De hagiografie van Sint Juttemis

  • Archief

In 2011 stuurde de theoloog Robert A. Maundy een abstract, een resumé van een academisch artikel, naar twee theologische congressen: ‘The paradoxes of darwinian disorder. Towards an ontological reaffirmation of order and transcendence.’ Maundy was ruimdenkend: hij schreef zowel de protestantse Vrije Universiteit Amsterdam (VU) aan als een congres in Krakow in samenwerking met de Pontificale Universiteit van Johannes Paulus II. De inzending werd op beide congressen aanvaard, na beoordeling door academische experts, en opgenomen in de officiële congresbundels.

Probleem was dat Maundy’s verhaal volstrekte onzin was. Dat kan ik weten, want ‘Robert A. Maundy’, zoals de oplettende lezer inmiddels in de smiezen had, is gewoon een anagram van mijn naam. De tekst, die ik bij wijze van grap opstuurde, is een aaneenrijging van grammaticaal correcte maar inhoudsloze zinnen, doorspekt met pedante woordenkramerij, theologisch jargon en een occasioneel citaat van een echte theoloog. Het bevat zinsneden als ‘if we reframe our sense of locatedness of existence within the space of radical contingency of spiritual destiny, then absolute order reemerges as an ontological possibility’.

De organisator van de VU-conferentie, in verlegenheid gebracht na de bekendmaking van de hoax, riep ter verdediging in dat postmoderne theologie ‘wel vaker ondoordringbaar’ is. Dus hoe kon de arme man het verschil merken? En gelijk had hij. Maar is er geen stront aan de knikker als je zelf het verschil niet merkt tussen opzettelijke onzin en ernstige inzendingen?

Theologie is een ‘subject without object’, zoals de afvallige predikant Dan Barker ooit zei, een discipline zonder voorwerp. En wie geen onderzoekbaar studieobject heeft, vervalt binnen de kortste keren in obscurantisme en dikdoenerij. Die trekt een mistgordijn op om te verhullen dat hij niets te zeggen heeft. Daarom is theologie een nepdiscipline, luchtfietsen voor gevorderden.

Horoscoopverbrandingen

Enkele dagen geleden verstuurde ik deze tweet: ‘No self-respecting university should have a Faculty of Theology. Even a Faculty of Astrology would make more sense. At least stars exist.’ Die tweet is in de eerste plaats een grap, maar de boodschap is bloedserieus: theologie hoort net zo min thuis aan een wetenschappelijke instelling als pakweg astrologie, alchemie of acupunctuur – om bij het begin van het alfabet te blijven. A fortiori niet als dat met overheidssubsidies wordt betaald.

Rik Torfs, rector van de KU Leuven, pikte mijn tweet op in zijn column gisteren (DS 27 februari). Hij vindt dat mijn uitlating getuigt van een ‘dogmatische’ opstelling, en eindigt met een omineuze verwijzing naar ‘boekverbrandingen’. Het is een beproefde techniek, wanneer je geen antwoord weet te verzinnen op een argument, om te doen alsof je tegenstrever je monddood wil maken. Natuurlijk denkt geen haar op mijn hoofd eraan om mensen het recht op de beoefening van theologie te ontzeggen, of om theologische traktaten te verbranden. (Dat is zo’n bron van humor, die wil ik niet missen!)

Laten we het eens omdraaien. Zou Torfs onderzoeksbudget en campusruimte vrijmaken voor een faculteit astrologie aan zijn universiteit? De vraag stellen is ze beantwoorden. Wil dat zeggen dat Torfs ‘dogmatisch’ is, dat hij horoscopen wil laten verbranden? Een verstokte sterrenwichelaar vindt misschien van wel, maar dat bezwaar leggen we terecht naast ons neer. Duizend bloemen mogen bloeien, maar daarom nog niet op een universiteitscampus.

Welnu, de wetenschappelijke geloofwaardigheid van theologie is geen haar beter dan die van de astrologie. Er is geen enkel argument ter verdediging van theologie aan een universiteit dat niet net zozeer van toepassing is op astrologie. Net zoals astrologen na millennia van pseudo-onderzoek nog steeds niet weten welke constellaties er zijn en hoe ze ons leven beïnvloeden, hebben theologen na millennia nog steeds geen antwoord gevonden op de meest fundamentele vragen van hun kengebied: hoeveel goden zijn er? Een, drie, zeventien, miljoenen? Of één die terzelfder tijd ook drie is? Zijn ze betrokken of abstinent, eeuwig of sterfelijk, contingent of noodzakelijk, machtig of almachtig? Welke zijn de bevindingen van de ‘pneumatologie’ (de studie van de Heilige Geest) en de ‘soteriorologie’ (verlossingsleer) aan de KU Leuven? Is er een hemel en hel, enkel een hemel, of gaan we reïncarneren? Dat we voor het antwoord op deze vragen nog kunnen wachten tot sint-juttemis (overigens een onbestaande heilige), is niet toevallig. Er is geen enkele rationele procedure om ze te beantwoorden, hoeveel onderzoeksgeld je er ook in pompt.

Midden-Aarde

Ook Marc Reynebeau, journalist van deze krant, liet op Twitter van zich horen: ‘Moeten we dan ook de faculteit letteren afschaffen? Fictie gaat over verzonnen mensen en feiten.’ Maar het verschil ligt voor de hand: literatuurwetenschappers stellen interne vragen over verzonnen figuren binnen het fictieve universum dat de auteur tot leven wekt (‘waarom weifelde Hamlet zo lang?’). Geen enkele literatuurwetenschappers verbeeldt zich dat Hamlet, Aeneas of Sherlock Holmes reële figuren zijn. Daar gaat literatuurwetenschap niet om. Een literatuurwetenschapper kan nog steeds de Bijbel bestuderen, maar dan als literaire fictie, niet als openbaring. Het equivalent van een theoloog in de letteren is iemand die zich afvraagt waar 221B Baker Street precies lag, of die Midden-Aarde zoekt op de landkaart.

Religie kan (en moet) wetenschappelijke bestudeerd worden, maar dat heet ‘godsdienstwetenschap’, geen theologie. Het eerste bestudeert religie, het tweede god(en). Enkele jaren geleden stelde ik een academische bundel samen, Philosophy of pseudoscience, waarin we geloofssystemen als astrologie en creationisme op een sociologische, psychologische en filosofische wijze onderzoeken. Niemand, zelfs Rik Torfs niet, zou de wetenschappelijke studie van astrologie verwarren met het wichelen der sterren zelf. Het eerste hoort thuis aan de universiteit, het tweede niet.

(De Standaard – 28/02/2017)