goedschiks of kwaadschiks, soms met zachte overreding, maar soms ook met harde dwang. Proseliterende religies (islam & christendom) zijn een hindernis voor integratie, precies omdat ze het als een geloofsplicht zien om zich daar actief tegen te verzetten, en om de richting van integratie om te draaien. Dat verklaart precies hun overweldigende succes in de wereldgeschiedenis.

Maar dat was toen. Door de globalisering en de moderne communicatietechnologie is er veel meer onderling contact tussen religies en culturen, veel meer wederzijdse beïnvloeding. Door de opkomst van verlichting, met haar waarden van vrij en kritisch onderzoek, worden religies vandaag blootgesteld aan gevaren die ze eerder in hun geschiedenis niet kenden. Mythes botsen met wetenschappelijke kennis, traditionele praktijken worden in vraag gesteld. In steeds meer landen genieten mensen de vrijheid, verankerd in wetten en grondrechten, om van godsdienst te veranderen, om kennis te nemen van andere religies en culturen, om de religieuze illusies door te prikken, genadeloos te bekritiseren of  te bespotten. Religie wordt bedreigd.

Dan kunnen er grosso modo twee dingen gebeuren: ofwel verslapt de greep van religie op onze menselijke geest, verwatert de groepscohesie, worden rituelen en gebruiken steeds minder nageleefd, en verdampt het geloof in doctrines. Scherpe randjes werden afgevijld, verwerpelijke praktijken afgeschaft, bizarre doctrines met de stille trom afgevoerd. Religies matigen ook hun ambities. Gelovigen aanvaarden de scheiding tussen kerk en staat en het primaat van de seculiere rechtsorde boven religieuze bepalingen. Zij maken goddelijke wetten ondergeschikt aan menselijke wetten. Ze proberen hun geloof niet langer aan de rest van de wereld op te dringen, Zij treden in contact met mensen van andere gezindten. In onze contreien werden vele religies de laatste eeuwen gelouterd door de waarden van humanisme en verlichting. Sociologisch onderzoek laat zien dat dit proces steeds verder schrijdt. Na enkele generaties is de macht van God zodanig afgekalfd dat hij slechts een schim is van wat hij ooit was. Liberaal geloof lijkt een tussenstation op de spoorweg van de secularisering. Mensen verliezen ofwel hun geloof, of ze behouden enkel nog de rituelen en symbolen, ontdaan van elke doctrinaire lading. Zij die gelovig blijven, keren de religieuze instituties de rug toe en belijden een private vorm van spiritualiteit.

Maar er is een andere, tegenovergestelde mogelijkheid. In confrontatie met de bedreigingen van de moderne cultuur, gaan sommige religies verkrampen en op zichzelf terugplooien. De aloude mechanismen om de groepscohesie te bevorderen, worden met alle macht ingezet om aan de verlokkingen van de moderne wereld – consumptie, vrijheid, aardse geneugten – te weerstaan, en zich terug te trekken in hun eeuwige waarheden. De goden die nog springlevend zijn, weren zich als duivels in een wijwatervat. De heropleving van religie waarover soms wordt gesproken, betreft vooral deze hardnekkige, assertieve en radicale vormen, die zich niet zomaar door de moderniteit laten temmen, die nog niets aan kracht hebben ingeboet, of zelfs sterker zijn geworden door de uitdagingen van de moderniteit. Precies die religies boeken cultureel succes en zijn een struikelblok voor de integratie, en dan bedoel ik: integratie in ons moderne, seculiere, liberale, democratische bestel. Nu wil ik graag enkele voorbeelden geven van hoe religie de integratie belemmert. In de eerste plaats zal ik het over de islam hebben, omdat deze godsdienst voor de grootste spanningen zorgt in onze multiculturele samenleving. Tot op zekere hoogte zijn deze bedenkingen echter ook van toepassing op het christendom, dat, hoewel deels gelouterd door de verlichting, ook strekkingen kent die zich terugtrekken in fundamentalisme.
     
** Banvloeken over homoseksualiteit. De Abrahamse religies hebben van oudsher een obsessie met wat we uitspoken in onze slaapkamer De seksuele normen die beleden worden door de islam, christendom en jodendom zijn heteroseksueel. In heilige teksten wordt homoseksualiteit in de strengste termen veroordeeld als een vreselijke zonde, en vaak met de dood bestraft. De meeste vormen van het christendom zijn ondertussen “geïntegreerd” in de moderniteit, en hebben hun banvloeken over homoseksualiteit enigszins afgezwakt. Ze vinden het nog steeds zondig, maar ze vinden niet langer dat het moet bestraft worden. Of ze vinden de daad wel zondig, maar hebben begrip voor de zondaar. In vele strekkingen binnen de islam is deze integratie nog ver te zoeken. Onderzoek van socioloog Mark Elchardus wijst uit dat een kwart van de moslimjongeren in Gent en Antwerpen geweld tegen homo’s gerechtvaardigd vindt, drie keer zoveel als bij Vlaamse scholieren. Een enquête bij 500 moslimjongeren uit het Verenigd Koninkrijk wijst uit dat niemand (!) homoseksualiteit ‘moreel aanvaardbaar’ acht, en dat 61 procent die geaardheid terug buiten de wet wil stellen. 55 procent van de West-Europese moslims wil geen homo’s als vriend. Wie ontkent dat de islam een voedingsbodem biedt voor homofobie, en een struikelblok vormt voor integratie, is ziende blind.

– *  Interreligieuze huwelijken. Het taboe binnen de islam over huwelijken tussen een moslima en iemand van buiten de geloofsgemeenschap. Dit is een heel concreet struikelblok voor integratie. Huwelijken tussen moslimmannen en vrouwen buiten de geloofsgemeenschap komen vrij regelmatig voor, maar het omgekeerde is veel minder gebruikelijk. Opnieuw heeft deze bepaling een religieuze motivatie. Volgens de Koran mogen mannen met  christelijke of joodse vrouwen trouwen, maar moslima’s nooit met een niet-islamitische man (Soera 60:10). Als gemeenschapen naast elkaar blijven leven, dan is er van diepgaande integratie geen sprake.

  * Religie voedt vijandsdenken. Zowel in het christendom als de islam zien we dat religieuze groepen zichzelf zien als een belaagde en onderdrukte minderheid, zelfs als ze macht verwierven. Christenen in de V.S. verbeelden zich dat er een “War on Christmas” voltrekt, moslims verbeelden zich dat de Europese beschaving erop uit is om de islam te vernietigen, dat moslims overal als minderwaardig worden beschouwd, dat ze worden gediscrimineerd en uitgesloten. Dat gevoel van frustratie en achtervolgingswaan wordt door jihadistische groeperingen gebruikt als rekruteringsmiddel. Maar het vijandbeeld en wij/zij denken beperkt zich niet tot ISIS en Al Qaeda. De Koran waarschuwt uitentreuren voor de vijanden van de islam, voor de hypocrieten die haar van binnenuit willen ondergraven, en ze maant moslims aan om geen vriendschappen te sluiten met joden en christenen. Ongelovigen, dat spreekt voor zich, zijn helemaal des duivels. Meer dan 50% van de moslims die in Europa leeft, volgens onderzoek van Ruud Koopmans, denkt dat het Westen de islam wil vernietigen. Maatregelen als een verbod op religieuze symbolen, achter het loket of op de schoolbanken, worden door veel moslims gezien als een doelbewuste strategie om de islam klein te krijgen. Wie zich verbeeldt dat zo’n denkbeelden geen struikelblok vormen voor integratie, is ziende blind.

     * De ideologische verwantschap met radicalisme (jihadisme). De islam kampt vandaag met een belabberde reputatie, door de onophoudelijke stroom van islamitische terreuraanslagen wereldwijd, en ook door de sympathie die ook sommige moslims vandaag ook in Europa voor jihadisme voelen. De meerderheid van moslims treft daar geen schuld aan, maar zowel gematigden als radicalen beroepen zich op dezelfde heilige teksten en hanteren gelijkaardige symbolen. Dat zoiets roet zou strooien in het multiculturele sprookje, stond in de sterren geschreven. Expliciete afkeuringen door religieuze leiders zijn broodnodig (en gebeuren gelukkig) maar gematigde moslims moeten ook in het reine komen met de diepe religieuze wortels van het islamterrorisme. De ogen sluiten en het mantra blijven herhalen dat dit “niets met de islam te maken heeft”, helpt ons geen meter vooruit.

Ik zou deze opsomming nog kunnen verderzetten, maar ik had beloofd om ook iets te zeggen over de toevallige, historisch contingente omstandigheden waardoor religie vandaag een hindernis vormt voor de integratie. De reden daarvoor is de toevallige associatie tussen religie en etnische achtergrond, die een speling is van geografische verspreiding en historische ontwikkeling van religies. Religieus fundamentalisme vinden we in elke religie, maar vandaag bezorgt de islam ons het meest kopzorgen. Een aanzienlijk deel van de nieuwkomers in onze samenleving isislamitisch, en de meeste moslims hebben nu eenmaal een donkerder huidskleur. Die toevallige associatie vertroebelt het integratiedebat. Aan de ene kant wordt kritiek op de uitwassen van de islam beschimpt als “racisme” of “xenofobie”, omdat ze onbedoeld een etnische of culturele minderheid viseert. Dat heb ik zelf al meermaals aan de lijve mogen ondervinden. Door een misplaatst “respect” dat de multiculturele ideologie belijdt ten opzichte van religies, in het bijzonder vreemde religies van mensen met een andere huidskleur, worden allerlei wantoestanden vergoelijkt. Fundamentalisten gebruiken onze heilige schrik voor racisme als een schild om hun ideologie straffeloos te propageren. 

Aan de andere kant moeten we ook erkennen dat echte racisten zich achter Verlichtingswaarden en religiekritiek verschuilen, om zichzelf meer salonfähig te maken. Dat gebeurt in Vlaanderen met name bij het Vlaams Belang. Doordat de kritiek op islam lang een braakliggend terrein was, waar andere politieke partijen zich zo ver mogelijk van wilden houden, heeft het Vlaams Belang dat terrein lange tijd opgeëist en naar zich toegetrokken. Progressieve stemmen, op enkele moedige uitzonderingen na, deinsden er lang voor terug om een vreemde godsdienst aan te pakken, zoals ze dat destijds met het christendom deden, uit angst om in de verdomhoek van het racisme geduwd te worden. Die dynamiek is zelfvervullend: ten langen leste wordt de kritiek op “vreemde” culturen en religies overgelaten aan hen die religiekritiek als dekmantel gebruiken om hun vreemdelingenhaat de vrije loop te laten.

En er zijn nog meer stoorzenders. Door de waargenomen associatie tussen fundamentalisme, islam en etnische achtergrond, komen sommigen inderdaad in de verleiding om racistische denkbeelden te ontwikkelen. Maar dat slaat nergens op. Religies zijn geen rassen en hebben geen huidskleur. Iedereen kan verwerpelijke denkbeelden aanhangen, ongeacht zijn etnische achtergrond. Als de blanke bekeerlingen die naar Syrië zijn gaan strijden één onwillekeurige verdienste hebben, is het dat ze aantonen dat de legitieme kritiek op de fundamentalistische islam niets met huidskleur te maken heeft. Het islamitisch jihadisme is een toxische ideologie, ongeacht wie haar aanhangt. Niettemin blijft de associatie in vele geesten huizen. Niet alleen worden gematigde moslims vandaag, zeker na de gruwelijke aanslagen in Parijs, met argusogen bekeken, maar mensen met een donkere huidskleur kampen met dezelfde vooroordelen over die religie die met hun huidskleur geassocieerd wordt, zelfs als ze niet tot die religie behoren. Op die manier kan religieus fundamentalisme dus zelfs racistische denkbeelden in de hand werken of versterken.

Religie is zeker niet de bron van alle kwaad, maar het zaait wel verdeeldheid. wederzijds wantrouwen en wij/zij denken. De meest succesvolle goden, op cultureel vlak, zijn de goden die geen compromissen sluiten, die hun gelovigen strak in het gelid houden, die een strakke scheiding tussen de ingroup en outgroup afdwingen, en die weerbaar zijn tegen invloeden van buitenaf. Dat zijn steeds meer de goden waarmee we vandaag moeten afrekenen. De anderen kwijnen weg of zijn al dood. Religie vormt dus inderdaad een stevig struikelblok voor integratie.