De protesten mochten niet baten: vorige week gaf Filip Dewinter zijn geplande lezing over ‘omvolking’ aan de UGent, op uitnodiging van het Katholieke Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV). Een honderdtal Gentse docenten en onderzoekers had de rector nochtans verzocht om de lezing te verbieden, omdat ze Dewinters omvolkingsdiscours “onwetenschappelijk en ideologisch gevaarlijk” vinden. Na een eerdere woelige passage aan de UAntwerpen riepen Antwerpse doctoraatsstudenten de UGent op om zich niet aan dezelfde steen te stoten. Een brief van de diversiteitscommissie van de Gentse rechtenfaculteit bracht dezelfde oproep: verbied de lezing. Maar de rector hield het been stijf. Dewinter moest wel uitwijken van de Blandijnberg (slecht beveiligd) naar de rechtenfaculteit, maar mocht zijn onheilstijdingen over de nakende ‘omvolking’ ongestoord aan onze alma mater slijten.
Eerst en vooral: het is volkomen begrijpelijk dat de figuur van Filip Dewinter – iemand met een neonazi-verleden die strijdt voor een “blank Europa” en op de thee gaat bij een massamoordenaar – weerzin opwekt. Een lezing binnen de muren van een universiteit, zelfs al is het niet op uitnodiging van die universiteit, verleent hem een stempel van legitimiteit, waar hij triomfantelijk mee kan uitpakken. Toch deed de rector er goed aan om geen gehoor te geven aan de protesten. Niet alleen botst de oproep op principiële en juridische bezwaren – de UGent is een overheidsinstelling en een preventieve schorsing komt daarom neer op een inperking van de vrije meningsuiting –, ze is ook strategisch onverstandig. Angsten voor ‘omvolking’ worden nu eenmaal breed gedeeld in onze samenleving (het Vlaams Belang strandt op maar liefst 25 procent in de laatste peiling) en we zullen die niet wegnemen door het begrip zelf onaanraakbaar te maken. Integendeel, de bezorgde burger zal besluiten: “Er mag zelfs niet meer over gesproken worden aan onze universiteiten, zo erg is het gesteld!” Voor mensen die omvolking gewoon als een ‘feit’ ervaren (zie verder), dreigt zo’n verbod te leiden tot red-pilling: alsof Dewinter verboden kennis in pacht heeft, alsof hij als enige de grimmige waarheid durft te benoemen tegenover een verblinde, politiek correcte elite.
HEROÏSCHE POSE
Dat bleek van bij aanvang van de lezing, toen Dewinter fluks de mantel van Galileo aantrok: hij was de zogenaamde moedige enkeling die tegen de orthodoxie van de linkse Kerk durfde ingaan, wiens boek in de ban werd geslagen en verketterd (het is ook in geen enkele boekhandel te vinden). Dat zijn verhaal over Galileo’s conflict met de Inquisitie overstemd werd door schreeuwende activisten – “Geen fascisten in onze stad!” – voedde die perceptie alleen maar. Dewinter had die protesten nodig om zijn heroïsche pose kracht bij te zetten: toen de demonstranten na twintig minuten wat stilvielen – wellicht schor geschreeuwd – begon hij ze zelfs opnieuw te provoceren om hun gescandeer te hervatten: zij waren het gewillige Griekse koor in zijn stuk theater.
Laten we in plaats daarvan even op de inhoud van Dewinters betoog ingaan. De term ‘omvolking’ fungeert bij hem als een wezelwoord voor een waaier aan verschillende opvattingen, waartussen hij strategisch laveert: van feitelijke beschrijvingen van demografische trends, over semi-intentionele beweringen over de belanghebbers van deze trends, tot grandioze complottheorieën over kwade krachten die via massamigratie de ondergang van de westerse beschaving nastreven. Soms lijkt hij enkel over de culturele import van ideeën en attitudes te spreken, dan weer is zijn discours impliciet of expliciet raciaal. Net zoals andere omvolkingsdenkers speelt Dewinter daarbij een semantisch kat-en-muisspel: wanneer je de complotversie aanvalt, trekt hij zich terug naar de feitelijke, niet-intentionele versie: “Omvolking is een feit, loop gewoon rond in onze grootsteden”. Maar als je je rug draait, gaat hij toch de intentionele toer op. In Gent ontkende Dewinter met klem dat hij een complottheorie bracht, maar in zijn boek spreekt hij expliciet over een “koelbloedig geplande” (p. 76) en “doelbewuste politiek” (p. 12) van boosaardige elites bij de VN en in Davos om onze westerse beschaving te vernietigen.
Wie dit omvolkingsdiscours wil ontzenuwen, moet eerst erkennen dat niet elk aspect ervan even irrationeel of ongegrond is. Dat Europese samenlevingen steeds meer kleur krijgen, dat het aantal mensen met een migratieachtergrond sterk toeneemt, dat de islam in de lift zit – dat zijn allemaal aantoonbare demografische feiten. Afhankelijk van verschillende migratiescenario’s en aannames over geboortecijfers en de graad van religieuze (de)conversie, kan je voorspellen dat de islam bijna zeker verder zal groeien in Europa. In deze krant noemde de socioloog Mark Elchardus ‘omvolking’ in deze betekenis een feit “zo oud als de straat” (zou hij hierover een lezing aan de UGent mogen geven? Waar trekken we de grens?). Dat sommige belangengroepen vóór en tegen migratie gekant zijn, is op zich ook geen waanidee. Grote bedrijven verwelkomden vaak goedkope arbeidskrachten, progressieve mensen beschouwden diversiteit als verrijking. Geen snood complot, wel een samenspel van diverse economische en politieke belangen.
En dan de angst voor “islamisering”. Dat een aanzienlijk percentage van moslims in Europa (veel meer dan christenen) een intolerante versie van hun godsdienst aanhangt, wordt eveneens door wetenschappelijk onderzoek ondersteund. Wie dat wil, kan eenvoudig citaten sprokkelen van diverse invloedrijke islamisten (zoals Dewinter doet in zijn boek) die expliciet de “verovering” van de Europese beschaving nastreven. Die strekking ontkennen, heeft geen enkele zin. Zelf geloof ik dat geen enkele religie bestand is tegen de “wasmachine van de Verlichting”, maar islamfundamentalisme zal nog lange tijd een grote kopzorg blijven. Waar Dewinter compleet uit de bocht gaat, is wanneer hij ontkent dat er ook grote groepen liberale, gematigde of nominale moslims zijn, die geen enkele wens hebben om hun geloof aan ons op te leggen. Die liberale islam zou slechts een “rookgordijn” zijn waarachter haar “werkelijke, agressieve aard” schuilt. Elke moslim, hoe schijnbaar gematigd ook, is er heimelijk op uit om ons te onderwerpen.
RASZUIVERHEID
Het meest perfide element van Dewinters betoog is echter dat hij de bezorgdheden over islamisme – die deels gegrond zijn – vermengt met een discours over raszuiverheid. Wie naakte statistieken over geboortecijfers en afstamming als direct bewijs van ‘omvolking’ ziet, beschouwt nakomelingen van migranten voor eeuwig als fremdkörper, ongeacht hun denkbeelden. Dewinter speelt daarover de vermoorde onschuld. “Hoe kan mijn verhaal nazistisch zijn”, vroeg hij tijdens zijn lezing retorisch, “als de nazi’s vóór omvolking waren, terwijl ik tégen omvolking ben?” Het antwoord is simpel: het zijn weerszijden van dezelfde bloed-en-bodemideologie, die het “eigen volk” definieert op grond van raciale kenmerken en afkomst en die zich verzet tegen rassenvermenging. De nazi’s streefden naar “Umvolkung” in Oost-Europa van Slavische volkeren door hun eigen Arische “ras”; Dewinter bestrijdt de “omvolking” en “etnische genocide” (p. 61) van blanke Europeanen door donkere volkeren. Geen wonder dat Dewinter gezellig voor de veroordeelde neonazi’s van het Griekse Gouden Dageraad gaat spreken, op een spreekgestoelte getooid met rood-zwarte swastika. De ultieme inzet is een “blank Europa”, de islam is slechts een rookgordijn.
Indien Dewinter echt een voorvechter van “onze beschaving” was, zoals hij beweert, zou hij beseffen dat de Europese verlichtingswaarden universalistisch en inclusief zijn: iedereen kan de liberale democratie, de mensenrechten en de gelijkheid tussen man en vrouw omarmen, ongeacht huidskleur of afkomst. Er zijn talloze nieuwkomers in onze samenleving – onder wie ook dissidenten en ongelovigen uit islamitische landen – die de liberale democratie een warmer hart toedragen dan het VB. Zij zijn betere vertegenwoordigers van ‘onze’ cultuur en manier van leven dan iemand als Dewinter, die met zijn bloed-en-bodemdiscours teruggrijpt naar reactionaire en anti-moderne denkbeelden van ver vóór de Verlichting.
Door zijn obsessie met afkomst en huidskleur verziekt Dewinter ook elk ernstig debat over de schaduwzijden van migratie. Dat verleidt mijn collega’s er helaas toe om (in verschillende brieven) alle bezorgdheden over de groeiende invloed van islamisme weg te zetten als “islamofobe” fantasieën. Dat is onzin. De term ‘islamofobie’ is een ideologisch vehikel om een geloofssysteem te immuniseren tegen kritiek, zoals de Iraanse journalist Masih Alinejad uitentreuren herhaalt: “Phobia is an irrational fear but my fear of Islamic ideology is completely rational”. Iedereen kan deel uitmaken van onze Europese beschaving, maar nieuwkomers brengen niet zelden ideeën en attitudes mee uit hun land van oorsprong die haaks staan op de waarden van de Verlichting, en die ze soms overdragen van generatie op generatie. In een tijdsgewricht waarin het vertrouwen in wetenschappers onder het vriespunt staat, en waarin velen menswetenschappers beschouwen als een linkse club die haar eigen ideologie boven kritisch onderzoek plaatst, moeten we zelf niet aan die perceptie bijdragen.
In plaats van Dewinter de toegang tot onze universiteit te ontzeggen, of hem te overschreeuwen met slogans, zouden we beter de angel uit zijn doemverhaal halen met kritische argumenten en cijfers: toon welke aspecten op feiten berusten, welke speculatief of overtrokken zijn, en welke tot het rijk der complotfantasieën behoren. En bovenal: maak een onderscheid tussen de kritiek op verkeerde ideeën en de angst voor verkeerde mensen.
(De Morgen, 5 december 2022)