Hoog gelaarsd en gesluierd

(dS Avond 10 april 2014)
En toen stak de hoofddoek weer de kop op. Heikele kwestie. Leent zich wellicht niet tot een gebalde column. Maar ik heb al voor georganiseerde diefstal gepleit (aka vermogensbelasting), de zegeningen van het optimisme verguisd, en uw en mijn privacy te grabbel gegooid. Dus waarom niet: de hoofddoek?

De auditeur van de Raad van State heeft geoordeeld dat de motivatie voor een hoofddoekverbod in het gemeenschapsonderwijs niet deugt. Slechts een van de argumenten van het GO! hangt niet aan flarden: de mogelijkheid van groepsdruk en ordeverstoring. Maar dan nog pleit de auditeur voor proportie: casuïstiek in plaats van algemeen verbod.

Aan het Zuid in Gent tref ik geregeld meisjes met een hoofddoek die ik er niet van verdenk voor sociale druk gezwicht te hebben. Modieus, hoog gelaarsd en zelfverzekerd, met een kleurrijk windsel elegant over de schouders gedrapeerd. Sociale druk? Mocht ik haar pokdalige puberbroer zijn: ik zou het niet proberen. De insinuatie dat ze haar kledij niet uit vrije wil kiest, zou haar diep beledigen.

Die meisjes pronken met een hoofddoek als integraal deel van hun culturele identiteit. Emancipatie met een vleugje koketterie. Enerzijds vind ik dat fantastisch. Anderzijds – we gaan toch niet beginnen nuanceren? – vind ik dat ze iets over het hoofd zien.

De betekenis van een symbool is niet voor eeuwig in steen gebeiteld, maar je kan ze evenmin van vandaag op morgen herijken. De historische lading van de hoofddoek is een symbool van vrouwenonderdrukking, die een schaduw tot in het heden werpt. Ook vandaag vind je voldoende moslimmannen die ‘hun’ vrouwen en meisjes berispen wegens hun klederdracht, die hen aansporen om zich vroom te bedekken en verantwoordelijkheid op te nemen voor de dionysische lusten die zij bij onderhavig manvolk ontketenen. Lieden die elke hoofddoek in het straatbeeld als een islamistische wimpel zien, een uithangbord van hun expansiezucht.

De zelfverzekerde moslima die haar hoofddoek volstrekt vrijmoedig draagt, miskent dat die hoofddoek een religieuze lading dekt. Waar zij een elegant accessoire ziet (ik kan haar geen ongelijk geven), zien haar geloofsgenoten op straat een blijk van inschikkelijkheid. Waar een ander meisje louter lippendienst aan een culturele traditie betuigt, knikken mannen instemmend bij zoveel vroomheid. Hoewel zij dat niet bedoelt, verhoogt ze op die manier de sociale druk op andere meisjes die, evenzeer uit vrije wil, niets met die hoofddoek willen te maken hebben. Dat is niet erg solidair.

In een ideale wereld kan iedereen zich tooien naar believen, maar die wereld is niet de onze. De sociale druk, zo heeft de auditeur op zijn minst goed begrepen, is het meest steekhoudende argument voor een hoofddoekenverbod op de schoolbanken. Eén enkel geval van groepsdruk rechtvaardigt volgens mij een – laten we wel wezen – minimale inperking van de vrijheid van klasgenoten. Niemand maalt om schooluniformen, en buiten de schoolpoorten draagt iedereen nog altijd wat zij (liefst toch) wil.