De nostalgie van een ‘groene’ paus

Paus Franciscus geniet de zegening der lage verwachtingen. De man staat aan het hoofd van een autocratisch en reactionair instituut, van oudsher een dood gewicht aan alles wat we aan moderniteit en de verlichting te danken hebben. Elke schrede die hij zet in de richting van onze moderne morele verworvenheden, lijkt verhoudingsgewijs een toonbeeld van moed en vooruitstrevendheid. Dat ligt eraan. Als je een kilometer achterop hinkt en door de halve wereld ter plaatse bent gelaten, rest je weinig keuze dan bij te benen.

De paus is inderdaad, vergeleken bij zijn voorgangers en de historische erfenis van het christendom, de kwaadste niet. Neem zijn standpunt over klimaat en milieu. Bij veel evangelische christenen in de VS moet je met klimaatopwarming niet komen aanzetten. De mens kreeg volgens hen ‘heerschappij’ (Genesis 1:26) over de aarde en mag al haar grondstoffen tot de laatste druppel uitputten. Niemand behalve God kan de aarde om zeep helpen en binnenkort is hij dat sowieso zelf van plan (zie de Apocalyps).
Paus Franciscus vond een ander aanknopingspunt in de christelijke traditie: dat van de mens als goede ‘rentmeester’ over de aarde, aangesteld door God. De natuur, schrijft hij in zijn encycliek Laudato Si, is als een ‘prachtige moeder die haar armen uitstrekt en ons omhelst’. Die beeldspraak klinkt als het gezang van engelenscharen in de oren van ecologisten, van wie de paus nu ruime bijval oogst. De groene activiste Naomi Klein woonde een klimaatsymposium in het Vaticaan bij en loofde de paus om zijn groene gospel. John Vandaele was evenzeer ‘onder de indruk’ van deze ‘geloofwaardige wereldleider’ en ‘inspirator’ (DS 29 september). Hij zou de ‘polsslag van de tijd’ beter voelen dan onze democratisch verkozen premier, zo’n heerschap dat alweer een boom komt opzetten over mensenrechten en gelijkheid tussen man en vrouw.
Klaagzang
Toegegeven, het rentmeesterschap van Franciscus is beslist te verkiezen boven het apocalyptische defaitisme van andere christelijke (en islamitische) strekkingen. Dat de paus klimaatopwarming erkent en naar oplossingen zoekt, is goed nieuws. Maar daar houdt het zowat op. Zijn encycliek bepleit bezuiniging en hekelt economische groei, terwijl enkel dat laatste derdewereldlanden uit de armoede kan tillen. De paus fulmineert tegen grootsteden, terwijl deze door hun grote bevolkingsdichtheid en efficiëntie een lagere ecologische voetafdruk hebben dan het plattelandsleven. Franciscus heeft nostalgie naar een tijdperk waarin de mens nog in harmonie leefde met de natuur. In werkelijkheid hebben jager-verzamelaars, hoewel ze nooit met meer dan enkele miljoenen waren, voor meer ontbossing, soortensterfte en vervuiling gezorgd dan wij zondige kapitalistische stokers ooit hebben gepresteerd.
Doordachte technologische oplossingen kunnen ecologische rampen het hoofd bieden, maar de paus laakt de ‘mythes’ van groei en vooruitgang. De encycliek is een lange klaagzang over de zonden van menselijke hebzucht, het consumentisme, de wegwerpcultuur en de teloorgang van familiewaarden.