(Dit artikel werd geschreven door De Bende van de Vooruitgang)
Honger en armoede zijn op hun retour, schreven we een paar weken terug met de Bende van de Vooruitgang. Onze levensverwachting ligt hoger dan ooit tevoren, talloze ziektes zijn onder controle, mensenrechten winnen terrein. Wat we niet schreven: de wereld is perfect en we hoeven ons nergens zorgen over te maken. Maar wel: heb oog voor de vooruitgang van gisteren en werk aan die van morgen. We kunnen veel problemen oplossen door wetenschappelijke inzichten en slimme technologie. Als voorbeelden noemden we intensieve landbouw, kernenergie, modificatie van gewassen.
Toen kwamen de reacties. De toekomst is helemaal niet maakbaar, moesten we beseffen van historicus Addie Schulten in NRC Handelsblad (14 november 2019). In de Volkskrant (14 november 2019) noemde Jean-Pierre Geelen onze ‘zelfoverschatting even komisch als griezelig.’ En die column was nog een toonbeeld van nuance vergeleken met de bijdrage van filosoof Hans Schnitzler op Follow the Money (25 november 2019). We begonnen zijn stuk als onwetende “techno-utopisten”, dan leden we aan “quasi-religieuze visioenen”, en we eindigden als “een nihilistisch zooitje”.
Er volgden schouderklopjes voor Schnitzler, instemmend geknik. Had hij die gekke Bende mooi op zijn plek gezet! Alleen wel met een rammelend betoog dat schreeuwt om weerwoord. Bovendien gebruikt hij argumenten waar velen zich op beroepen.
Nog even de precieze aanklacht:
“Wie meent met technologie en wetenschap alle onzekerheden en problemen te kunnen uitbannen, lijdt niet alleen aan quasi-religieuze visioenen, maar houdt er tevens opvattingen op na die in wezen nihilistisch zijn. Dat wil zeggen: het geloof dat alles wat van waarde en betekenis is, te reduceren valt tot een kwestie van technologische beheersing en berekening.”
Waar haalt Schnitzler dit vandaan? Hij slaat aan het polemiseren met een stropop. Nergens in ons manifest beweren we álle problemen uit te zullen bannen, we kijken wel uit. Wel beroepen wij ons op cijfers, datasets en grafieken die ontegenzeglijk vooruitgang aantonen. Bijvoorbeeld: niet eens zo lang geleden was het doodnormaal om je eigen kinderen te begraven (2 op de 5 stierf voor het vijfde levensjaar), terwijl nu bijna alle kinderen volwassen worden (4 op 1000 overlijdt). De levensverwachting steeg spectaculair. In 1800 lag die wereldwijd op 28,5 jaar, tegenwoordig worden Nederlanders gemiddeld 81,6 jaar.
Voor Schnitzler is dat “met een spreadsheet in de hand juichen dat we langer en gezonder leven dan ooit.” Even later ging hij daar op Twitter nog eens overheen met ‘lijstjesfetisjisme’. Op deze manier hoeft de feitenvrije filosoof zich geen rekenschap te geven van ‘spreadsheets’ en ‘lijstjes’ die in tegenspraak zijn met zijn gratuite pessimisme.
Dat we langer leven, en de kans op ziektes is afgenomen, maakt op Schnitzler geen indruk. Hij vindt het een “nogal schrale constatering in het licht van de depressie-epidemie waar de inwoners van het moderne Arcadië onder gebukt gaan.” Met al die -e’s, zes in totaal, ligt ‘depressie-epidemie’ lekker in het gehoor. Maar verwar klinkerrijm niet met rake maatschappijkritiek.
Telkens weer wijst onderzoek uit dat Nederland één van de gelukkigste landen op aarde is. Het aantal depressieve mensen is in werkelijkheid stabiel, overal ter wereld. In de meest welvarende landen hebben wij echter de middelen om mentale klachten aan te pakken. In De Groene Amsterdammer (15 augustus 2018) zei Ruut Veenhoven, emeritus hoogleraar sociologie:
“De opkomst van de psychotherapie als behandeling voor depressie is een belangrijke stok achter het stijgende geluk in westerse landen.”
Als Schnitzler schoorvoetend toegeeft dat sommige dingen beter gaan, heeft hij nog twee troeven in zijn mouw. Eén: het is slechts “vooruitgang in de wetenschap en technologie”. Maar dat zegt volgens hem niets over “vooruitgang op het gebied van ethiek en politiek.” Opnieuw blijft de onderbouwing uit.
Waar hij vaag blijft, laat het World Values Survey er geen misverstand over bestaan: die morele vooruitgang bestaat. Hoe moeten het feit anders inschatten dat kinderen niet meer hoeven te werken en dat vrouwen stemrecht hebben? Wat te denken van de afschaffing van de slavernij?
Dat laatste gebeurde toen eind 18e eeuw toen de Industriële Revolutie op stoom kwam. Filosofen en theologen betoogden destijds al hoe immoreel slavernij was. Maar geleerde traktaten bleken niet genoeg om een praktijk te beëindigen die eeuwen lang vanzelfsprekend was. De verandering kwam toen het te duur werd om slaven in te zetten. Door stoom aangedreven machines deden immers veel meer in kortere tijd. Technologische ontwikkelingen joegen de ethische vooruitgang aan.
Troef twee van Schnitzler is de open deur dat je techniek ook kunt misbruiken. In ons manifest wijzen wij erop hoe oogsten omhoog schoten dankzij kunstmest. Een triomf over de geschiedenis; eindelijk waren we bevrijd van de tucht van honger. Het maakt op Schnitzler nauwelijks indruk, want weten we wel dat je er ook bommen van kunt maken?
Allicht. Zonder kunstmest minder zelf geknutselde bommen. Maar ook waren eindeloos veel meer mensen een hongerdood gestorven. Wie zich bekommert om menselijk lijden, zou vóór kunstmest moeten zijn. Naar schatting 2,7 miljard mensen – geen typo! – hadden nu te eten waar ze anders van de honger waren omgekomen. Dat getal noemt Schnitzler dan weer niet.
Het feitenvrije gesomber van Schnitzler is niet zomaar slordig, maar schadelijk. Vooruitgang acht hij “geen kwestie van meer of minder techniek”. Leg dat maar uit aan de 800 miljoen mensen die nog steeds in extreme armoede leven. Wij willen hen kunstmest en tractors geven, en de vruchten van andere doorbraken, maar Schnitzler? Die heeft hen niets te bieden. Daar bestaat een woord voor: nihilisme.
Sebastien Valkenberg
Maarten Boudry
Jaffe Vink
Marco Visscher
Hidde Boersma
Jaffe Vink
Marco Visscher
Hidde Boersma