“Goed poeder hé!” (over olifantenpoeder)

  • Blog

Deze week schreef coronascepticus Michael Verstraeten van Viruswaanzin in een open brief aan zijn medestrijder Willem Engel, in een opwelling van zelfverheerlijking: “Hadden wij niet in alle landen van de wereld een protest opgezet, dan zaten we nu misschien nog in lockdown. Zoals in China”. Hoe ironisch. Na twee jaar lang bij elke coronamaatregel naar de grap van het olifantenpoeder te verwijzen (“Goed poeder hé!), komen de coronasceptici met een prachtig voorbeeld van échte tegenfeitelijke nonsens. Die lockdowns zijn verdwenen zodra de epidemiologische noodzaak ertoe wegviel (soms zelf iets eerder), daar hadden coronasceptici als Verstraeten en Engel helemaal niets mee te maken. Het is volkomen absurd om te denken dat we zonder Viruswaanzin nog steeds in lockdown zouden zitten. Maar hoe zat het ook alweer met dat olifantenpoeder? En waarom weten we van lockdowns en andere maatregelen dat ze wél een effect hadden? Hieronder het lemma daarover uit ons boek Eerste hulp bij pandemie. Van Achterafklap tot Zwarte Zwaan

Olifantenpoeder 

Een mythisch poeder dat olifanten verjaagt, vooral op plekken waar er geen rondlopen. Bekende grap in het oeuvre van de Vlaamse komiek Urbanus, al is hij niet de bedenker ervan.

De favoriete grap van coronasceptici en lockdown-critici aller landen, die menigmaal de revue passeerde op sociale media, gaat als volgt: ‘Een boer strooit geel poeder over zijn veld. Een man die voorbij komt vraagt: “Zeg boer, waar dient dat poeder voor?” Boer: “Tegen olifanten!” Man: “Maar hier zitten toch helemaal geen olifanten?” Boer: “Goed poeder, hè!”’

Een toepasselijke grap, vinden de coronasceptici, want politici die voor lockdowns kiezen en dan opgelucht ademhalen als de besmettingen dalen, redeneren volgens hen precies als die boer met zijn anti-olifantenpoeder. De sceptici zijn ervan overtuigd: de curves zouden sowieso gedaald zijn, met of zonder lockdown of andere maatregelen. Een filosofisch onderlegde scepticus zal eraan toevoegen dat de hypothese dat lockdowns echt effect hebben niet ‘falsifieerbaar’ is, net zoals de hypothese over het olifantenpoeder. Er is namelijk geen enkele manier om te bewijzen dat de daling in besmettingen échtaan de lockdown lag of de afwezigheid van olifanten échtaan dat poeder. En als een hypothese niet falsifieerbaar is, zo wist de filosoof Karl Popper al bijna een eeuw geleden, dan kan ze niet wetenschappelijk zijn.

Maar de sceptici vergissen zich, want die manieren zijn er wél. Laten we de olifantenmetafoor even volhouden: we kunnen poeder strooien op bepaalde willekeurige plekken en op andere niet, en dan nagaan waar er meer olifanten rondlopen. We kunnen een kudde olifanten opzoeken en met poeder bestrooien, om te zien of ze luid trompetterend wegvluchten. We kunnen akkers vergelijken van boeren die eerder of later met poeder hebben gestrooid, en dan kijken welke boer meer last heeft van olifanten.

Precies op die onrechtstreekse manieren kunnen we ook het effect van lockdowns onderzoeken. Een mooie casus is bijvoorbeeld het verschil tussen de Italiaanse provincies Bergamo en Lodi. Aanvankelijk zaten zij in februari ongeveer op dezelfde besmettingscurve, maar het begin van hun lockdown lag twee weken uit elkaar. Lodi ging op 23 februari al voor de bijl, terwijl Bergamo pas op 8 maart op slot ging. Hun curves gingen daarna op dramatische wijze uiteen, zoals u ziet in de grafiek.

Een andere manier om ‘olifantenpoeder’ te testen is kijken wanneer de curves op verschillende plekken fors beginnen te dalen. Dan blijkt telkens: dat is ongeveer veertien dagen na het begin van de lockdown, precies zoals de modellen voorspellen. Dankzij die modellen weten we dus ook dat lockdowns vele levens hebben gered. Indien we in maart nog later hadden ingegrepen of helemaal geen lockdown hadden ingevoerd, dan konden er makkelijk vijf keer zoveel doden gevallen zijn: in België zou het dan om vijftigduizend doden gaan.

Dat wil niet zeggen dat de pointe van de grap over het olifantenpoeder nergens op slaat. Er zijn wel degelijk situaties waarin mensen de denkfout van die bijgelovige boer begaan. Neem de beroemde millenniumbug (ook wel bekend als Y2K). Voor de jonge lezers die het nu horen donderen in Keulen: in de jaren negentig van de vorige eeuw waarschuwden sommige IT-specialisten en computernerds voor wat er op 1 januari 2000 met onze computers zou gebeuren. Vele computerprogramma’s hielden het jaartal bij met slechts de laatste twee cijfers (99 in plaats van 1999, dus). Als het nieuwe millennium zou aanbreken, zouden al die tellers op ‘00’ komen te staan. De computer zou daardoor ‘denken’ dat hij honderd jaar werd terug geslingerd in de tijd, of hij zou als een gek aan het rekenen slaan met foute jaartallen. Doemprofeten voorspelden het ergste: satellieten die op hol slaan! Liften die massaal blokkeren! Neerstortende vliegtuigen! Een abusievelijke kernoorlog!

Om een idee te geven hoe ernstig zelfs onze beleidsmakers tot op het laatst de bedreiging namen: zowel in België als Nederland was er een crisiscentrum op het Ministerie van Binnenlandse zaken, dat de zaken nauwlettend in de gaten hield.. Het centrum stond in contact met buitenlandse waarnemers en met de Verenigde Naties, voor het geval er onheilsberichten uit het oosten zouden doorkomen, waar het nieuwe millennium al enkele uren eerder begon.

En toen… gebeurde er helemaal niets. De jaarwisseling verliep even rimpelloos als andere jaarwisselingen, en als er ergens een paar computers rekenfouten maakten, heeft dat zeker niet tot neerstortende vliegtuigen en andere rampspoed geleid. ‘Maar natuurlijk,’ zeiden de doemprofeten nadien, ‘dat was dankzij onze waarschuwingen en onze noeste arbeid!’ Mja. Waarom bevond het crisiscentrum zich dan in opperste staat van paraatheid? Kennelijk waren de politici niet gerustgesteld door de computernerds. Het is niet uitgesloten dat preventieve inspanningen fouten en storingen hebben voorkomen, maar anderzijds weten we dat er veel landen, bedrijven en netwerken waren die het er die nacht gewoon op waagden, zonder bescherming tegen de millenniumbug. En die hebben – zonder digitaal olifantenpoeder – ook geen digitale crashes meegemaakt.

Ironisch genoeg maken sommige coronasceptici zelf de denkfout van het olifantenpoeder, maar dan in een andere context. Een wijdverspreide mythe onder zelfverklaarde coronasceptici wil bijvoorbeeld dat vitamine D beschermt tegen COVID, maar dat overheden dat niet willen toegeven. Maar dat klopt niet. Er is geen enkele aanwijzing dat vitaminesupplementen een besmetting met het coronavirus kunnen voorkomen. Mensen die bij de zegeningen van vitamine D zweren, redeneren zoals de boer met zijn olifantenpoeder: ze slikken vitamines, ze krijgen geen COVID, dus ze denken: ‘Nog een geluk dat ik die vitamines heb geslikt!’ Nee, ze hebben gewoon geluk dat ze geluk hadden.

Tot slot nog één misvatting over het olifantenpoeder: de grap wordt vaak aan de Vlaamse komiek Urbanus toegeschreven, maar in werkelijkheid heeft ze een langere baard. In 1988 stond ze al in The New York Times, in een stuk met de titel ‘Elephant Repellent, dus olifantenverjager. Toen ging het niet over virussen en lockdowns, maar over de dreiging van een Derde Wereldoorlog. De ‘olifant’ van dienst was hier een kernoorlog, het ‘poeder’ betrof de kernwapens die ons volgens sommigen juist beschermden tegen een kernoorlog – door de vrees voor wederzijds verzekerde vernietiging.

Ja, dat waren nog eens tijden! (MB)

New York Times, 2 januari 1988