Energie uit zon en wind wordt almaar goedkoper, wat fantastisch nieuws is. Maar toch dreigt een systeem met 100 procent hernieuwbare energie een erg dure grap te worden, voor zover überhaupt haalbaar. Een paradox? Niet echt. Zonlicht en windkracht zijn grillig, vaak onbeschikbaar, en diffuus verspreid. Hoe groter hun aandeel in je energiemix, hoe hoger de integratiekosten om die grilligheid op te vangen. Dat geldt zeker voor een dichtbevolkt land als België.
Steeds meer studies wijzen daarom uit dat je minstens een aandeel ‘stabiele’ stroom nodig hebt, beschikbaar bij weer en wind. Heb je zo’n energiebron in de mix, dan kan je het prijskaartje van de energietransitie sterk verminderen, volgens sommige studies zelfs halveren. In zijn jongste studie over koolstofneutraliteit in 2050 ziet ook EnergyVille een belangrijke rol voor kernenergie. In het meest kostenoptimale model wordt 18,4% van de elektriciteit in 2050 opgewekt door kernenergie (in absolute cijfers is dat méér dan onze centrales vandaag opwekken), naast vooral veel offshore wind (zeven keer zoveel capaciteit als vandaag). De beschikbaarheid van kernreactoren verlaagt de nood aan batterijparken, vraagsturing en import.
Enige euvel: de Belgische wet verhindert dat zo’n scenario ooit werkelijkheid wordt. Vanaf 2025 is elke vorm van nucleaire stroomopwekking – ongeacht het reactortype of de brandstofcyclus – verboden. Een schril contrast met die windparken op zee, waarbij zowat alle politieke neuzen in dezelfde richting wijzen en waarnaar de subsidies rijkelijk vloeien.
Ruim twee jaar geleden riepen wij op (samen met 15.000 anderen) om de kernuitstap dringend te schrappen en bestaande centrales te verlengen. Tot 2019 was uitbater Engie daar ook vragende partij voor. Die oproep vond helaas geen gehoor, waardoor de federale overheid nu bij Engie moet smeken om in allerijl twee reactoren voor tien jaar te verlengen. Dat is rijkelijk laat, en allesbehalve een toonbeeld van goed bestuur. Elk piste die nog overblijft (kerncentrales of nieuwe gascentrales), is nu onzeker en duur. De regering staat met de rug tegen de muur, na een bochtenparcours vol onzekerheden, en Engie is demandeur de rien. Zelfs als Vivaldi deze bescheiden verlenging uit de brand sleept – met nog steeds een onoverbrugbare kloof van één of twee winters – volstaat dat bijlange niet voor de toekomst. In alle scenario’s van zowel het Internationaal Energieagentschap als ons nationaal expertisebureau EnergyVille zal onze elektriciteitsvraag minstens verdubbelen tegen 2050.
Als we die toekomst willen waarmaken, moeten we dus dringend werken aan een nieuwe lichting kerncentrales, zoals onze onze noorderburen momenteel doen. Daarover is een breed debat nodig: waar bouwen we ze? Hoeveel stuks? Van welk type? En wie betaalt? Eén van ons opperde de AP600 van Westinghouse als een beproefd en aantrekkelijk model, klaar voor de toekomst en met een vermogen geschikt voor België. Dat voorstel viel ook op een koude steen, en geen wonder: zolang de wet uit 2003 in voege is, blijft elk voorstel voor nieuwe reactoren academische luchtfietserij. Geen enkele betrokken partij – potentiële uitbater, leverancier, veiligheidsautoriteit – heeft interesse in een discussie die tot nader order zonder voorwerp blijft, omdat de wet ze bij voorbaat uitsluit.
Sommigen willen de zaak omdraaien: werk eerst je fraaie plannen uit voor nieuwe reactoren, dan zien we wel of we de wet afschaffen. Maar die redenering spant de kar voor het paard. Een wet die het doodvonnis velt over een technologie, creëert haar eigen werkelijkheid. Het wordt een zelfvervullende voorspelling. De industrie trekt geen nieuwe mensen aan, de opleidingen in reactortechniek lopen leeg, de beschikbare ingenieurs bereiden zich voor om van sector te veranderen of andere oorden op te zoeken. We verbieden toch ook geen nieuwe batterijen of warmtepompen tot iemand ze spontaan gaat ontwikkelen?
Lange tijd zag bijna de hele westerse wereld kernenergie als een technologie van het verleden: onnodig, gevaarlijk, duur. Onder druk van groene partijen en de milieubeweging, voor wie anti-nuclearisme een raison d’être is, werd atoomstroom overal teruggedrongen. Oostenrijk stemde een wet op de kernuitstap in 1978, Nederland in 1994. Italië sloot haar laatste centrale in 1990 na een referendum. Duitsland besliste zijn Atomausstieg in 2000. De kernsmelting in Fukushima bracht die plannen nog in een stroomversnelling, hoewel bij deze ‘ramp’ welgeteld nul doden vielen en de massale evacuaties onnodig waren. Zelfs het nucleaire Frankrijk, dat de schoonste stroom van West-Europa opwekt, wilde onder president Hollande het aandeel van kernenergie terugbrengen tot 50%, opnieuw als zoenoffer voor antinucleaire groenen. De industrie zelf draaide uiteindelijk de knop om en verlegde haar focus naar uitfasering en ontmanteling. Dat verklaart deels waarom de kerncentrale die Finland in maart 2022 opstartte in Olkiluoto – de eerste sinds 15 jaar in gans Europa – zoveel vertraging opliep en budgetten overschreed, net zoals die in Flamanville en Hinkley Point. Wie decennia lang niks bouwt en geen toekomst ziet, verspeelt zijn technische knowhow. Landen als Zuid-Korea, Rusland, China en India bouwen wél nog volop reactoren. Dat kunnen wij ook opnieuw, als het ons menens is.
Hoe keren we het tij? Als ecomodernisten krijgen wij vaak de kritiek dat we een blind vertrouwen hebben dat ‘technologie ons zal redden’. Maar technologie komt niet zomaar uit de lucht gevallen. We moeten er actief op inzetten. Als België opnieuw de toekomst opengooit voor kernenergie en op zoek gaat naar geïnteresseerde spelers, dan zet ze een dynamiek op gang richting een scenario zoals dat waar EnergyVille op uitkwam. Ons land moet de wet op de kernuitstap integraal vernietigen. Bedenk dat kernenergie door haar intrinsieke fysische voordelen (extreme energiedichtheid en de mogelijkheid tot hoge temperaturen) ook erg beloftevol is voor industriële toepassingen die moeilijk decarboniseerbaar maar onmisbaar zijn, zoals proceswarmte en waterstofproductie. Zonder lokaal beschikbare waterstof dreigt onze industrie naar het buitenland te trekken. Als we onze nucleaire industrie behouden en uitbreiden, ligt ook de weg naar die toekomstige toepassingen open. Als we die bus missen, halen we onze achterstand nooit meer in.
Dat is het enige échte belang van de verlenging van 2 gigawatt, waarover de overheid met Engie onderhandelt: ze laat een smalle brug naar een nucleaire toekomst open. Nieuwe reactoren bouwen is veel makkelijker als je operationele ervaring ter beschikking hebt: ingenieurs met kennis van zaken die hier een toekomst zien en geen andere oorden opzoeken.
Al 20 jaar is de wet op de kernuitstap een molensteen voor de meest beloftevolle technologie in de strijd tegen de klimaatverandering. Het is dringend tijd om die zelfvervullende voorspelling in positieve zin om te buigen. Als we écht weer kernenergie willen, en we scheppen er een aantrekkelijk wettelijk en regulatief kader rond, dan zál die kernenergie ook komen, net zoals met zonne- en windenergie gebeurde. Aan ons de keuze.
(Samen geschreven met Matthias Vanderhaegen, professor nucleaire energietechniek aan de UGent. Een ingekorte versie van dit stuk verscheen in De Tijd, 5 januari 2023.)