Indien de volgelingen van Karl Popper een mascotte hadden, dan zou het Cygnus atratus zijn: de zwarte zwaan. Dat nietsvermoedende Australische dier weerlegde volgens de filosofische legende de universele generalisatie ‘Alle zwanen zijn wit’ – in alle handboeken logica en wetenschapsfilosofie terug te vinden.
In alle handboeken? Een empirische generalisatie kunnen we volgens Popper nooit bevestigen, enkel weerleggen. Hoeveel witte zwanen we ook zien, we kunnen nooit besluiten dat ze allemáál wit zijn. Pas wanneer we een zwart exemplaar aantreffen, leren we iets bij: namelijk dat niet alle zwanen wit zijn. Probleem: wie zich enkel beperkt tot de strikte falsificatiemethode van Popper, schiet niets op. Het enige wat je kunt doen, is de ene na de andere veralgemening weerleggen: niet alle zwanen zijn wit, niet alle zwanen hebben pluimen. Gaap.
Als het over politiek gevoelige onderwerpen gaat, willen sommige mensen zich in het keurslijf van Popper opsluiten. Dan blokken ze elke discussie over waarschijnlijkheden en verbanden af met een popperiaanse zwarte zwaan: ‘Niet alle X zijn Y!’ Neem de bevinding dat mannen meer geneigd zijn tot agressie dan vrouwen, dat Marokkaanse jongeren oververtegenwoordigd zijn in criminaliteitscijfers, dat homoseksuele mannen meer geneigd zijn tot seksuele promiscuïteit, of dat Vlaamse moslims homofober zijn dan christenen. Elk van die punten kan je afblokken met een zwarte zwaan: niet álle mannen zijn agressief, de meeste Marokkanen zijn brave burgers, en er zijn ook moslims die zelf homo zijn.
Dat klopt allemaal. Maar dat je een zwarte zwaan kunt vinden (of zelfs een heleboel zwarte zwanen) betekent niet dat je geen verantwoorde generalisaties kunt maken over zwanen en hun kleuren. De dooddoener van de zwarte zwaan is vaak gekoppeld aan een stropop-argument: ‘Jij doet alsof alle homo’s voortdurend aan gangbangs doen met wildvreemden!’ Natuurlijk doen niet álle homo’s dat, zelfs niet de meerderheid. Maar als je het gemiddelde aantal sekspartners van hetero’s en homo’s vergelijkt, zie je een duidelijk verschil. En daar is niets mis mee.
Iedereen veralgemeent (of het scheelt in elk geval niet veel). We zijn voortdurend op zoek naar patronen, verbanden, regelmatigheden. Natuurlijk zijn onze steekproeven vaak beperkt, wat leidt tot vooroordelen. Om dat te corrigeren hebben we wetenschap en statistiek ontwikkeld. Toegegeven: veralgemeningen over een groep kunnen vervelend zijn voor de leden op wie ze niet van toepassing zijn. Maar wie vindt dat veralgemenen daarom uit den boze is, mag meteen alle departementen sociologie, criminologie en politieke wetenschappen aan de universiteit opdoeken.
En dat niet álle zwanen wit zijn, dat weten ze daar heus ook wel.
(Denkfouten – Filosofie Magazine – september 2017)