Dit opiniestuk van Orhan Agirdag is een perfect toonbeeld van van wat ik eerder ‘cultureel marxisme’ of ‘identitair marxisme’ noemde: de overheveling van marxistische denkschema’s over onderdrukking naar andere domeinen, in dit geval etnische verschillen.
Hoe dan? Zo: een complexe maatschappelijke werkelijkheid wordt herleid tot een simplistisch nulsomspel waarbij twee groepen lijnrecht tegenover elkaar staan: de onderdrukkers aan de ene kant, de onderdrukten aan de andere. Daartussen een groot niemandsland. De grote kloof is niet langer die tussen proletariaat en bourgeoisie, zoals bij Marx, maar tussen “witte mensen en niet-witte mensen”. Alle onderlinge verschillen en spanningen worden weggevaagd en herleid tot die ene tegenstelling. Zoals Agridag schrijft: “Racisme werkt als een sorteersysteem dat groepen van mensen rangschikt in hogere of lagere, superieure of inferieure machtsposities op basis van hun etnisch-raciale achtergrond. Het bepaalt welke etnisch-raciale groepen welke machtsposities krijgen. Het sorteersysteem bepaalt vooraf wie welke machtspositie zal bekleden: wit gaat naar boven, gekleurd naar beneden.”
Tweede analogie: onderdrukking (i.c. racisme) is geen kwestie van individuele verantwoordelijkheid, maar van een allesoverheersend systeem. De uitbuiting van arbeiders door fabrieksbazen had volgens Marx niets te maken met hun hebzucht of wreedheid, maar volgde gewoon uit de logica van het kapitalisme. (Dank aan Agirdag om de analogie met kapitalisme zo expliciet te trekken). Net op die manier is racisme voor Agirdag geen kwestie van individuele vooroordelen en verantwoordelijkheid, maar van systemische onderdrukking van ‘mensen van kleur’ door de dominante witte meerderheid. Beide denkwijzen maken identiteit ondergeschikt aan lidmaatschap van een bepaalde groep.
Derde (en meest perfide) analogie: individuen die niet binnen het binaire denkschema passen lijden aan “vals bewustzijn” (F. Engels). Dus: de niet-witte persoon die alsnog macht verwerft binnen het Systeem, of die kritiek levert op deze benadering van systemisch racisme, wordt weggezet als een “Uncle Tom”, een verrader van z’n etnische groep.
Vierde analogie: aangezien de maatschappij uiteenvalt in ‘onderdrukkers’ en ‘onderdrukten’, kan systemische onderdrukking slechts in één richting werken. Racisme kan dus enkel van wit naar zwart verlopen. Discriminatie en vooroordelen tussen minderheidsgroepen onderling kunnen dus niet als “racisme” gelden. Het enige racisme in de samenleving is het systemische racisme van wit naar niet-wit. Alle complexiteit en nuances binnen de groepen onderling vervallen daarbij.
Vijfde punt: elke waargenomen ongelijkheid wordt automatisch toegeschreven aan ‘onderdrukking’. Verdere analyse is overbodig. Dat is een gevolg van het nulsomdenken: de loutere vaststelling van ongelijkheid volstaat om onderdrukking als oorzaak aan te wijzen. Pas op, dit is een genuanceerd punt, dus ik wil hier NIET de indruk wekken dat ik het bestaan van structureel racisme in onze samenleving ontken. Dat bestaat wel degelijk. Hierover schrijf ik uitgebreider in mijn boek, hoofdstuk 2.
Besluit: deze opvatting van ‘racisme’ als onzichtbare, allesomvattende totaalstructuur heeft meer te maken met metafysica dan met wetenschap. Niet alleen zijn die binaire denkschema’s simplistisch, ze zijn ook schadelijk. Ze sluiten mensen op in identitaire hokjes en verhinderen de emancipatie van minderheden. De strijd tegen racisme is hier NIET bij gebaat. Wel bij een concreet actieplan, zoals de invoering van praktijktests op de arbeidsmarkt. Lees dus liever dit stuk van Tom Naegels dit weekend, ook in De Standaard.