Ongeloof over geloof. Waarom academici zoveel moeite hebben om de drijfveren van religieuze fundamentalisten te snappen

Het Financieel Dagblad publiceerde onlangs een ijzingwekkend interviewmet Jason Walters, voormalig lid van de Hofstadgroep. Walters werd in 2004 veroordeeld tot 15 jaar celstraf, maar deradicaliseerde zichzelf in de gevangenis, door studie van natuurwetenschap en filosofie. Eerst werd hij spijtoptant van het jihadisme, daarna zwoer hij de islam zelf af. Nu doet hij als academicus in Leiden onderzoek naar sociale netwerken van jihadisme. Opmerkelijk is wat hij te vertellen heeft over zijn academische collega’s: die publiceren “al jaren complete bullshitstudies en bullshittheorieën” over radicalisering en salafisme.

Nu zou ik zelf, academicus zijnde, niet licht dergelijke schuttingtaal gebruiken, maar Walters zit niet ver van de waarheid. Er bestaat inderdaad een wildgroei aan tegenstrijdige theorieën over dit onderwerp in academische kringen. Wat die theorieën met elkaar delen, is dat ze bijzonder hard hun best doen om de olifant in de kamer te negeren: religie. Alle mogelijk drijfveren en ‘root causes’ van radicalisering (op zich al een wezelwoord) worden onderzocht, behalve degene die terroristen zelf aangeven. Dat zou er allemaal niets mee te maken hebben, of hoogstens een oppervlakkig voorwendsels zijn.
Neem de invloedrijke theorie over zelfmoordterreur van de politieke wetenschapper Robert Pape. In Dying to Win: The Strategic Logic of Suicide Terrorismuit 2005 zette Pape een refrein in dat velen na hem zouden herhalen: zelfmoordterreur wordt helemaal niet gedreven door religieus geloof. Dat terroristen zichzelf opblazen, komt omdat ze een weloverwogen ‘specifiek seculier en strategisch doel’ nastreven, namelijk ‘moderne democratieën dwingen om hun militaire troepen terug te trekken’. Die stelling was in 2005 al niet bijster plausibel, vandaag nog veel minder. Pape moest het concept ‘bezetting’ zodanig oprekken en vervormen dat zijn theorie altijd klopte. Neem Pakistan, een onafhankelijk land sinds het einde van de Britse kolonisatie in 1947, waar sindsdien tientallen zelfmoordaanslagen werden gepleegd. Hoezo, bezetting? Volgens Pape was Pakistan het slachtoffer van ‘indirecte bezetting’, vermits het land buitenlandse steun genoot en zijn beleid mede liet leiden door de belangen van deze mecenassen. Pakistan zou volgens Pape ook zijn eigen tribale gebieden ‘bezetten’, een heuse prestatie voor een soevereine staat. Daarnaast botst Papes theorie op andere evidente bezwaren. Wat met alle aanslagen van soennitische radicalen op sjiitische moskeeën (en vice versa), of van beide groepen op kerken en hindoetempels, of wat met de talloze moordaanslagen op godslasteraars en afvalligen? Was dat ook een antwoord op ‘bezetting’? De meeste zelfmoordaanslagen in Pakistan werden overigens niet gepleegd door Pakistanen, maar door buitenlandse strijders. Dat zij in naar een vreemd land trekken om zichzelf op te blazen en tientallen mensen mee de dood injagen, heeft te maken met de olifant in de kamer wiens aanwezigheid Pape hardnekkig negeert: religie.
Er zijn zo talloze ‘bullshittheorieeën’ over jihadisme en terreur, zoals Walters het oneerbiedig uitdrukt. Het zou allemaal voortkomen uit achterstelling en discriminatie. Het zou gaan om geesteszieke of labiele personen die een rechtvaardiging zoeken voor hun sadistische neigingen. Jihadisten zouden ordinaire criminelen zijn, die dankbaar gebruik maken van religieuze smoesjes om te moorden en te plunderen. Voor zover ideologie in beeld komt, dan hoogstens als oppervlakkig voorwendsel. Volgens de antropoloog Scott Atran plegen jihadisten zelfmoordaanslagen omdat ze een ‘opwindend doel’ willen en naar ‘glorie en erkenning’ hunkeren (waarom gaan ze niet voetballen?). Volgens de Belgische politicoloog Rik Coolsaet is de echte voedingsbodem het gevoel ‘er niet bij te horen’. De Koran hebben jihadisten ‘nooit gelezen’ en ‘godsdienst of politiek heeft daar weinig mee te maken’. (Bemerk dat Coolsaet hier de theorie van Pape tegenspreekt).
Enkele maanden geleden nog publiceerde de Oxfordse antropoloog Harvey Whitehouse een artikelin het toptijdschrift Behavioral and Brain Sciences, waarin hij opnieuw stellig verkondigt dat zelfmoordaanslagen helemaal niet door religie of ideologie gedreven worden. Whitehouse heeft weer een andere theorie: het zou gaan om een proces van ‘identiteitsversmelting’, dat zich voordoet wanneer mensen een traumatische ervaring samen met anderen meemaken, doorgaans in een rituele context. Een typisch voorbeeld is dat van een soldaat die op een granaat duikt om zijn kameraden te beschermen. Maar hoe zit het dan met collectieve zelfmoordacties zoals die van 9/11, waarin het doel van de missie erin bestaat dat de hele groep omkomt? Een ander probleem, daaraan tegengesteld, zijn de terroristen die zichzelf vanuit hun zoldermaker radicaliseren, door naar internetpreken te luisteren. Deze ‘lone wolves’ zweren voor hun aanslagen trouw aan IS of Al Qaeda, maar hadden amper contact met een terreurnetwerk, laat staan dat ze inwijdingsrituelen meemaakten. Dus hoe konden ze de collectieve trauma’s opdoen die nodig zijn voor identiteitsversmelting?
Nu wil ik niet beweren dat deze theorieën compleet waardeloos zijn. Identiteitsversmelting kan inderdaad leiden tot grotere offerbereidheid, en radicalisering drijft vaak op gevoelens van discriminatie en andere frustraties. Alleen kan je die factoren enkel begrijpen wanneer je ze bekijkt door het prisma van het religieus geïnspireerde vijanddenken, dus de extreme kloof tussen de ware gelovigen en de kufar  en hypocrieten. Waarom voelen jongeren zich uitgerekend verbonden met geloofsgenoten die een andere taal spreken en een andere cultuur hebben. Waarom zijn ze er rotsvast van overtuigd dat het westen erop uit is om de islam kapot te maken, en geloven ze in allerhande complottheorieën? Toch willen veel onderzoekers de religieuze dimensie krampachtig wegmoffelen. De zelfverklaarde kalief heeft een doctoraat in de koranstudies, hun ideologen al-Maqdisi, al-Zawahiri en al-Muhajir schreven talloze theologische traktaten over jihadisme, de religieuze waanzin spat van elke videoboodschap en van elke pagina van het IS-tijdschrift Dabiq, maar nog steeds weten onze westerse geleerden het beter.
Eén anekdote wordt uitentreuren herhaald: twee Britse strijders zouden via Amazon ‘The Koran for Dummies’ gekocht hebben voor ze naar Syrië afreisden. Aha, zie je wel, ze kenden niets van de islam! In om het even welke andere discussie zou niemand enige waarde toekennen aan een dergelijke anekdote, maar door apologeten en academiciwordt ze bijna als ‘smoking gun’ opgevoerd, die alle religieuze preken en teksten tenietdoet. De evidente vraag is natuurlijk waarom deze mannen zich genoodzaakt zagen om hun kennis over de Koran bij te spijkeren alvorens naar Syrië af te reizen, en niet van enige ander boek. En zouden alle kruisvaarders destijds de Bijbel gelezen hebben? 
Niet alleen ontkennen ze daarmee de olifant in de kamer, maar ze blokkeren ook de zoektocht naar een oplossing. In de nieuwe bundel Radicalisation. A Marginal Phenomenon or a Mirror to Society? , uitgegeven door Leuven University Press, berispen de auteurs beleidsmakers die meer aandacht besteden aan de ideologische dimensie van terrorisme. Dat is natuurlijk de hele premisse achter deradicaliseringsprogramma’s: de ontmanteling van de extreme ideologie die heeft postgevat in de breinen van jihadisten. Een dergelijke focus, aldus de auteurs, getuigt van ‘reductionimse’, ‘essentialisme’, ‘ééndimensionaliteit’ en nog wat andere kardinale zonden. De auteurs vinden het begrip radicalisering erg ‘problematisch’. De reden ligt voor de hand. Wie over radicalisering spreekt, komt al snel uit bij de vraag: radicalisering waarin? En dat is precies wat ze niet willen, want dat is ‘stigmatiserend’ voor moslims. Alleen al het woord islamitisch in dezelfde adem uitspreken als terreur zou ‘offensive’ zijn, volgens Rik Coolsaet, die het voorwoord schreef. Zelfs wanneer de olifant recht voor hun neus staat, zoals bij een ‘content analysis’ van Dabiq, besluiten de onderzoekers op het einde van de rit: religie speelt hier nauwelijks een rol.
Hoe komt het dat academici zoveel moeite hebben om religieuze drijfveren ernstig te nemen? De meest voor de hand liggende verklaring is natuurlijk politieke correctheid, zoals ook Jason Walters aangeeft. De meeste academici, met name in de menswetenschappen, hebben een progressieve en linkse oriëntatie. De islam is voor hen de religie van een gekleurde en onderdrukte minderheid, die zoveel mogelijk ontzien moet worden. De keerzijde van specialisering in de academische wereld is de vorming van enclaves, waarin gelijkgestemden enkel nog met elkaar spreken en zelf de spelregels vastleggen. Daarenboven zien vele academici in de menswetenschappen het als hun plicht om tegengewicht te bieden aan ontwikkelingen in de bredere maatschappij. Als de samenleving naar rechts opschuift, moeten zij een linkse tegenstem bieden. Als politici de islam in het vizier nemen, moeten academici op de rem staan.
Toch is dit volgens mij geen afdoende verklaring, en ik wil hier daarom een andere hypothese opperen. De meeste academici groeiden op in een sterk geseculariseerde omgeving, waarin religie nog amper een rol van betekenis speelde. Voor zover ze met God te maken kregen, was hij al lang door de ‘wasmachine van de verlichting’ gedwongen, zoals Pim Fortuyn dat uitdrukte. God was verworden tot een onpersoonlijke abstractie of een metafoor voor het Goede, en geloven was vooral een intieme en persoonlijke aangelegenheid, die geheel losstaat van politiek. Deze goddeloze westerlingen kunnen zich amper nog inbeelden wat het betekent om in een concrete en persoonlijke godheid te geloven, die zich openbaarde in een onfeilbaar Heilige Boek, en die actie verlangt van zijn gelovigen, op straffe van het eeuwige hellevuur. Niet alleen geloven ze zelf niet in een dergelijke God, maar ze kunnen zich niet voorstellen dat anderen daar wel in geloven, en door dat geloof gedreven worden. Dat verschijnsel, dat ik eerder‘ongeloof over geloof’ noemde, speelt met name bij islamitisch fundamentalisme, met haar bizarre waanbeelden over de nakende Eindtijd en het lusthof met de 72 maagden. De verleiding is dan groot om te zoeken naar andere verborgen drijfveren, die meer steek houden vanuit een seculiere perspectief, zoals frustraties over uitsluiting en discriminatie, of de strijd om een buitenlandse bezetter te verjagen. Ik bemerkte bij mezelf enige schroom toen ik een kritisch commentaarstuk schreef voor Behavioral and Brain Sciences over de theorie van Harvey Whitehouse. In een ernstig academisch tijdschriftover het bloed van martelaren en het paradijs beginnen, dat voelt vreemd aan. Het klinkt allemaal zo puberaal en bizar dat je je afvraagt: kan iemand dat werkelijk geloven? Bij Harvey Whitehouse is dat ongeloof zelfs expliciet. In een interviewzegt hij dat religie helemaal niet om doctrines en overtuigingen draait, maar eerder om het bouwen van sociale cohesie en verbondenheid.
Vorige maand maanden verschenen twee boeken die redelijk frontaal ingaan tegen de academische consensus: Theoterrorism v. Freedom of Speech van de rechtsfilosoof Paul Cliteur, en Het vervallen huis van de islam van de socioloog Ruud Koopmans. Niet toevallig zijn beiden erg omstreden in hun vakgebied. Koopmans werd door zijn eigen studenten zelfs op het matje geroepen omdat hij voeding zou geven aan ‘anti-moslim racisme’, een absurd verwijt dat aantoont hoe verstikkend het politiek correcte klimaat in de academische wereld kan zijn. Cliteur legt de focus vooral op jihadistisch geweld tegen cartoonisten en godslasteraars, Koopmans analyseert het islamitisch fundamentalisme als oorzaak van de diepe malaise van de islamitische wereld. Wat beide auteurs met elkaar delen is dat ze bereid zijn om te luisteren naar wat fundamentalisten ons vertellen, en dat ze vrij zijn van ongeloof over geloof. Is het een toeval dat Koopmans zelf, zoals hij aangeeft, opgroeide in een fundamentalistische pinkstergemeenschap? Volgens mij niet. Net zoals Jason Walters, de spijtoptant van de Hofstadgroep, weet hij donders goed wat het betekent om te geloven dat dit aardse leven slechts een tijdelijke beproeving is voor het echte leven, en dat het einde der tijden weldra zal aanbreken. De meeste goddeloze academici hebben er geen idee van.
(NRC, 15/03/19)


x