Toondoof voor geloof

In een parabel uit de Joods-Chassidische traditie wandelt een man ’s avonds door het woud, tot hij bij een huis komt waar binnen licht brandt. Door het raam ziet hij hoe mensen op en neer springen en wild met hun armen zwaaien. Wat erg, denkt de man: de arme drommels hebben vast een zenuwziekte, of zijn waanzinnig geworden. Maar de man hoort niet dat binnen muziek speelt. De mensen dansen voor een bruiloft. Als je de tonen van het geloof niet hoort, zo luidt de moraal van het verhaal, dan denk je dat de dansers niet goed bij hun hoofd zijn.
In onze seculiere westerse samenleving, waar God steeds verder op de achtergrond verdwijnt, zijn we vervreemd geraakt van religie en ingedommeld voor de gevaren van blind geloof. De oceaan van geloof, in de woorden van de dichter Matthew Arnold, klinkt als een “melancholisch, langgerekt en terugtrekkend gebulder”. Friedrich Nietzsche hoorde in de verte het geraas van de goddelijke grafdelvers. Religie lijkt een verre echo van lang vervlogen klanken.
Tot ze plots oorverdovend klinkt als het geluid van machinegeweren en ontploffende bomgordels, in de stad waar ooit de beroemde atheïstische salons van de radicale Verlichting plaatsvonden. Want dat is wat de gruwelijke aanslagen in Parijs waren: opgedragen aan een opperwezen, ter meerdere eer en glorie van zijn naam, als bestraffing voor onze aardse geneugten en liederlijkheid, en onze weerstand tegen zijn goddelijke kalifaat. De religieuze motivatie van IS en de talloze aanverwante groeperingen is kraakhelder voor wie zich enige moeite getroost om naar de klanken te luisteren. Godverlaten westerlingen echter, voor wie de naam van de Heere vooral nostalgische en suikerzoete herinneringen oproept, hebben bijzonder veel moeite om zich in de denkwereld van religieuze fanatici te verplaatsen.
Religie, in de ogen van deze lieden, is hoogstens een voorwendsel voor geweld, een dekmantel om de werkelijke motieven te verhullen, of een handig instrument dat booswichten gebruiken om simpele zieltjes te ronselen. De bizarre hersenspinsels waarover jihadisten praten – zoals de lusthof met 72 rondborstige maagden per martelaar en de sloten wijn waarvan je geen kater krijgt – klinken zodanig puberaal dat we ze nauwelijks ernstig kunnen nemen. We geloven niet dat iemand zulks echt kan geloven. Dat onvermogen om religieuze drijfveren te erkennen, delen deze goddeloze westerlingen, ironisch genoeg, ook met veel gematigde gelovigen. Die laatsten zien religie als intrinsiek vreedzaam en goed, en kunnen daarom het potentieel voor haat en geweld in hun eigen heilige teksten niet onder ogen zien, zonder heftige cognitieve dissonantie te ervaren.
In de plaats daarvan proberen deze twee groepen krampachtig een of andere grief of verzuchting te vinden bij de terroristen, herkenbaar vanuit hun eigen geseculariseerde denkkader, die enigszins in verhouding staat tot hun barbaarse daden. Erg populair, ondanks herhaaldelijke weerleggingen, blijven verklaringen als socio-economische achterstelling, jeugdproblemen, werkloosheid, discriminatie en racisme. Of circulaire non-verklaringen als “hersenspoeling” (maar wie spoelde de hersenen van de hersenspoelers?). Of de ultieme stoplap, waarop de man uit de parabel zich beriep: ze zijn gewoon krankjorum, meneer.
Na het doodsvonnis voor Salman Rushdie, of de aanslagen op Charlie Hebdo, waren er westerse zelfkastijders die begrip trachtten op te brengen voor de gekwetste gevoelens van de daders. Die pleitten voor wederzijds respect voor elkaars heilige symbolen. Die desnoods bereid waren om de vermoorde tekenaars – vaak hun eigen politieke bondgenoten ter linkerflank – postuum als een xenofoob zootje te belasteren, dat de aanslagen zelf had uitgelokt door voortdurend een onderdrukte religieuze minderheid te bespuwen en beschimpen. Als we maar ophielden met schunnige prentjes van de profeet te maken, zo klonk het, dan zouden de gemoederen wel bedaren. Ook vandaag blijven er lieden, verbijsterend genoeg, die denken dat IS ons met rust zal laten als we ons maar terugtrekken uit Syrië en Irak. Die niets begrijpen van het inherent expansionisme en de apocalyptische visioenen van de jihadistische ideologie. Die niet willen inzien dat een rechtmatige kalief de religieuze plicht heeft om zelfs het Saoedisch-Wahhabistische Koningshuis omver te werpen, en alle andere ‘afvallige’ moslims te vermoorden.
In mijn boek lllusies voor gevorderden. Waarom waarheid altijd beter is, betoog ik dat illusies zelden onschuldig zijn, en vaak tot onzachte aanvaringen met de werkelijkheid kunnen leiden. De misvattingen van seculiere westerlingen en liberale apologeten over religieus terrorisme benoem ik daar als ‘illusies over illusies’. Het zijn meta-illusies, niet over de wereld zelf, maar over de illusies waardoor anderenbevangen zijn. De waarheid is dat de fanatici van IS in een parallel universum leven, waarin de schepper van hemel en aarde hen heeft opgedragen om een kalifaat te stichten, de sharia te implementeren en de hele wereld gewapenderhand te veroveren, in afwachting (en ter bespoediging) van het eindspel.
Alle gebeurtenissen op het wereldtoneel, zowel de aanslagen in Parijs als onze reactie daarop, zien zij door de lens van hun apocalyptische visioenen, met aan de ene kant de ware gelovigen die voor kalifaat en paradijs strijden, en aan de andere kant de verzamelde kruisvaarders, kafiers, hypocrieten, afvalligen en ketters. Naar die finale showdown, met de Messias (Mehdi) en de Satan (Dajjal) in de hoofdrol, en ook een cameo voor een zekere Jezus (Jesjoea), kijken ze reikhalzend uit. Niet toevallig is het officiële glossy van IS genoemd naar Dabiq, de plaats waar we goddelijke stoottroepen de “legers van Rome” finaal in de pan zullen hakken.
De terroristen van IS zijn gek noch gehersenspoeld. Ze zijn gewoon bevangen door een aantal gevaarlijke illusies over de bovenmaanse wereld, die diep geworteld zijn in de Koran en de islamitische traditie. Zolang we denken dat IS wereldse belangen nastreeft, dat ze onderhandelbare eisen stelt, dat ze onze militaire interventies wil afschrikken in plaats van aanmoedigen, dat ze vrede zal nemen met het lapje grond dat ze in het tweestromenland heeft veroverd, of dat ze niets met de islam te maken heeft omdat de meeste van hun slachtoffers moslims zijn, leven we zelf in een waanwereld. Dan blijven we toondoof voor de danse macabre van het religieus fanatisme.
(Verscheen onder de titel “Hoor dan toch de dodendans” in Trouw, 21/11/2015)