Waarom was het nazisme discreet over zijn gruweldaden, terwijl IS ermee pronkt?

In deze krant verschenen inmiddels vier kritieken op mijn essay en aansluitende interview over nazisme en jihadisme, en online houdt de stortvloed niet op. De meeste critici halen correcte punten aan, maar trappen daarmee open deuren in, omdat ze mijn essay niet (zorgvuldig) gelezen hebben. Het woord “schroom”, dat veel ophef veroorzaakte, betekent een zekere terughoudendheid of aarzeling. Het nazisme heeft op de meest weerzinwekkende manier geprobeerd om volledige volkeren uit te roeien, maar merkwaardig genoeg was het officiële beleid: geen gratuite wreedheid, want wij zijn “beschaafd”. Geen enkele criticus heeft gereageerd op mijn verwijzing naar de talloze kampcommandanten die door de SS bestraft werden omwille van mishandeling van joden in concentratiekampen. In de plaats daarvan verwijzen ze naar dodencijfers en gruwelen in de concentratiekampen, alsof ik die ooit heb betwist.
In een emotionele reactie nodigt Jan Vanriet, wiens vader in het concentratiekamp van Mauthausen verbleef, mij uit voor een dia-avond van foto’s gemaakt bij massagraven en executies. Daar wil ik graag op ingaan, maar om me van het bestaan van die foto’s te overtuigen, is zo’n dia-avond heus overbodig. Ik ken het fotoboek Schöne Zeiten van Ernst Klee, een collectie van Holocaust-foto’s door daders en omstanders. Sommige “brave” huisvaders stuurden ze zelfs naar thuis als souvenirs voor hun familie.
Dat heb ik allemaal nooit ontkend. Hier is wat letterlijk in het interview stond: “De nazi’s wilden geen pottenkijkers. Zo mochten er geen foto’s genomen worden van de executies.” En dat klopt: Heinrich Himmler, hoofd van de SS, verbood aan leden van de Einsatzgruppen om foto’s te maken. Sommigen deden het stiekem toch, zoals Vanriet kan getuigen. Als ze betrapt werden, dan hing hen een straf boven het hoofd. De Holocaust was een “höchst geheime Reichssache”, dus top secret.

Contrast behoeft een verklaring
Vergelijk dat met IS, die gruwelijke executiefilmpjes verspreidt via haar officiële persbureau, niet zomaar via clandestiene opnames, en die haar genocide op de Jezidi’s aankondigde aan de internationale gemeenschap. Dat is alsof de nazi-propagandaminister Goebbels een gestileerde film van de gaskamers gedraaid zou hebben, om die vervolgens trots naar de Britse BBC te versturen. Dat is gewoon ondenkbaar. De verklaring voor dat opmerkelijke contrast is voer voor discussie. Ik heb de mijne voorgesteld, maar anderen kunnen het oneens zijn. Maar dat het contrast bestaat en een verklaring behoeft, staat buiten kijf.
Ludo Abicht geeft me gelijk wat betreft de interne logica van de waanzinnige rassenleer, de klinische benadering van de Judenfrage, en de “discretie” en “semantische versluiering” waarmee ze werd opgelost. Het enige wat Abicht mij ten laste legt, is dat ik appelen met peren vergelijk: een staatsideologie aan de ene kant, en wat “verspreide fanatici” en “losers” aan de andere kant.
Maar het is ironisch genoeg precies Abicht die aan minimalisering doet. Het jihadisme heeft wereldwijd honderdduizenden aanhangers (data van PEW). IS had op haar hoogtepunt een territorium ter grootte van Groot-Brittannië, een eigen staatsstructuur, internationale vertakkingen en franchisen, een interne bureaucreatie, persbureau en media-afdeling, een gezondheidszorg en zelfs een pensioenstelsel. En natuurlijk een uitgewerkte ideologie. Schattingen van haar slagkracht variëren van 20.000 tot meer dan 200.000 strijders. Maar voor Abicht zijn dat omhooggevallen ‘losers’ voor wie de titel “jihadist” alleen al een vorm van ‘miserabele grootspraak’ is. Dat onvermogen om religieuze fanatici ernstig te nemen, dat ik eerder aanduidde als “ongeloof over geloof”, is typerend voor seculiere westerse intellectuelen.

Stuitende historische onwetendheid?
Getuigt mijn essay van een stuitende historische onwetendheid, zoals velen beweren? Volgens historicus Geerten Waling van de Universiteit van Leiden berust mijn essay op een “volstrekt logische redenering”. Mijn drie UGent-collega’s van het departement geschiedenis vragen zich in een onlinerepliek af “wat de bedoeling is” van mijn historische analogie, maar ze wijzen nergens op historische fouten. De historicus Bruno De Wever, die ik via mail contacteerde voor zijn oordeel, liet me weten: “Wat je zegt over de theoretische doelstellingen van het nationaal-socialisme klopt. De Endlösung moest zakelijk worden afgehandeld. Sadistisch gedrag was niet de doelstelling. Maar in de praktijk werden de meest grove geweld­plegingen getolereerd en was er veel gratuit geweld.”
De Wever wijst erop dat het systeem wel degelijk sadisten aantrok, maar dat deze “niet de kern van het systeem vormden en soms ook zelf aan de kant werden geschoven als hun praktijken de efficiëntie verstoorden.” Daar ben ik het helemaal mee eens, en het is een terechte nuancering. Mijn punt betrof de nazi-ideologie zelf en het officiële beleid, omdat ik het verschil met IS wil begrijpen. Maar daarmee betwist ik natuurlijk niet de vele barbaarse en soms sadistische gruweldaden die de nazi’s hebben gepleegd

(De Morgen, 24/8/17)