Niet racisme maar onze gevoeligheid ervoor is in opmars

Zelden zoveel voorwaardelijke zinsconstructies na elkaar gehoord als donderdagavond in Ter Zake. Open VLD parlementslid Luk Van Biesen wrong zich langs de nodige bochten om zich, indien hij verkeerd begrepen zou geweest zijn, eventueel te verontschuldigen voor het voorval dat zich zou hebben voorgedaan indien we degenen mogen geloven die zijn woorden verdraaid hadden (of zouden hebben). Het parlementslid was formeel: indien iemand anders in het halfrond zoiets zou gezegd hebben – of zou beschuldigd worden van iets dergelijks gezegd te hebben – dan zou Van Biesen de eerste zijn om recht te veren en dan – euhm – dezelfde valse beschuldigingen te uiten.
Ten eerste, als Van Biesen wil vermijden dat hij, naast het voltallige halfrond, alle krantencommentatoren en zijn eigen partij, ook nog taalcolumniste Ann De Craemer over zich heen wil krijgen, dan moet hij ophouden “moest” te zeggen in plaats van “mocht”. Dat kan handig zijn, mocht hij zich nog eens in voorwaardelijke zinswendingen willen uitputten voor een volgende stommiteit. Als hij dat niet kan opbrengen, keert hij beter terug naar Kraainem, het keuterdorp waaruit hij klaarblijkelijk is ontsproten (Excuses aan alle Kraainemnaars die mij per se verkeerd willen begrijpen).
Dat hij het woord “Marokko” uitsprak in het parlement, toen hij Meryame Kitir iets toebeet na enkele pousse-café’tjes, dat wil hij nog net erkennen. Maar het was zeker niet aan haar gericht, hoogstens aan de – overigens “zeer performante” – voormalige werknemers. Die waren zo  verbluffend goed in hun vak, aldus Van Biesen in Ter Zake, dat ze eigenlijk eender waar aan de slag zouden kunnen na ontslag. “Ergens anders ter wereld”, dat wou Van Biesen eigenlijk zeggen, maar om de een of andere reden was het eerste land dat hem te binnen schoot – met mevrouw Kitir in zijn gezichtsveld – “Marokko”.
Minstens zo belangrijk als het incident zelf, is de universele en kordate veroordeling van Van Biesens lapsus. Zelfs zijn eigen partijleden gingen zich donderdag al – terecht – uit plaatsvervangende schaamte excuseren bij Kitir. Dat een dwaze uitschuiver van een parlementslid, met inderdaad racistische ondertoon, meteen alle voorpagina’s van de nationale kranten haalt, betekent dat onze tolerantiedrempel voor racisme sterk gedaald is. Dat zijn de ‘Better Angels of our Nature’ waarover de psycholoog Steven Pinker spreekt in zijn gelijknamige boek over morele vooruitgang, naar de gevleugelde woorden van Abraham Lincoln. Vergis u niet: niet racisme is aan een opmars bezig, wel onze gevoeligheid ervoor.
Laten we immers wel wezen: dit blijft een randgeval van racisme, omdat Van Biesen niet expliciet naar ethnie of huidskleur verwijst, en geen superioriteit van zijn eigen ras uitspreekt (het zou er nog aan mankeren!). Er is enkel een even vage als vuige insinuatie, een dronken lapsus van iemand die zijn parlementaire zitbank voor een cafétoog hield. Maar een doorgewinterde racist haalt er zijn schouders voor op: die kan nog wel wat erger verzinnen, als hij in zijn stamcafé oreert. 
Terwijl ik dit stuk uittik, werd bekend dat Van Biesen zijn bochtenwerk alsnog heeft afgerond en mea culpa sloeg voor de camera’s van het éénuurjournaal, met Kitir aan zijn zijde. Of zijn “betere engelen” hem vannacht iets in het oor hebben gefluisterd, dan wel de spookverschijning van Gwendolyn Rutten, laat ik hier nog in het midden. Chapeau in ieder geval voor de ruimhartige Kitir, die naar eigen zeggen blij is “dat het probleem erkend is”.
Wat Van Biesen in de Kamer precies heeft uitgekraamd, in zijn onnavolgbare Kraainemse koeterwaals, zullen we misschien nooit weten. Of het zou van de liplezers van het parlement moeten komen. Van Biesen beloofde in zijn mededeling nog initiatieven om racisme “op alle vlakken te bestrijden”. Misschien eens denken aan praktijktests op de arbeidsmarkt, voor van die werkgevers die vinden dat al die “bruine mannen” maar in Marokko werk moeten zoeken? 
(De Morgen, 17 september 2016)