Een analyse van een lezing waarvan geen schriftelijke neerslag bestaat, en waarbij de meeste lezers niet aanwezig waren, blijft een heikele onderneming. Woorden vervlieden snel, en ons geheugen is onbetrouwbaar. Het gevaar bestaat dat je redeneerstappen overslaat, argumenten verkeerd weergeeft of stropoppen opzet. De oorspronkelijke bronnen zijn niet langer controleerbaar voor je publiek.
Ik vrees dat Thomas Rotthier in die val is getrapt, in zijn analyse van mijn lezing zaterdagavond op de Nacht van de Vrijdenker. Ik weet niet of er geluidsopnames zijn van de lezing, maar om het geheugen op te frissen, hierbij mijn slides van zaterdagavond. En hier een eerdere tribune waarop de lezing deels gebaseerd is, kort na de aanslagen op Charlie Hebdo, weliswaar nog getekend door de verontwaardiging van het moment:
Mijn vertrekpunt was hetzelfde als Rotthier: krenken en gratuit beledigen zijn doorgaans moreel verkeerd. Niettemin ben ik, zelfs vertrekkende van die aanname, bij de conclusie aanbeland dat we, onder welbepaalde omstandigheden, de morele plicht hebben om zaken te schrijven of te publiceren waarvan we zeker weten dat ze mensen zullen krenken. Daarvoor gaf ik zeer specifieke pragmatische argumenten, die Rotthier in zijn analyse hieronder volledig weglaat. In de eerste plaats was mijn argument gebaseerd op de risicospreiding door solidariteit: hoe minder mensen de blasfemische cartoons overnemen, hoe groter het gevaar voor de moedige enkelingen. Charlie Hebdo was het eenzame brandpunt van religieuze haat, omdat bijna niemand anders het aandurfde om cartoons van Mohammed af te drukken. Dat is een gekend probleem van collectieve actie: hoe maak je samen een vuist tegen terroristen? Dat heb ik geïllustreerd aan de hand van het beroemde filmfragment “I am Spartacus” uit de klassieker van Stanley Kubrick.
De effectiviteit van die collectieve strategie heb ik aangetoond aan de hand van het psychologische fenomeen van desensitisatie, dat eerder een succesvolle remedie bleek tegen de lange tenen van godsfanaten. Bij massale verspreiding van blasfemisch materiaal, treedt na verloop van tijd gewennig op. De woede wordt getemperd, de gemoederen bedaren, en uiteindelijk schrijven fundamentalisten enkel nog boze lezersbrieven naar de krant. Dat is precies wat we willen.
Dat het gevaarlijk is om te zwichten voor terreur en om meer “respect” te bepleiten voor religieuze gevoeligheden, heb ik aangetoond door te verwijzen naar de succesvolle intimidatie-strategie van Ayatollah Khomeini, en het gevaar op positieve bekrachtiging van terreur (‘onze intimidatie werkt, laten we nog een stapje verder zetten!’). Daarwijs verwees ik naar het voorbeeld van de linguïsten die met de dood werden bedreigd omdat ze de Perzische etymologie van woorden in de Koran hadden bestudeerd. Dat hellend vlak is geen “ongeloofwaardige” fantasie van mij, zoals Rotthier denkt, maar bittere realiteit.
Op basis van die overwegingen, betoogde ik dat kranten in 2006 (na de Deense cartoonrellen) en in 2015 (na de aanslagen op Charlie Hebdo) de morele plicht hadden (behoudens uitzondering van reële angst voor lijfbehoud) om cartoons van de profeet af te drukken, niet OMDAT ze moslims zouden kwetsen, maar ONDANKS dat onvermijdelijke effect. Mijn compromis-voorstel om gevoelige zieltjes te ontzien, bijvoorbeeld aan de hand van het “one-click away” principe van Timothy Garton Ash, waarbij je cartoons één muisklik verwijdert van de argeloze lezer, laat Rotthier ook al helemaal weg. Wat hij overhoudt in zijn conclusie, is de naakte bewering “Boudry pleit ervoor … te blijven kwetsen”. Dat is natuurlijk een grove karikatuur.
En de verdraaiingen houden hier helaas niet op. Nergens heb ik gepleit voor massale verspreiding van “smakeloze, grove grappen”, maar precies voor onschuldige en ironiserende afbeeldingen van de profeet, die de draak steken met het arbitraire verbod op afbeelding van profeten waarvan niemand weet hoe ze eruit zagen (zie de laatste slides van mijn presentatie). De ‘Jesus butt plug’ (een dildo in de vorm van het kindeke Jezus) toonde ik precies om de stelling te ontkrachten dat het “altijd moslims zijn” die worden gekrenkt en geviseerd: de enige profeet die ontbrak in de bewuste dildo-collectie was niet toevallig Mohammed. Dat die afbeelding schokkend is voor christenen, was precies mijn punt: christenen krijgen het vaak veel zwaarder te verduren dan moslims.
Tot slot: het woord “lafheid” sloeg op die opiniemakers die hun eigen angst rationaliseren door moslims collectief als kleine kinderen en sneeuwvlokjes te behandelen, in plaats van toe te geven dat ze gewoon bang zijn voor aanslagen (wat op zich eerbaar is). Het woord “wraakroepend” heb ik niet gebruikt voor “imams”, maar voor de journalist Glenn Greenwald, die het aandurfde om de moedige cartoonisten van Charlie Hebdo, uitgerekend zijn eigen links-progressieve bondgenoten, postuum als “racisten” uit te schelden. Voor een “conflictmodel” tussen beschavingen of “altijd en overal krenken” heb ik al helemaal niet gepleit, dat heb ik in de vraagstelling achteraf zelfs expliciet ontkracht.