(Hieronder een hoofdstuk uit ons gezamenlijke boek MEER. Hoe overvloed de wereld juist duurzamer en welvarender maakt, samengesteld door Hidde Boersma).
Als kind ging ik van deur tot deur leuren met kalenders ten voordele van Haïti, samen met mijn kleine zusje. Het waren glanzende uitgaves van de oervlaamse uitgeverij Lannoo, met fraaie kleurenfoto’s van arme Haïtianen. De opbrengst van die jaarlijkse actie ging naar het liefdadigheidswerk van de gebroeders Luk en Jozef Lannoo, katholieke missionarissen bij de orde van de Salesianen en zelf telgen uit het Vlaamse drukkersgeslacht. Eén kalender kostte 700 Belgische frank, destijds een aardige duit (ongeveer €20). Bij de meeste van die huisbezoeken kregen we de voordeur in ons gezicht gegooid, zeker als we eenmaal die prijs hadden verklapt. Op een hele namiddag verkochten we er soms slechts een handvol. Maar toch deden we het, want het was voor het goede doel!
Ik herinner me dat ik als kind moeilijk kon begrijpen hoe grote mensen zo harteloos konden zijn. Mijn zusje en ik bedelden tenslotte geld voor het “armste land ter wereld” (we werden sterk aangemoedigd om die zinsnede te gebruiken). Welk onmens kon onvermurwbaar blijven bij zoveel armoede en ellende? Wie werd niet diep beroerd door die grote kinderogen op de voorkaft van onze kalenders? (Om nog te zwijgen van die van mijn zusje en ik).
En toch moet ik toegeven dat, als er vandaag kinderen aan mijn deur aanbelden met zo’n peperdure kalender, ik misschien ook vriendelijk zou bedanken. De armste mensen ter wereld helpen, dat klinkt allemaal goed, maar naar welke projecten gaat de opbrengst van die kalenderverkoop eigenlijk? Weten we wel zeker dat dat geld nuttig wordt besteed, en of een deel niet ergens onderweg blijft plakken? Is de werkzaamheid van die programma’s eigenlijk wel aangetoond, en hoe presteren ze in vergelijking met andere ngo’s in Haïti en daarbuiten? En nu we toch bezig zijn, hoeveel kost het eigenlijk om zo’n glanzende kalender te drukken? Pikt de familie-uitgeverij daar een centje van mee? En wat met de orde van de Salesianen? Gaan die er ook Bijbels mee kopen en zieltjes bekeren, of eens goed mee eten in de dure wijken van Port-au-Prince?
Als je doneert aan een liefdadigheidsorganisatie, weet je meestal heel weinig over wat er met je geld gebeurt en welk effect het bereikt. De meeste ngo’s streven tegenwoordig wel naar meer transparantie over hun fondsen. Zo proberen ze donoren op de hoogte te houden van lopende projecten en van hun jaarlijkse begroting, of doen ze vaker aan fondsenwerving voor één specifiek project in plaats van de hele organisatie. Soms pakken ze ook uit met cijfers die moeten aantonen dat hun ‘overheadkosten’ (werkingsmiddelen) laag liggen, wat betekent dat het grootste deel van de donaties op de juiste plek terechtkomt. Maar zelfs je uitgaat van zeer lage overheadkosten, en als je aanneemt dat alle medewerkers te goeder trouw handelen, dan blijft de belangrijkste vraag onbeantwoord: wat is de effectiviteit van hun werk, in vergelijking met alle andere mogelijke zaken waaraan je geld kan doneren? Als ik mijn voordeur zou dichtgooien, dan zou het daarom zijn. Bij de meeste NGO’s werken mensen vol nobele bedoelingen, maar de werkzaamheid van hun projecten is twijfelachtig. De donoren blijven met een warm gevoel achter, maar komen nooit te weten of hun donaties echt resultaat boekten, of gewoon in een bodemloze put verdwenen.
Effectief Altruïsme
Een relatief jonge denkstroming in de wereld van liefdadigheid, die bekend staat als Effectief Altruïsme, wil daar verandering in brengen. Effectieve Altruïsten zijn wetenschappers, economen, filosofen die wereld willen verbeteren, maar die daarbij zo rationeel mogelijk te werk willen gaan. Hun doelstelling? De beste en effectiefste manieren vinden om goed te doen in de wereld. De boektitels van prominente stemmen binnen het Effectief Altruïsme vatten de boodschap goed samen. De jonge Schotse filosoof William MacAskill, die doceert aan de Universiteit van Oxford, schreef in 2015 het boek Doing Good Better: Effective Altruism and a Radical New Way to Make a Difference. De invloedrijke moraalfilosoof Peter Singer, de peetvader van het Effectief Altruïsme, publiceerde in hetzelfde jaar The Most Good You Can Do, How Effective Altruism Is Changing Ideas About Living Ethically.[1]
Effectieve altruïsten geloven dat goede intenties alleen niet volstaan om de wereld te verbeteren. Nutteloze en inefficiënte liefdadigheidsacties worden vaak opgezet met de beste bedoelingen, en soms ligt de weg naar de hel ermee geplaveid. De bedoeling van liefdadigheid is niet dat je er zelf een warm gevoel aan overhoudt, maar dat je het grootst mogelijke verschil maakt. Daarvoor moet je niet alleen naar je hart luisteren, maar ook je hoofd gebruiken. Hoe gaan ze daarbij te werk? Eerst gaan ze wetenschappelijk onderzoek uitvoeren, of het beschikbare onderzoek verzamelen en bestuderen. Daarbij gaan ze verschillende interventies meten en vergelijken, en nagaan wat wel en wat niet werkt. Daarna moet je bekijken welke doelen de beste resultaten kunnen voorleggen. Hoeveel mensen worden geholpen, en hoe groot is het bereikte effect? Wat zijn de slaagkansen? Hoeveel leed wordt er verholpen, tegen welk bedrag?
Goede wetenschap begint bij het erkennen van je eigen onwetendheid. Wat werkt en niet werkt in de hulpsector, is lang niet vanzelfsprekend. Een idee dat op papier goed klinkt, blijkt achteraf helemaal niet te werken. Neem de vraag hoe je voor beter onderwijs zorgt in ontwikkelingslanden. Je kan wellicht zelf wat antwoorden bedenken: meer schoolboeken, beter lesmateriaal, meer leerkrachten per kind. Spreekt voor zich, toch? Toch kan er van alles fout lopen. Die schoolboeken zijn misschien te moeilijk voor de kinderen, of in de verkeerde taal opgesteld, of ze waren al in overvloed aanwezig en zijn daarom nutteloos.
De Harvard-econoom Michael Kremer deed onderzoek naar schoolverzuim in Kenia, en hanteerde daarbij de goudenstandaard in wetenschap: een gerandomiseerde blinde proef, waarbij je mensen willekeurig onderverdeelt in een testgroep en een controlegroep. Wat bleek? Geen van de klassieke interventies had het verhoopte effect op de studieresultaten van de kinderen. De grote boosdoener, zo wees Kremers onderzoek uit, was niet een tekort aan schoolboeken of leraars, maar schistosoma, een gemene parasitaire worm waar veel kinderen mee rondliepen, en daardoor vaak ziek thuisbleven. En daar is natuurlijk geen schoolboek tegen opgewassen. De effectiefste interventie om kinderen te helpen was dan ook: ontwormingstabletten uitdelen. Meteen daalde het schoolverzuim met 25%. Natuurlijk is dit slechts één voorbeeld. In een ander land en een andere context kunnen andere interventies aangewezen zijn. Maar het punt is: zonder dat wetenschappelijk onderzoek waren we nooit te weten gekomen waarom zoveel Keniaanse kinderen hun school niet afmaakten. Dan was ons gemoed volgeschoten bij de aanblik van die klas met arme zwarte kindjes, en hadden we massaal schoolboeken en krijtjes opgestuurd. Zonder enig resultaat.
Een waaier van doelen
In Vlaanderen hebben we er de laatste jaren een nieuwe kersttraditie bij: de benefietactie De Warmste Week, georganiseerd door Studio Brussel en de VRT (Vlaamse Radio en Televisie). Het is een geweldig initiatief dat een week lang ons publieke leven beheerst, met duizenden benefietacties van scholen en jeugdbewegingen en bedrijven, en met een enorme geldpot, die elk jaar weer alle voorgaande records verbreekt (in 2019 bedroeg de opbrengst € 17.518.153). Wat ook telkens weer in aantal toeneemt, is de lijst van goede doelen die aan De Warmste Week deelnemen, en waaraan je dus geld kan schenken. Bij de eerste edities van de Warmste Week (toen nog Music for Life) koos de radiozender Studio Brussel zelf een goed doel uit – weeskinderen van AIDS-ouders of slachtoffers van landmijnen of waterschaarste – waaraan de volledige opbrengst werd geschonken, maar sinds enkele jaren regeert de keuzevrijheid. Bij de laatste editie waren er meer dan 2000 goede doelen. En om met je goede doel aan De Warmste Week deel te nemen, hoef je ook geen bewijzen van effectiviteit voor te leggen. Het volstaat dat je een vereniging zonder winstoogmerk bent, en dat je op één of andere wijze inzet voor hulpbehoevende mensen (of dieren, of wilde natuur).
De meeste mensen hebben natuurlijk geen tijd om duizenden doelen met elkaar te vergelijken, en van de overgrote meerderheid hebben ze überhaupt nog nooit gehoord. Hoe kiezen ze dan tussen zo’n enorme waaier aan doelen? Sommigen hebben een voorliefde voor een bepaald land (bv. Haïti) of een bijzondere groep (bv. weeskinderen), anderen kiezen voor een goed doel omdat ze er een persoonlijke band mee hebben (bijvoorbeeld een ziekte die een familielid trof). Meestal blijft het een kwestie van persoonlijk gevoel. Want goedheid valt toch niet te meten, toch?
En toch zijn er enorme verschillen tussen die goede doelen. Onderzoekers binnen het Effectief Altruïsme hebben berekend dat sommige goede doelen tot 100 of zelfs 1000 keer beter presteren dan andere. Aangezien we in ons leven allemaal een beperkte hoeveelheid geld en middelen hebben, is het van groot belang dat we eerst zorgvuldig afwegen waar die aan besteden. Een euro kan je maar één keer uitgeven, en een uur kan je geen twee keer nuttig doorbrengen. Effectieve altruïsten proberen verschillende goede doelen met elkaar vergelijken, hoe moeilijk dat ook is, en daar volop op in te zetten. Hoe vergelijk je goed doelen dan met elkaar? Eén veelgebruikte maatstaf staat bekend als QALYs, een afkorting voor Quality-Adjusted Life Years. Dat is een gewogen criterium dat zowel rekening houdt met gewonnen levensjaren als met verbeterde levenskwaliteit. Dat houdt intuïtief steek: we willen niet dat mensen vroegtijdig doodgaan, maar we willen ook niet dat hun gewonnen levensjaren miserabel zijn. Daarom moet je zowel levensduur als -kwaliteit meerekenen.
Sommige organisaties brengen zeer veel QALYs op voor een relatief kleine investering, anderen vele minder. Een vaak aangehaald voorbeeld is een ngo die blindengeleidehonden opleiden. Dat is natuurlijk een nobel initiatief, maar helaas kost het ontzettende veel geld om één viervoeter op te scholen. Daar staat tegenover dat er elders ter wereld nog vermijdbare vormen van blindheid bestaan die we op relatief eenvoudig kunnen oplossen (bijvoorbeeld door vitamine-A supplementen). Geld voor de renovatie van een museum is leuk, maar geld voor de bestrijding van malaria is vaak vele malen beter, uitgerekend in QALYs. Ook een organisatie als Kom Op Tegen Kanker heeft een relatief lage QALY-score, omdat kanker een welvaartsziekte is en omdat nieuwe kankertherapieën verschrikkelijk veel geld kosten en slechts marginaal beter zijn dan de bestaande.
Met QALY’s kan je natuurlijk niet alles meten: hoe moet je dierenleed bijvoorbeeld afwegen tegen mensenleed, of natuurbehoud tegen de uitroeiing van ziekten? Bestaat er een universele meetlat waartegen je alle doelen kan afmeten? Wellicht niet. Maar dan nog kan je de principes van het effectief altruïsme toepassen, binnen elk domein. Neem bosbehoud. Er zijn milieuorganisaties die met relatief weinig geld enorm veel bossen kunnen aanplanten (of van de kettingzaag redden), en andere die daar veel minder effectief in zijn. En hetzelfde geldt voor dierenleed. Er zijn duizend mogelijke dingen waarmee je dieren kan helpen, maar niet alle interventies zullen even effectief zijn.
Een ranglijst van goede doelen
De onafhankelijke organisatie GiveWell, die tevens kadert binnen het Effectief Altruïsme, heeft een ranglijst opgesteld van de effectiefste liefdadigheidsorganisaties: ze verzamelen al het beschikbare onderzoeken, berekenen de kostefficiëntie en de QALYs, en zoeken de beste doelen uit.[2] Je kan het zien als een soort consumentenbond voor wereldverbeteraars, die voor ons uitzoekt welke schenkingen het meeste ‘waar voor hun geld’ bieden. Een andere analogie is dat je moet denken zoals een belegger op de beurs: welke ‘investeringen’ (goede doelen) leveren het meeste rendement? Alleen gaat het hier niet om winst, maar om gewonnen QALY’s. Niet enkel sentiment telt, maar ook rendement.
Het mooie aan een organisatie als GiveWell is dat ze haar aanbevelingen regelmatig aanpassen in het licht van nieuwe bevindingen. Want we hebben nog lang niet gevonden wat het bést van allemaal werkt. Daarom blijven onderzoekers binnen het effectief altruïsme ook naarstig discussiëren over verschillende mogelijke oplossingen voor wereldproblemen.[3] De laatste jaren is er bijvoorbeeld veel aandacht voor existentiële risico’s: dat zijn gevaren die heel onwaarschijnlijk zijn, maar waarvan de potentiële impact toch ontzettend groot is (denk: een pandemie, een kernoorlog, een asteroïde-impact).[4] Dit kan je opnieuw vergelijken met de beurs: malariabestrijding is een ‘veilige’ belegging, omdat je redelijk zeker bent dat het iets oplevert. Een manier zoeken om ons te beschermen tegen een asteroïde-impact is daarentegen een risicovolle belegging: er staat enorm veel op het spel, maar de kans is wel klein dat je je oplossing ooit in de praktijk moet brengen.
Bovendien houden effectieve altruïsten ook rekening met wat andere altruïsten doen. Stel dat er morgen ergens een tsunami enorme ravages aanricht. Een dergelijke natuurramp zal veel wereldwijde media-aandacht krijgen, omdat ze heel zichtbaar en dramatisch is, waardoor er al snel een even grote golf aan solidariteit zal ontstaan. Effectieve altruïsten gaan dan in regel geen geld meer doneren voor noodhulp. Niet omdat de slachtoffers geen hulp verdienen, maar omdat andere altruïsten sowieso al veel hulp bieden. Economen kennen dat als het principe van dalend grensnut. Daarbij bereken je telkens de opbrengst van elke bijkomende schenking. Bij noodhulp voor een natuurramp ligt dat grensnut relatief laag, omdat anderen sowieso veel doneren. Het Japanse Rode Kruis riep de internationale gemeenschap na de tsunami in 2011 zelfs op om niet meer te schenken, omdat er na enkele dagen al meer dan geld genoeg was en ze de toestroom niet langer konden bolwerken. Effectieve altruïsten zullen daarom vooral geld spenderen aan ‘verwaarloosde’ goede doelen, die minder zichtbare problemen behandelen, of die gewoon geen grote mediacampagnes of fondsenwerving op straat opzetten.
Dat verklaart waarom de goede doelen die het hoogste gerangschikt staan bij GiveWell bijna allemaal nobele onbekenden zijn, waar je wellicht nog nooit van hebben gehoord. Neem de Against Malaria Foundation.[5] Die deelt klamboes (muggennetten) uit, behandeld met insecticiden, in door malaria getroffen gebieden. Doordat de netten spotgoedkoop zijn (minder dan €5 per stuk), kan je met relatief kleine schenkingen gigantisch veel leed kan voorkomen. En de Against Malaria Foundation gaat bijzonder effectief te werk: ze zoekt zorgvuldig de gebieden uit waar malaria het lelijkst huishoudt en waar de schaarste aan netten het grootst is, en ze doet vervolgens ook aan goede opvolging. Er is op dit moment bijna geen betere manier om een euro te besteden, als je geeft om menselijk welzijn, dan ze aan de Against Malaria Foundation te schenken. Eén van mijn andere favorieten op de lijst is de organisatie GiveDirectly, die heel gericht geld schenkt aan de allerarmste mensen, via mobiele telefoons. Dat principe staat bekend als ‘unconditional cash transfer’, oftewel: poen zonder voorwaarden en zonder afspraken. Het klinkt bedrieglijk eenvoudig, maar wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het echt werkt. Geef arme mensen geld, en ze sturen hun kinderen naar school, beginnen een eigen zaakje, investeren in de toekomst. Slechts een kleine minderheid gaat het geld verbrassen.
Momenteel staat de Against Malaria Foundation niet langer op de eerste plaats, en is ze ingehaald door het Malaria Consortium. De huidige top drie wordt vervolledigd door de Helen Keller International, die kinderblindheid door vitamine-A tekort bestrijdt.[6] Dat de ranglijst van GiveWell regelmatig verandert, heeft eveneens te maken met grensnut. Als een bepaalde goed doel een tijdje helemaal bovenaan prijkt, zullen veel effectieve altruïsten aan dat doel doneren en zal het grensnut per donatie naar beneden gaan. Daarom zakte de Against Malaria Foundation onlangs een paar plaatsen op de lijst, niet omdat ze plots minder goed werk leveren, maar omdat ze (tijdelijk) het slachtoffer werden van hun eigen succes. De uiteindelijke doelstelling van elk goed doel is om haar eigen bestaansrecht weg te nemen en zichzelf overbodig te maken. Van zodra we malaria definitief hebben uitgeroeid, kan de Against Malaria Foundation zichzelf opdoeken en hoeven we helemaal niets meer te doneren.
De kille ratio?
Hoe komt het dat een beweging als Effectief Altruïsme nog zo piepjong is? Waarom beginnen we nu pas gedegen wetenschappelijk onderzoek uit te voeren naar liefdadigheid? De belangrijkste verklaring is volgens mij dat, als het op goede daden aankomt, de ratio een slechte reputatie heeft. Lastige vragen stellen over de effectiviteit en kostenefficiëntie van goede doelen wordt je niet vaak in dank afgenomen. Rationele overwegingen zouden zelfs afbreuk doen aan nobele intenties. Echt altruïsme moet volgens velen uit het hart komen, niet als de uitkomst van een kille berekening. Als je alles op een schaaltje gaat afwegen vooraleer je geld schenkt, dan is het geen echte liefdadigheid meer. Belangrijk is vooral dat je onbaatzuchtig bent en meevoelt met je minder fortuinlijke medemens. De vaagterm ‘goed doel’ spreekt wat dat betreft boekdelen. “Koopt u een kalenders, meneer? ‘t Is voor een goed doel.” – “Maar natuurlijk, kindjes, als het voor een goed doel is!” Mensen vinden het belangrijk om af en toe een goed doel te steunen, maar wat dat doel precies inhoudt, en hoe doeltreffend het is, is veel minder van tel. De ware weldoener schenkt met gulle hand, zonder voorwaarden en vervelende vragen.
En toch. De echt ethische houding is volgens mij de rationele houding. Natuurlijk klopt het dat je ook naar je hart moet luisteren. Als je je niet emotioneel aangesproken voelt door lijden van anderen, dan voel je überhaupt niet de aandrang om te helpen. Maar vooraleer je tot actie overgaat, heb je ook rationaliteit nodig. Want als we enkel naar ons hart luisteren, dan steunen we misschien nutteloze, inefficiënte of zelfs schadelijke interventies. Of we laten ons enkel leiden door wispelturigheid van onze empathie. NGO’s weten het uit ervaring. Als ze uitpakken met een aangrijpend verhaal van menselijke ellende, begeleid door aandoenlijke foto’s van arme kinderen, stroomt het geld binnen. Als ze daarentegen grafieken en cijfers geven over diezelfde kinderen, dan blijft de bankrekening leeg. Onderzoek toont zelfs aan dat, als je een persoonlijke getuigenis over een hulpprogramma ondersteunt met wetenschappelijke gegevens over de effectiviteit, mensen minder vrijgevig worden. In de droge woorden van de onderzoekers Dean Karlan en Daniel Wood: “de emotionele geefimpuls wordt lamgelegd door de aanwezigheid van analytische informatie”.[7] Het overrompelende succes van een benefietactie als De Warmste Week laat zien dat goede intenties in overvloed aanwezig zijn, en dat veel mensen echt iets willen doen voor de minder fortuinlijken op deze wereld. Net daarom is het doodjammer wanneer goede bedoelingen verkwanseld worden aan nutteloze, inefficiënte of zelfs schadelijke interventies.
Geef wat je kan
Effectief Altruïsme past helemaal binnen het vooruitgangsdenken. Nooit eerder waren de mogelijkheden om goeds te verrichten in de wereld zo groot. Door de wonderen van de wetenschap, alsook van technologie en telecommunicatie, kunnen jij en ik met enkele eenvoudige muisklikken mensenlevens redden aan de andere kant van de wereld. Effectieve Altruïsten willen hun geld dan ook niet enkel beter besteden, ze willen ook méér schenken. Die twee zaken staan niet los van elkaar. Als kinderen aan je deur bellen met een kalender ‘voor het goede doel’, dan heb je er het raden naar wat er precies met je geld gebeurt. Aan die kinderen zal je misschien €20 geven, maar zeker geen €200 of €2000. Daarvoor is er teveel onzekerheid, en te weinig garantie op succes.
Maar stel nu dat je spijkerharde garanties krijgt dat elke euro die je schenkt een netto positief effect teweegbrengt aan de andere kant van de wereld, dat tot honderd of duizend keer hoger ligt dan wat je er pakweg in de winkel zelf mee kan kopen. Zal je dan ook niet spontaan geneigd zijn om dieper in je buidel te tasten? Dat brengt me bij Giving What We Can, een initiatief binnen het Effectief Altruïsme van de moraalfilosoof Toby Ord. Op haar website kan je The Pledge ondertekenen, een belofte om levenslang 10% van je inkomen weg te schenken aan liefdadigheid, bij voorkeur natuurlijk aan effectieve doelen die hoog op de lijst van GiveWell prijken.[8] Meer dan 3000 mensen hebben inmiddels The Pledge ondertekend. Die 10% klinkt drastisch, maar je kan ook met een kleiner percentage beginnen, en een kortere proefperiode nemen in plaats van meteen de levenslange eed te zweren. En laat ons eerlijk zijn: onze buidels zijn behoorlijk diep. Die 1% waar superrijken waar het vaak over gaat, daar horen de meesten onder ons ook bij. Als je in Nederlands of België woont, goed verdient en tijd hebt om boeken als dit te lezen, dan behoor je in mondiaal opzicht tot de rijkste 1%. Nooit eerder hadden we zoveel poen, nooit eerder konden we er zoveel goeds mee verrichten.
Nadat ik William MacAskills boek Doing Good Better uitlas, inmiddels drie jaar geleden, heb ik meteen besloten om zelf de Pledge te ondertekenen. Dat schrijf ik met enige schroom, want de katholieke moraal waarmee ik opgroeide wil dat de barmhartige Samaritaan in alle discretie handelt, zonder op enige vorm van publieke erkenning te rekenen (behalve van God natuurlijk). Dan pas geldt liefdadigheid als echt moreel ‘zuiver’. Maar die ethiek, waarin de goede inborst primeert op de goede resultaten, moeten we volgens mij afzweren. Effectief Altruïsme draait om tastbare resultaten, niet om morele zuiverheid. Voor de mens, een sociaal zoogdier, is zijn medemens de maat van alle dingen. Dus door elkaar te vertellen over wat we doen voor een betere wereld, kunnen we elkaar ook inspireren en beïnvloeden. Want liefdadigheid kan hoogst besmettelijk zijn. De meesten onder jullie geven ongetwijfeld al geld aan liefdadigheid. Bij hoogopgeleide en goedverdienende Nederlanders is het zo’n beetje de sociale norm om maandelijks wat geld te storten (€15? €20?) aan één of meerdere ngo’s, zoals Artsen Zonder Grenzen, Unicef of Amnesty. Maar 10% van je inkomen wegschenken? Dat klinkt buitenissig. We betalen toch al zoveel belastingen? Hoe meer mensen echter meedoen aan een initiatief als The Pledge, en daarover openlijk vertellen, hoe meer anderen zullen volgen. En zo wordt onze morele standaard een beetje opkrikt. Na verloop van tijd denk je niet meer aan die 10%, zoals je ook niet stilstaat bij de 50% van je loon (grofweg) die je aan de overheid afstaat. De miljonairs onder de lezers kunnen ook The Giving Pledge overwegen, een initiatief van Bill Gates en Warren Buffett. Dat is een belofte om gedurende je leven minstens 50% van je totale vermogen weg te schenken. Buffet streeft zelfs naar 99%. Hoe meer, hoe liever![9]
Als je nog steeds niet overtuigd bent, hier heb je nog een volstrekt zelfzuchtige drijfveer om effectieve altruïst te worden: wetenschappelijke studies laten zien dat je er gelukkiger van wordt. Mensen die veel geld geven aan liefdadigheid, ervaren dat niet als een groot persoonlijk offer. Gewoon weten dat je een positieve impact hebt op de wereld, biedt ruimschootse compensatie voor de financiële aderlating. Dus geld maakt dan toch gelukkig, vooral als je het weggeeft. Waar wachten we nog op?[10]
[1] William MacAskill, Doing Good Better: Effective Altruism and a Radical New Way to Make a Difference (Guardian Faber Publishing, 2015), Peter Singer, The Most Good You Can Do: How Effective Altruism Is Changing Ideas About Living Ethically, Castle Lectures Series (Yale University Press, 2015). Het boek van Peter Singer is vertaald: Effectief altruïsme. 1) Ontdek hoe je het meeste goed kunt doen in de wereld. 2) Doe het (Lemniscaat, 2017) Zie ook de uitstekende inleiding van moraalfilosoof Stijn Bruers: Beter worden in goed doen. Vergroot je impact met effectief altruïsme (Academia Press, 2018).
[2] De website van GiveWell, die een up-to-date ranglijst van de effectiefste doelen bevat: www.givewell.org.
[3] Zie bijvoorbeeld dit recente en drukbesproken artikel op het Effective Altruism Forum, dat kritiek uit op het ‘randomista’-paradigma (interventies waarvan de effectiviteit bewezen is met gerandomiseerd en blinde proeven), en dat een lans breekt voor economische groei als nieuwe speerpunt voor effectieve altruïsten: “Growth and the case against randomista development”, 16 januari 2020. bit.ly/2KktZ3p
[4] Toby Ord, The Precipice: Existential Risk and the Future of Humanity (Hachette Books, 2020). Zie ook mijn stuk met filosoof Simon Friederich hierover: ‘Waarom de mensheid zich moet indekken tegen existentiële risico’s’, Knack, 20 april 2020. bit.ly/2yAxorX
[5] https://www.againstmalaria.com/
[6] https://www.hki.org/
[7] Dean Karlan en Daniel H. Wood, “The Effect of Effectiveness: Donor Response to Aid Effectiveness in a Direct Mail Fundraising Experiment,” Journal of Behavioral and Experimental Economics 66 (2017).
[9] https://givingpledge.org/
[10] In Nederland zijn donaties aan verschillende effectieve doelen fiscaal aftrekbaar (ANBI-status), zie effectiefaltruisme.nl/beter-goed-doen. In België zijn donaties aan GiveDIrectly en de Against Malaria Foundatio (AMF) fiscaal aftrekbaar via de Koning Boudewijnstichting, zie eavlaanderen.org/fiscale-aftrekbaarheid.