Over de ongezonde obsessie met extreme rijkdom

(Het essay hieronder, vorige week verschenen in EW Magazine, is een uitbreiding en bewerking van mijn eerdere opiniestuk in De Morgen over ongelijkheid en extreme rijkdom/armoede. Ik praatte er ook over bij Jort Kelder op NPO Radio 1 onlangs.)

Ieder zinnig mens erkent dat extreme armoede een morele schandvlek is die we zo snel mogelijk moeten uitwissen. Maar geldt hetzelfde voor extreme rijkdom? Voor velen zijn dat twee zijden van dezelfde medaille: de armen worden steeds armer omdat de rijken steeds rijker worden, en vice versa. Dat is ook de boodschap die Oxfam zowat elk jaar verkondigt in zijn rapport over ongelijkheid, naar aanleiding van de jaarlijkse bijeenkomst van de mondiale elite in Davos. Welvaart zou als een taart zijn die je onder elkaar verdeelt: mijn stuk kan alleen groeien als dat van jou krimpt.

Maar dat ‘nulsomdenken’ is een hardnekkige denkfout. Dat extreme rijkdom de afgelopen decennia sterk toenam, is helemaal correct (hoewel in 2022 ook veel rijkdom verdampt is door de slecht presterende beurzen). Niemand in de geschiedenis was ooit zo rijk als Bill Gates of Jeff Bezos. Als rijkdom als een taart was met vaste omvang, zou je verwachten dat de extreme armoede in diezelfde periode toenam. Precies het tegendeel gebeurde: welke armoededrempel je ook kiest, het percentage arme mensen is sterk gedaald. Extreme armoede (onder $2 per dag) is zelfs gehalveerd. De mondiale taart zélf is enorm gegroeid (met 800 procent in de 20e eeuw), waardoor bijna alle stukken groter werden.

Armoede is een groot kwaad, maar ongelijkheid op zichis moreel onschuldig, zoals de filosoof Harry Frankfurt betoogt in On Inequality. Een maatschappij waarin niemand arm is maar sommigen extreem rijk, is oneindig veel beter dan één waarin iedereen even arm is en niemand rijk. Niet alleen is ongelijkheid zelf moreel neutraal, het is een neveneffect van hetzelfde heilzame proces dat extreme armoede uitroeit: economische groei. Het vooruitzicht om steenrijk te worden, is precies wat mensen als Jeff Bezos en Bill Gates prikkelde om nieuwe producten uit te vinden. Miljardairs capteren slechts een fractie van alle toegevoegde waarde die ze opleveren voor de samenleving  – de rest komt terecht bij al wie hun producten koopt en produceert.

Natuurlijk, de afgelopen decennia verscheen een boekenkast vol met studies waaruit moet blijken dat ongelijkheid, hoewel het samenhangt met vooruitgang, ook schadelijke neveneffecten heeft. Daar is een heuse academische ‘ongelijkheidsindustrie’ rond ontstaan, zoals de Antwerpse hoogleraar Ive Marx schreef. Er is nauwelijks een maatschappelijke kwaal te bedenken die niet aan de ongelijkheid is toegeschreven: criminaliteit, langdurige ziekte, stress, gebrek aan sociale cohesie statusangst, obesitas, tienerzwangerschappen, sociaal wantrouwen. Paus Fransciscus noemde ongelijkheid zelfs ‘de wortel van alle sociale kwaad’. Veel van die studies berusten echter op zwakke correlaties tussen landen en doen ook geregeld aan kersenpluk, zoals ik betoogde in mijn boek Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat. Bovendien verwarren critici vaak ongelijkheid met onrechtvaardigheid: mensen storen zich aan zaken als fraude en belastingontduiking, of aan onverdiende erfenissen, niet zozeer aan ongelijkheid an sich.

Maar wat als de strijd tegen ongelijkheid en extreme rijkdom zélf schadelijke neveneffecten heeft? Laten we even kijken naar het voorstel, steeds breder gedragen, om extreme ongelijkheid te bestrijden via hogere belastingen voor superrijken. In zijn beroemde tirade op Davos drie jaar geleden vroeg de historicus Rutger Bregman aan miljardairs om op te hoepelen met hun fraaie praatjes over filantropie en wereldverbetering: “Taxes, taxes, taxes – and all the rest is bullshit.” De bekende auteur Anand Giridharadas vertrouwt rijke filantropen als Bill Gates ook voor geen haar: ze zijn als “vossen die op de kippen passen”. Steeds meer economen en moraalfilosofen, zoals Ingrid Robeyns, pleiten voor het limitarisme: we moeten een absolute grens invoeren op hoeveel geld iemand mag bezitten, analoog met een armoededrempel. Boven die drempel mag de overheid alles afromen. Limitarisme is een vrij extreme positie, maar de bestrijding van ongelijkheid via belastingen vindt ook bredere ingang. Zo schreef de Volkskrant in een editoriaal dat “hogere belastingen voor de rijken” een “structurele oplossing” zijn om ongelijkheid te bestrijden.

In principe schaar ik me achter een stevige vermogenswinsttaks voor miljonairs, net zoals een harde aanpak van belastingontduiking. De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen. Maar dat zal op zich niet volstaan om extreme rijkdom de wereld uit te helpen – je roomt enkel wat vet van de soep. Hier is een lastige vraag voor wie ongelijkheid wil bestrijden via belastingen. Stel dat we erin slagen om pakweg driekwart van het vermogen van álle miljardairs weg te belasten (volstrekt onhaalbaar, maar het is een gedachte-experiment). Hoeveel daarvan zal onze overheid uitbesteden aan effectieve bestrijding van armoede en ziekte aan de andere kant van de wereld? Gaan ze met dat geld het budget voor ontwikkelingshulp vertienvoudigen?

Het zal wel: in het beste geval zal men dat geld besteden om de zwaksten in eigen land te helpen. En da’s niet zo gek: het is nu eenmaal de kerntaak van een democratische overheid om het leven van haar eigen onderdanen te verbeteren (via pensioenen, sociale zekerheid, onderwijs), niet zozeer het leven van arme Afrikanen. Die passeren immers niet langs het stemhokje. Wist je dat de Nederlandse armoedegrens zowat vijf keer hoger ligt dan het mediaan inkomen op deze planeet? Dat wil zeggen dat elke vorm van herverdeling in het rijke westen op de rijkste 5 procent van de wereld die wat geld naar elkaar doorsluizen.

Filantropie – van miljardairs of van gewone stervelingen – richt zich daarentegen vaak op wereldproblemen die door overheden schromelijk verwaarloosd worden. Samen met zijn vrouw Melinda heeft Bill Gates letterlijk miljarden dollars geïnvesteerd in zeer effectieve programma’s ter bestrijding van malaria en tropische diarree, een aandoening waaraan jaarlijks nog steeds een half miljoen kinderen overlijden, hoewel ze perfect te behandelen is. De Gates Foundation heeft ook de kosten voor de ontwikkeling van een nieuw oraal vaccin tegen polio gedekt, en is vastberaden om deze vreselijk ziekte over de hele wereld uit te roeien.

De effectiefste manier om armoede te bestrijden aan de andere kant van de wereld gaat niet via belastingen, maar via liefdadigheid. Organisaties als GiveDirectly of Eight.world schenken bijvoorbeeld rechtstreeks geld (contactloos via mobiele telefoons) aan de allerarmsten ter wereld. Dat blijkt wonderwel te werken, veel beter dan paternalistische ontwikkelingshulp die over de hoofden van arme mensen beslist wat ze zelf nodig hebben. De Against Malaria Foundation deelt muskietennetten uit in door malaria getroffen gebieden: voor een schijntje kun je letterlijk een kinderleven redden.

Via organisaties als GiveDirectly of Eight.world kan je rechtstreeks geld schenken (contactloos via mobiele telefoons) aan de allerarmsten ter wereld.

En iedereen kan daaraan meehelpen. Wie in Nederland bovengemiddeld verdient – wat geldt voor de meeste lezers van dit magazine – behoort sowieso tot de rijkste 1% ter wereld. Natuurlijk heeft de top 0,01 procent nog veel diepere buidels, maar in wezen komt hun filantropie op hetzelfde neer: individuele burgers maken een autonome (ondemocratische!) beslissing om hun geld weg te schenken, liefst na een zorgvuldige afweging. Aanhangers van het Effectief Altruïsme streven ernaar om levenslang 10% van hun inkomen te doneren aan effectieve doelen (die Pledge heb ik zelf ondertekend), maar voor miljardairs richtte Bill Gates een aparte Giving Pledge op, een belofte om minstens de helft van je totale vermogen weg te schenken aan goede doelen. Zijn vriend Warren Buffett wil tot 99 procent gaan.

Zo’n publieke belofte werkt aanstekelijk: al 236 miljardairs tekenden die Giving Pledge, goed voor een totaal geschat bedrag van €600 miljard. Vergelijk dat met alle ijdele bespiegelingen over draconische miljonairstaksen waar toch nooit iets van in huis komt. En nogmaals: zelfs al kon je al die poen wegbelasten (met inbegrip van die €600 miljard die al aan goede doelen werd beloofd), dan nog is het onwaarschijnlijk dat de meest hulpbehoevenden op deze planeet daarbij gebaat zouden zijn. De kans is zelfs groot dat het kortwieken van filantropie een netto moreel verlies voor de wereld zou inhouden.

Indien de strijd tegen extreme armoede en extreme rijkdom hand in hand ging (zoals in het nulsomdenken), zou het niet zo erg zijn dat mensen de superrijken viseren. Maar helaas is dat niet het geval. Telkens opnieuw zorgt de afkeer van miljardairs ervoor dat mensen de ogen niet op de bal houden en nutteloze of zelfs schadelijk dingen voorstellen die alleen extreme rijken het leven zuur maken, maar weinig doen voor extreme armen. De ongezonde obsessie met extreme rijkdom en belastingen doet telkens de vraag rijzen: waar is het de critici écht om te doen? De afkeer van extreme rijken, of de empathie en zorg voor extreme armen? Hier is een alternatieve slogan voor een betere wereld: “Poverty, hunger and disease – and all the rest is bullshit’. (Ere wie ere toekomt: Rutger Bregman tekende sinds zijn passage in Davos zelf de Pledge, waardoor hij nu ook een rijke filantroop is). Belastingen zijn slechts een middel om de wereld te verbeteren, niet een doel op zichzelf. Als de overheid gelooft dat ze efficiënter wereldproblemen kan aanpakken dan rijke filantropen als Bill Gates en Warren Buffett, dan moet ze het eerst zélf bewijzen.

(EW Magazine, 1 februari 2023)