Ariane Bazan beweert dat een ruzie over olijven feitelijk een ruzie over seks is, omdat de uitroep ‘oh, lijf!’ in het woord ‘olijven’ zit vervat (DS 19 januari). Een typisch voorbeeld van psychoanalytische interpretatie, waarin een oppervlakkige klacht of uitspraak een dieper onbewust probleem verhult, verbonden via directe of indirecte associaties. Met name lacaniaanse psychoanalytici zijn dol op zulke woordspelletjes: een Franse student heeft examenstress (‘peur des examens’), maar de analyticus ontmaskert dat als verhulde masturbatiedrift (sexe-à-main). Een jongen is bang voor een operatie aan zijn amandelen, maar de analyticus weet beter: de amandelen staan voor ‘man-delen’, verdrongen castratieangst. Bazan geeft nog het voorbeeld van een man die een ritueel uitvoert met het oortje van een koffiekop, veroorzaakt door een traumatische jeugdervaring met een narcosemasker rond zijn ‘kop’ en ‘oren’. Zo kunnen we er nog wel uit onze duim zuigen (zuigen! duim!). Alle freudiaanse creativiteit ten spijt, werkt het brein hoegenaamd niet zo.
Onze hersenen verwerken heel veel informatie zonder dat we ons daar bewust van zijn. Dat kun je vergelijken met routinematige taken, van de controle van onze ademhaling tot wandelen of autorijden. Maar dat is iets heel anders dan het psychoanalytische onbewuste. Meer dan honderd jaar neurowetenschappelijk onderzoek vond geen enkel bewijs voor een on(der)bewustzijn waar verdrongen verlangens of traumatische herinneringen opgeslagen zijn.
Een klassiek voorbeeld van onbewuste verwerking is semantische priming. In een invloedrijke studie uit 1971 rapporteerden de Amerikaanse onderzoekers David Meyer en Roger Schvaneveldt hoe woorden die qua betekenis aan elkaar gerelateerd waren, sneller verwerkt werden dan niet gerelateerde woorden. Het woord ‘doctor’ werd sneller verwerkt wanneer voorafgegaan door ‘nurse’ (verpleger) dan door ‘bread’. Tegenwoordig weten we dat onze kennis is opgeslagen in een complex netwerk, een soort visnet waarin iedere knoop een begrip voorstelt en de draden de associaties ertussen. Wanneer we het woord ‘verpleger’ aanbieden, zal de activatie van die knoop automatisch uitspreiden naar nabijgelegen knopen.
Hoewel het psychoanalytische onbewuste niet bestaat, schrijft Bazan dat het ‘gestructureerd is als een taal’. Daar zou ze experimenteel bewijs voor hebben. Proefpersonen krijgen twee afbeeldingen te zien, gevolgd door een woord, waarvan ze de eerste zes associaties moeten noemen. In het voorbeeld gaat het om afbeeldingen van een mat en een roos plus het woord ‘schip’. Proefpersonen die de combinatie zagen, noemen significant vaker het woord ‘matroos’ dan de controlegroep. Conclusie: het onbewuste lost rebussen op. Freud had gelijk.
Het resultaat is nochtans weinig bijzonder en toont net de zwakte aan van de psychoanalytische ‘redenering’. Stel je voor dat je een proefpersoon bent in dit experiment. Je krijgt vier seconden lang twee afbeeldingen te zien waarvan de proefleider aangeeft dat ze eigenlijk irrelevant zijn. Vier seconden is hier bijzonder lang. Bovendien is iedereen vertrouwd met de traditie van een rebus, waarin je plaatjes naast elkaar ziet die samen letters en woorden vormen. Er is een aanzienlijke kans dat de eenvoudige blootstelling aan de twee knopen ‘mat’ en ‘roos’, in het netwerk van ons geheugen de touwtjes richting ‘matroos’ aanspant. Dat is een leuk gegeven, maar ook niet meer dan dat. Het illustreert hoogstens het associatieve karakter van ons geheugen, maar het biedt geen evidentie voor het psychoanalytische onbewuste, laat staan voor de talige structuur ervan. Er is ook niets seksueels of schokkend aan matten, rozen of matrozen, waardoor geen sprake kan zijn van verdringing, nochtans essentieel voor het freudiaanse onbewuste.
Maar als het woord ‘verpleger’ de verwerking van ‘dokter’ kan beïnvloeden, is het dan niet mogelijk dat de onbewuste blootstelling aan een narcosemasker een associatie kan vormen met het oortje van een koffiekop? In de periode tussen ruwweg 1995 en 2010 is daarover veel onderzoek uitgevoerd. De resultaten leken eerst opzienbarend. Proefpersonen die werden blootgesteld aan woorden zoals ‘Florida’ en ‘kunstgebit’, zouden na afloop van het experiment langzamer wandelen, vanwege de associatie met ouderdom. Later kon men dat en veel andere resultaten rond ‘priming’ niet repliceren. De associaties die we onbewust vormen, hebben een zeer beperkte invloed. Aan ouderen denken beïnvloedt ons wandeltempo niet. Wat we helemaal naar het rijk der fabels mogen verwijzen, is de uitleg van Bazan over het ‘talige onbewuste’.
Durk Talsma (Hoofddocent Cognitieve Psychologie UGent), Johan Braeckman (Hoogleraar Wijsbegeerte UGent), Maarten Boudry (Wetenschapsfilosoof UGent), Filip Buekens (hoogleraar filosofie, KU Leuven).
(De Standaard, 26 januari 2023)