Waarom iedereen belang heeft bij praktijktests

Vroeger was alles eenvoudiger, zelfs discriminatie. Eigenaars die een huurder zochten, hingen zelf een bordje voor hun pand: “Huis te huur. Geen vreemdelingen”. Restaurantuitbaters in de V.S. konden gewoon tegen het raam plakken: “Wij bedienen enkel blanken. Geen Mexicanen en negers.” In het naoorlogse Verenigd Koninkrijk kende de arbeidsmarkt een geijkte frase “No Irish Need Apply”, soms afgekort tot NINA. Voor de spaarzaamheid, en omdat iedereen wel wist wat het betekende. En dat waren nog blanken onder elkaar. Vandaag zijn de maatschappelijke normen opgeschoven. Openlijke discriminatie wordt niet langer getolereerd. Iemand die het vandaag zou wagen om zulke bordjes aan zijn deur te hangen, krijgt binnen de kortste keren smartphone-paparazzi en een storm van verontwaardiging op sociale media over zich heen.

Maar daarmee is nog niet aangetoond dat discriminatie niet langer voorkomt. Misschien wil de huisbaas nog steeds geen vreemdelingen, maar gaat hij subtieler te werk. Hij wekt de indruk dat iedereen welkom is, maar als iemand met een vreemde naam opdaagt, dan verzint hij gewoon een smoesje. “Sorry meneer, het appartement is net verhuurd.” Of hij geeft een beleefde rondleiding, maar kiest nadien toch consequent voor de blanke huurder. Een club-uitbater kan zijn portier discrete instructies geven om zwarten (zo veel mogelijk) af te wimpelen. “Sorry, we zitten net vol”. “Als je geen vriendin meebrengt, kom je er niet in”. Daar kan je niet altijd mee wegkomen, maar misschien toch al een aardig eindje.

Zelf ben ik nog nooit geweigerd aan de deur van een discotheek behalve om “objectieve” redenen (ik probeerde wel eens op een zomeravond binnen te geraken in sandalen). Als ik van een makelaar te horen krijg dat mijn droomhuis al verhuurd is, heb ik me nog nooit afgevraagd of hij me met een kluitje in het riet stuurde. En als ik een sollicitatieformulier opstuur, hoef ik niet te vrezen dat mijn voornaam mensen zal afschrikken (misschien wel mijn volledige naam).

Ook voor de potentiële doelwitten blijft het lastig om verdoken vormen van discriminatie in te schatten. Hoe weet je zeker of het appartement écht verhuurd was, en of je CV eerlijk werd beoordeeld? Ben je nu paranoïde, of is er echt iets aan de hand? Het debat over discriminatie is een ideologische loopgravenoorlog. Langs de ene kant van de frontlinie klinkt het dat we eindelijk eens moeten ophouden met dat slachtofferdiscours. Is het echt nodig om altijd en overal ‘discriminatie’ roepen als je je zin niet krijgt? Een huisbaas heeft nog altijd keuzevrijheid. En groepen Marokkanen zijn vaak keetschoppers, logisch dat ze worden geweigerd aan de discotheek. Vanuit de andere loopgraaf horen we dat we altijd naar de slachtoffers moeten luisteren. Als zij zeggen dat ze zich gediscrimineerd voelen, moeten we dat ernstig nemen. Hun ervaring in twijfel trekken of als inbeelding afdoen, is ‘victim blaming’.

Er is een eenvoudige methode om dit ideologische dispuut te beslechten: een wetenschappelijk experiment. Vergelijk twee situaties. Hou alle factoren constant, maar wijzig één cruciale variabele. De vermeende smoesjes van makelaars en huiseigenaars lenen zich daar perfect toe. Bel eerst naar de makelaar als Ahmed. Krijg je te horen dat het appartement al verhuurd is, bel dan een half uur later terug als Dirk, met een ander nummer. Wees even vriendelijk, doe precies hetzelfde. Krijg je de tweede keer te horen dat je welkom bent? Betrapt. De enige onderscheidende factor is de naam van de potentiële huurder. Dat is het mooie aan wetenschap: met een slim experiment ontrafel je een complexe werkelijkheid.

Precies die heldere methodologie werd toegepast door mijn UGent-collega’s Pieter-Paul Verhaeghe en Koen Van der Bracht van de vakgroep sociologie, in opdracht van Stad Gent. De resultaten? Als je een vreemde naam gebruikt, word je in 1 op 3 gevallen al bij het eerste contact gediscrimineerd. De sociologen stelden ook andere vormen van discriminatie vast, bijvoorbeeld op basis van een fysieke beperking, via dezelfde methode: doe je de eerste keer als blinde voor, de tweede keer niet. Mensen met een sociale uitkering werden nog vaker gediscrimineerd. Met de onzalige combo van vreemde naam én sociale uitkering, word je in 3 op 4 gevallen meteen afgewimpeld.

Met wetenschap kan je een probleem vaststellen, maar daarmee is het toch nog niet verholpen? Merkwaardig genoeg heeft het onderzoek zelf al een effect, op voorwaarde dat de proefpersonen weten dat ze in onderzocht worden. Dat wisten ze eerst niet, maar later wel. Na de eerste fase van het onderzoek ontvingen alle makelaars een brief van Stad Gent, waarin hen werd uitgelegd wat het opzet was van het onderzoek, en waarom etnische en sociale discriminatie puur een misdrijf is. Met sancties werd er niet eens gedreigd. Maar wat bleek? Toen de onderzoekers hun proefopzet herhaalden bij dezelfde groep makelaars, bleek nog slechts 10% te discrimineren (tegenover 26% in de eerste ronde). Louter het besef dat ze het voorwerp waren van een onderzoek, en de herinnering aan het wettelijke verbod op discriminatie, zorgde voor een substantiële daling. Waar wacht de overheid nog op?

Bezwaren tegen praktijktests

Inline image 1

Zonder naar de rechter te stappen of zelfs met sancties te dreigen, kunnen praktijktests de discriminatie dus al significant  verminderen. Wie kan hier nu tegen zijn? Ik heb er eerder voor gepleit dat de overheid zelf praktijktests uitvoert op de arbeidsmarkt en de woningmarkt, of dat ze middenveld daarvoor subsidieert. Dat moet u zelf eens proberen. U zal vanzelf merken hoeveel onwil over deze kwestie bestaat, en hoe creatief tegenstanders zijn in het bedenken van slappe uitvluchten, manke analogieën en drogredenen. Het vaakst gehoorde argument tegen praktijktests luidt dat ze voor een “maatschappij van wantrouwen” zorgen. De overheid gaat er “bij voorbaat al van uit dat bedrijven discrimineren”. Met een valse naam bellen, dat is toch “achterbaks gedoe”? Stel je voor dat we die redenering toepassen op de snelheidsregels. Dan kunnen we meteen alle flitspalen weghalen en trajectcontroles afschaffen. Die creëren immers enkel een “maatschappij van wantrouwen”. De overheid gaat er “bij voorbaat al van uit dat mensen te snel rijden”. En dat gedoe met verdoken flitspalen en neppalen, hoe “achterbaks” is dat? Zouden we niet beter vertrouwen op het verantwoordelijkheidsbesef van de autochauffeurs, en eventueel af en toe eens aan sensibilisering doen?

Een verwant argument is dat praktijktests een vorm van “uitlokking” van een misdrijf zijn. Dat klopt niet, althans niet de juridische zin van het woord. Wie een praktijktest uitvoert, neemt weliswaar een valse identiteit aan, maar creëert gewoon de situatie die zich onder normale omstandigheden zou voordoen. Deze praktijk wordt vaak verward met mystery calls, waarbij de tester zelf een discriminerende vraag stelt aan een bedrijf dat bepaalde diensten verleent, om na te gaan of het bedrijf daarmee zal instemmen. Bijvoorbeeld: je doet je als klant voor bij een poetsbedrijf en zegt dat je “geen zwarte” wil. Door die sturende vraag te stellen, die een normale klant misschien helemaal niet had gesteld, lok je een misdrijf uit. Iemand die zich als potentiële huurder voordoet, zoals bij een praktijktest van de UGent, doet precies wat elke persoon zou doen: zijn of haar naam zeggen.

Volgende tegenargument: praktijktests zouden overbodig zijn, want de marktwerking lost het probleem vanzelf op. Een werkgever die een bekwame kandidaat afwijst op basis van zijn huidskleur of religie, snijdt in zijn eigen vel. Probleem is dat diezelfde marktwerking ook discriminatie kan bestendigen, als daar “vraag” naar is. Zolang klanten liever blanke kassierster willen, zal de markt precies de bedrijven afstraffen die weigeren te discrimineren. Het is geen toeval dat sommige makelaars vragende partij zijn voor praktijktests, aldus socioloog Pieter-Paul Verhaeghe. Door niet in te gaan verzoeken tot discriminatie, slinkt het cliënteel van de eerbare makelaars. Die klanten gaan vervolgens aankloppen bij makelaars met minder morele scrupules. Dat is een vorm van oneerlijke concurrentie. Bovendien is marktwerking geen mirakelmiddel. Discriminatie van bekwame werknemers wordt te langen leste afgestraft door de vrije markt, maar niet ogenblikkelijk.

Een ander excuus is dat van de keuzevrijheid. De overheid kan ons toch niet verplichten om ons huis aan “gelijk wie” te verhuren? Natuurlijk niet, dat is ook niet aan de orde. De wet waarborgt de vrijheid van de eigenaar om zijn huis niet te verhuren aan iemand die hij niet vertrouwt. Dat blijft tot op zeker hoogte een subjectieve inschatting. Niemand zal je dwingen om je huis aan een specifieke persoon te verhuren. Het enige wat de praktijktests vaststellen, en waartegen de overheid kan optreden, is dat je iemand bij voorbaat al uitsluit puur omdat hij een vreemde naam heeft, of een visuele handicap.

En als alle argumenten zijn uitgeput, komen mensen met absurde analogieën en hyperbolen opzetten. Op Twitter kreeg ik de volgende argumenten te horen: “Mijn dochters hebben blanke vriendjes, is dat ook discriminatie?” “Dat zijn gewoon Stasi-praktijken”. “Oeps, ik heb een blanke vrouw, ben ik nu strafbaar?”. En klap op de vuurpijl: “Mogen we voortaan geen honden of andere huisdieren weigeren”?

Steekhoudend bezwaar

Neemt niet weg dat er ook een meer steekhoudend pragmatisch bezwaar is: stellen we het moment van discriminatie niet gewoon uit? Maken praktijktests de discriminatie niet gewoon nog doortrapter, in plaats van ze te bestrijden? De tijd waarin mensen “Geen vreemdelingen” in hun advertenties zetten, ligt inderdaad achter ons. En de tijd waarin makelaars alle Moestafa’s en Samira’s met een smoesje afwimpelen binnenkort misschien ook, als we praktijktests invoeren en met sancties zwaaien. Maar wat als controles niet voor morele ophoging zorgen, maar gewoon voor beter camouflagetechnieken?

Dat is logisch mogelijk, maar in de praktijk weinig waarschijnlijk. Mensen die geen vreemdelingen of blinden in hun huis willen, zijn niet noodzakelijk kernracisten of blindenhaters. Vaak zijn ze gewoon risico-afkerig en kiezen ze voor de weg van de minste weerstand. In hun zoektocht naar een betrouwbare huurder, willen ze zo snel mogelijk een eerste grove selectie doorvoeren. Al wie van de norm afwijkt, wordt meteen afgeschoten. Enkel wat vertrouwd is en geen enkele mogelijke complicatie oplevert, wordt overgehouden. En waarom niet, als je je het kunt veroorloven? Het is geen toeval dat etnische discriminatie vooral voorkomt op de huisvestingsmarkt, waar het aanbod schaars is en de vraag groot. Bij knelpuntberoepen echter, waar werkgevers zich minder kieskeurigheid kunnen veroorloven, stelde econoom Stijn Baert omzeggens geen discriminatie vast.

Hier is een meer plausibel scenario. Als discriminatie in de eerste fase wordt ontmoedigd of bestraft door de overheid, krijgen mensen de gelegenheid om Mohammed of Samira in levende lijve te ontmoeten. Dan blijkt misschien dat ze vriendelijk zijn en verzorgd voorkomen. Zelfs doorgewinterde Vlaams Blok-stemmers, al foeteren ze nog zo hard op vreemdelingen, maken weleens een uitzondering voor sympathieke Ali van de kruidenierswinkel. “Ja, maar gij zijt ne goeien, Ali. ’t Zijn al die andere Turken.”

Men kan daarom lachen, maar dat is nu eenmaal hoe de menselijke geest werkt. Als de overheid optreedt met praktijktests, en etnische discriminatie in een vroege fase aanpakt, dan kan het best zijn dat ze dat in een latere fase niet meer hoeft te doen. Wie vertrouwen verdient, zal het vanzelf wekken. Wie niet, niet. Dat ligt in de lijn van de ‘contacthypothese’ in de sociologie, die stelt dat wantrouwen tussen groepen zal verminderen naarmate ze meer met elkaar in contact treden. Onbekend is onbemind (en vice versa).

Iedereen voorstander

We moeten problemen durven benoemen met minderheidsgroepen (wat links te weinig doet), maar we moeten ook individuen beschermen tegen de al dan niet terechte veralgemeningen over de groep waartoe ze behoren (wat rechts te weinig doet). Door eindelijk werk te maken van praktijktests, zendt de overheid ook een belangrijk signaal uit: wij nemen (mogelijke) discriminatie wel degelijk ernstig. Nu is de Belgische wetgeving wel streng, maar blijft ze vaak dode letter. Door flauwe uitvluchten te debiteren, wekt de regering de indruk dat ze het niet zo nauw neemt met discriminatie. Het is de straffeloosheid, niet de praktijktesten zelf, die de “maatschappij van wantrouwen” creëert waarvoor met name de N-VA beducht is. De ene groep vindt dat ze voortdurend gediscrimineerd wordt, de andere vindt dat de eerste zich in een slachtofferrol wentelt en excuses zoekt voor het eigen falen. Behoort u tot die tweede groep? Reden te meer om voorstander te zijn van wetenschappelijk verantwoorde praktijktests: eindelijk een kans om uw gelijk te bewijzen!

Beste regeringspartijen, reken niet enkel op zelfregulering, sensibilisering of marktwerking. Voer zelf controles uit, met een heldere en correcte methode, en licht alle betrokken partijen in. Doe aan opvolging en sleep de hardleersen voor de rechter. Maar bespaar ons uw slappe uitvluchten.

(Lange versie van stuk in Zeno, De Morgen )