(Tekst van interview in EOS over de nieuwe Wetenschapsbarometer, door Dieter De Cleene)
In de coronacrisis maken ‘de wetenschap’ en de wetenschappers een goede beurt. Het succes van de virologen straalt ook af op hun collega’s in andere domeinen. Dat blijkt uit de Wetenschapsbarometer, een jaarlijkse enquête die peilt naar het vertrouwen en de interesse in wetenschap.
De coronacrisis heeft het vertrouwen in wetenschap(pers) een kleine boost gegeven, zo blijkt uit de jongste Wetenschapsbarometer, een enquête in opdracht van de Vlaamse overheid die bij een representatief staal van 1.000 Vlamingen peilt naar de houdingen tegenover wetenschap. De bevraging werd in oktober 2020 voor de derde keer uitgevoerd door iVox, en besteedde dit jaar bijzondere aandacht aan de coronacrisis.
In vergelijking met voorgaande jaren is het vertrouwen in wetenschappers licht gestegen, van 39 naar 45 procent. Dat is een pak lager dan het vertrouwen in wetenschap in het algemeen, dat met 78 procent ook licht omhoog is gegaan. ‘Een terecht verschil’, vindt wetenschapsfilosoof Maarten Boudry (UGent). ‘Het is goed dat mensen een onderscheid maken tussen wetenschap als een zichzelf corrigerend proces en wetenschappers als individu, die foute uitspraken kunnen doen. Denk aan de Franse wetenschapper Didier Raoult en zijn bedenkelijke onderzoek naar het geneesmiddel hydroxychloroquine, of Lieven Annemans die de stijging van het aantal besmettingen in twijfel trok.’
Meer respondenten dan in voorgaande jaren geven aan wetenschappers ‘eerlijk’ en ‘ethisch’ te vinden.
Wanneer specifiek naar de impact van de coronacrisis wordt gevraagd, geeft één op de vijf respondenten aan dat sinds de coronacrisis hun vertrouwen in wetenschap is toegenomen. Voor zeven op de tien personen bleef dat gelijk, slechts voor één op de tien schaadde de crisis het vertrouwen. Ook het geloof in wat wetenschappers zeggen evolueerde in positieve zin.
‘Positieve en hoopgevende cijfers’, vindt wetenschapsfilosoof Gustaaf Cornelis (VUB). ‘Zeker wanneer je bedenkt dat vertrouwen geleidelijk ontstaat, maar dat één voorval volstaat om het te schaden.’ Epidemioloog Pierre Van Damme (UAntwerpen) vermoedt dat de versoepelingen tijdens de zomer hebben bijgedragen tot de positieve perceptie van de wetenschap. ‘De wetenschappers hebben toen uitgelegd waarom ze niet akkoord waren met die versoepelingen en hebben voorspeld hoe het zou aflopen. Die voorspellingen zijn inmiddels uitgekomen.’ ‘We weten intussen ook meer over wel en niet doeltreffende behandelingen’, zegt viroloog Steven Van Gucht (Sciensano). ‘Mensen hebben gezien dat wetenschappelijk onderzoek daarnaar zijn vruchten afwerpt.’
De grapjes van Van Ranst
Sinds de wereld kennis maakte met SARS-Cov-2 gaat er nauwelijks een dag voorbij zonder dat virologen en biostatistici aan het woord komen, en zijn exponentiële curves en reproductiegetallen alledaagse gespreksonderwerpen geworden. Het wekt dan ook weinig verbazing dat vier op de tien bevraagden aangeeft de impact van wetenschap op hun dagelijks leven tijdens de coronacrisis als groter te ervaren dan ervoor.
De wetenschappelijke experts krijgen een overwegend positief rapport. Ruim driekwart (77%) van de ondervraagden vindt dat de wetenschappers tijdens de crisis ‘professioneel’ zijn overgekomen. Iets meer dan de helft (54%) vindt dat de wetenschappers ‘begrijpelijk en eenduidig’ communiceerden.
Respectievelijk iets minder (23%) en iets meer dan een kwart (27%) is daar niet mee akkoord. ‘Dat valt goed mee’, vindt biostatisticus Geert Molenberghs (UHasselt en KU Leuven). ‘Zeker wanneer je bedenkt dat er zich in de periode augustus-september nogal wat ‘versoepelaars’ in het debat hebben gemengd. Andere wetenschappers hadden dan weer een wat onduidelijk mandaat, omdat ze geen kernlid meer waren van Celeval. Transparante aanstellingen en mandaten zouden de eenduidigheid ten goede komen.’ Ook Van Gucht vermoedt dat discussies tussen experts bij een deel van de bevolking tot verwarring leidden. ‘Hoewel het in sommige gevallen om zelfverklaarde experts ging. Discussie onder wetenschappers is natuurlijk niet ongewoon, maar vindt bij voorkeur niet plaats in de media. Ik denk ook dat het voor sommige mensen lijkt alsof wetenschappers zichzelf tegenspreken wanneer ze adviezen bijstellen. Maar wetenschap die nooit verandert is geen wetenschap.’
‘Ik vermoed ook dat sommige mensen een probleem hebben met de onzekerheid en het voortschrijdend inzicht die nu eenmaal eigen zijn aan wetenschap’, zegt Boudry. ‘Die mensen hebben het er moeilijk mee wanneer wetenschappers toegeven dat ze iets niet weten. Of ze kijken met de kennis van nu naar adviezen in het voorjaar, die inmiddels achterhaald zijn. Wat mogelijk ook meespeelt zijn de politieke uitspraken van Marc Van Ranst. Herinner je het grapje over de ‘natuurlijke selectie’ wanneer extreemrechtse mensen de maatregelen minder nauw zouden volgen. Zelf zie ik daar geen graten in, maar niet iedereen weet dat te smaken.’
De meeste bevraagden (72 procent) konden zich vinden in de aanbevelingen van de experts. ‘Een teken dat het ongenoegen vooral bij een kleine maar luidruchtige groep leeft’, aldus Boudry.
Eén op de vijf vindt dat de wetenschappers te veel de bovenhand hebben genomen, zes op de tien ondervraagden vinden dat niet. ‘Eén op de vijf vind ik verbazend weinig’, zegt Van Damme. ‘Laat ons niet vergeten dat er periodes waren waarin de overheid afwezig was en de wetenschappers niet anders konden dan systematisch communiceren, omdat de overheid het niet deed.’
‘Zeker tijdens de zomer hebben we zowel de overheid als de bevolking tot actie moeten aanzetten’, vult Molenberghs aan. ‘Daarmee begeven we ons op het terrein van de politiek, maar blijkbaar hebben veel mensen daar begrip voor.’
Tachtig procent geeft aan eerder de aanbevelingen van wetenschappers te volgen dan van politici. ‘Logisch’, vindt Boudry. ‘Beiden hebben een totaal andere rol. De wetenschappers streven objectiviteit en de waarheid na, terwijl in de politiek andere wetten gelden.’
Ongeveer een kwart (27 procent) vindt dat de media te weinig kritisch zijn geweest tegenover de wetenschappers. Vier op de tien vinden dat niet. Boudry verwijst naar het niet aanbevelen van mondmaskers in het begin van de crisis. Critici verdenken de experts ervan het nut van mondmaskers te hebben geminimaliseerd, omdat er toen nog te weinig voorradig waren en ze prioritair naar mensen in de zorgsector moesten gaan.
Epidemioloog Pierre Van Damme gaf in de krant De Morgen toe dat de schaarste een rol speelde. Marc Van Ranst heeft dat altijd ontkend. ‘Over niet strikt wetenschappelijke kwesties, zoals de mondmaskersaga, hadden de media best wat kritischer mogen zijn’, vindt Boudry.
Geslaagde pr?
De coronacrisis lijkt een geslaagde pr-campagne voor de wetenschap. ‘Je zou de wetenschappers er bijna van verdenken dat ze het virus hebben uitgevonden om het vervolgens de kop te kunnen indrukken’, lacht Cornelis. De vraag is hoe universeel en langdurig dat effect is. ‘Zeker wanneer expliciet naar de coronacrisis wordt verwezen, denken mensen bij ‘de wetenschap’ en ‘wetenschappers’ in de eerste plaats aan virologie en virologen. Al lijken andere wetenschappen een graantje mee te pikken.’
Eén derde ziet in de crisis een reden om de wetenschap meer te subsidiëren. ‘Maar bedoelen we hier echt alle wetenschappen mee?’, vraagt Boudry zich af. ‘De mensen hebben net gezien hoe we wetenschappers nodig hebben om deze crisis de baas te kunnen. Een pandemie die de virologen bovendien hadden voorspeld, maar waarvoor er niet voldoende fondsen waren om ons ertegen te wapenen. De volgende crisis kan natuurlijk van heel andere aard zijn, en voor de oplossing zullen we bijna altijd wetenschappers nodig hebben.’
‘Dat ‘de wetenschap’ hier een goede beurt maakt, heeft wellicht te maken met de aard van het beestje’, denkt ook Boudry. ‘Letterlijk in dit geval. De virologie is een domein waarin je – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de psychologie – makkelijker aan harde data komt, en waarin onzekerheden en meningsverschillen door de snelle feedback sneller beslecht worden.’
Wie hoopt dat ‘de wetenschap’ hierdoor in aanzien zal stijgen, en dat we bijvoorbeeld wanneer het over de klimaatverandering gaat ook wat beter naar wetenschappers zullen luisteren, zou volgens Boudry weleens teleurgesteld kunnen raken. ‘Al is het best mogelijk dat een deel van het publiek hieruit de les trekt dat we ook de waarschuwingen van klimatologen maar beter ter harte nemen.’
Cornelis wijst op het belang van timing en het verdere verloop van de crisis. ‘De bevraging werd uitgevoerd in oktober, dus net voor de verstrengingen. Het is mogelijk dat de wetenschappers inmiddels meer worden gezien als brengers van slecht nieuws. Veel hangt ook af van hoe het met de vaccins verder verloopt. Die wetenschappelijke prestatie van formaat kan het vertrouwen nog verder doen toenemen. Maar vallen er nog lijken uit de kast van de farmabedrijven dan kan het vertrouwen even goed kelderen.’