Beste Prof. Sven De Rijcke
Beste collega,
De alma mater waaraan wij beiden werken, de UGent, daagt ons uit om te ‘durven denken’. Door mij in uw brief van ‘pseudowetenschap’ en ‘klimaatontkenning’ te beschuldigen, toont u dat u het motto van onze universiteit bepaald niet in de wind slaat. Bij zo’n zware verwijten horen echter wel argumenten, en die zijn in uw stuk geheel afwezig. Sterker nog, ik schreef in mijn eigen brief letterlijk dat ik de consensus van het IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change, een organisatie van de Verenigde Naties om de risico’s van klimaatverandering te evalueren nvdr.) over antropogene klimaatopwarming volkomen aanvaard, en dat we ‘geen geduld meer hoeven te hebben voor klimaatontkenners’. Uw beschuldiging als zou ik zelf tot de klimaatontkenners horen waarvoor ik geen geduld meer heb, is dus niet alleen absurd, ze is ook lasterlijk.
Dan beschuldigt u me van ‘pseudowetenschap’, of om het volledige verdict te citeren: ‘een kwetsend betuttelend, kant noch wal rakend, pseudowetenschappelijk betoog’. Wat dat ‘kwetsen’ betreft, zullen smaken wellicht verschillen, maar ik heb mijn uiterste best gedaan om in mijn brief aan Anuna en Kyra de betuttelende toon te vermijden. Ik heb bewondering voor hun engagement, maar ik wil hen ook ernstig nemen en van inhoudelijk weerwoord voorzien, in plaats van ze als kleine kinderen te behandelen, zoals vele politici deden. Want kritiek, zoals De Morgen-journalist Joël De Ceulaer onlangs schreef, is een vorm van respect.
De beschuldiging van pseudowetenschap is echter geen kwestie van smaak, maar van feiten. Het toeval wil dat ik mijn doctoraat schreef over het verschijnsel van pseudowetenschap, zoals daar zijn: astrologie, creationisme, homeopathie. Het enige wat hier ‘kant noch wal’ raakt, is uw beschuldiging aan mijn adres.
Vergezeld van een laatdunkende sneer (‘Dat spaart tijd. Nu goed, eentje dan.’) beperkt u zich tot welgeteld één voorbeeld van de schandalige ‘pseudowetenschap’ in mijn stuk: het extreem hoge CO2-gehalte in het Trias (een periode in de geologische tijdschaal van ongeveer 251,9 tot 201,3 miljoen jaar geleden, nvdr.). Verkocht ik daar een pertinente onwaarheid? Heb ik de wetenschappelijke kennis over het CO2-gehalte in het Trias geweld aangedaan, zoals volleerde pseudowetenschappers doen? Absoluut niet. Het enige wat u me tegenwerpt is dat mijn punt ‘naast de kwestie’ is, omdat iedereen het al lang wist. Geen enkel tegenargument dus, het stoort u gewoon dat ik een wetenschappelijk feit aanhaal. Zelfs indien het klopte dat iedereen al lang wist dat er ooit vijf keer meer CO2 in de atmosfeer zat dan vandaag – quod non – dan heeft dat absoluut niets met ‘pseudowetenschap’ van doen. Opnieuw een lasterlijke beschuldiging.
Ik heb nergens geschreven dat we maar wat ‘de kat uit de boom moeten kijken’ over het klimaatprobleem. Ik reageerde op het extreme voluntarisme van Anuna en Kyra in hun boek (Ons geduld is op), om te betogen dat we als samenleving altijd een afweging moeten maken tussen verschillende problemen, en dat we bij de noodzakelijke energietransitie het juiste tempo moeten bepalen. Het klimaatprobleem is slechts één van de 17 Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties, en de huidige impasse is heus niet enkel te wijten aan een gebrek aan politieke moed. Klimaatschade kost veel geld, maar klimaatmaatregelen eveneens, zoals ook het IPCC stelt.
Dat belet niet dat ik zelf voorstander ben van hogere klimaatambities. In mijn boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat schrijf ik dat we dringend een universele CO2-belasting moeten invoeren, die we (aan het juiste tempo) stelselmatig moeten opdrijven. Ik betoog al maanden in de media dat het waanzin is om onze CO2-vrije kerncentrales in België vroegtijdig te sluiten en te vervangen door CO2-spuwende gascentrales, precies omdat de inspanningen vóór 2030 cruciaal zijn voor het klimaat, en omdat dus pragmatisme geboden is. Hoezo de kat uit de boom kijken? Ik mag aannemen dat u zelf een vurige voorstander bent van kenenergie, net zoals ik, aangezien u het klimaatprobleem zo mogelijk nog urgenter en gevaarlijker vindt dan ikzelf?
Alles wat u verder over het IPCC schrijft, is volkomen irrelevant, want dat wist ik al lang. Ik heb het IPCC zelf verdedigd tegen de beschuldigingen van klimaatontkenners dat ze ‘alarmistisch’ zouden zijn, en ik weet heus dat ze hun uiterste best om hun computersimulaties zo zorgvuldig mogelijk te maken, en zo eerlijk mogelijk te zijn over de onzekerheden en beperkingen. Inderdaad, het IPCC is een ernstige wetenschappelijke instelling die zich niet bezondigt aan ‘nodeloos alarmisme’, maar dat doen de talloze klimaatactivisten precies wél. Het IPCC berekent de economische en menselijke schade in verschillende opwarmingsscenario’s, in procenten van het wereldwijde bruto nationaal product, de activisten prediken de totale ondergang van de menselijke beschaving. Ecomodernisten zoals ik aanvaarden de IPCC-consensus over het klimaat maar proberen, vanuit historisch perspectief en met wetenschappelijke argumenten, weerwerk te bieden tegen de overtrokken groene doembeelden (argumenten die u allemaal negeert). Dat u mij op één lijn zet met klimaatontkenners en pseudowetenschappers toont aan dat zelfs wetenschappers niet ongevoelig zijn voor de enorme maatschappelijke polarisering rond dit onderwerp.
De klimaatopwarming betekent niet het einde van de planeet, geeft u toe, maar wel het ‘einde van de planeet zoals wij ze nu kennen’. Is dat niet ‘al erg genoeg’, vraagt u me retorisch? Wel, dat hangt ervan af wat die veranderingen precies inhouden, want uw uitdrukking is al even vaag en cryptisch als toen R.E.M. erover zong in ‘It’s the end of the world as we know it’. Om de gevolgen van klimaatopwarming in te schatten, moeten we naar het IPCC luisteren, niet naar groene doemprofeten die zich verbeelden dat de natuur vóór de komst van de mens een harmonieus evenwicht kende, en dat ze door onze schuld straks naar de knoppen gaat. Nu al bevinden we ons in het ‘antropoceen’, een nieuw geologisch tijdperk ingeluid door de mens. De planeet zal nooit meer dezelfde zijn, wat we ook doen, en zelfs de gevolgen van onze voorbije uitstoot zullen nog decennia doorwerken, zoals u terecht schrijft.
Tot slot: uw analogie tussen roken (voor de mens) en fossiele brandstoffen (voor de mensheid) berust op een grove ontkenning van de ontzettende vooruitgang die we aan fossiele brandstoffen te danken hebben. Roken is een schadelijke en kankerverwekkende activiteit die de levensverwachting sterk verlaagt en geen enkel voordeel biedt voor de roker. De roker kan van vandaag op morgen stoppen, zonder enig nadeel, maar onze beschaving kan niet van vandaag op morgen stoppen met het gebruiken van fossiele energie. Fossiele brandstoffen waren en zijn een enorme zegening voor de mensheid, die de mondiale levensverwachting van 30 naar meer dan 70 jaar deden stijgen, die onze rijkdom en welvaart spectaculair vermeerderden, en zonder dewelke onze hoogtechnologische geïndustrialiseerde samenleving gewoon onmogelijk zou zijn. Zonder fossiele energie zou er wellicht zelfs geen IPCC zijn, de internationale organisatie van wetenschappers waarvoor wij beiden veel respect hebben. De mensheid kan van fossiele brandstoffen afraken, als we het hoofd koel houden en pragmatisch te werk gaan, maar het zal geen sinecure zijn. We moeten ons sowieso voorbereiden op ’the end of the world as we know it’.
Wel, beste Sven, wat denk je van een publiek debat tussen ons beide, om uit te maken wie hier de echte ‘ontkenner’ van wetenschappelijke feiten is?
Met collegiale groet,
Maarten