Wat als de wolf op een dag écht voor de deur staat?

Waarom laten wij ons geregeld de stuipen op het lijf jagen door wat we in de krant lezen? Waarom verkoopt angst? De verklaring schuilt in onze evolutie. Vandaag leven we in de vreedzaamste en veiligste tijd ooit – wel, tot voor kort althans – maar miljoenen jaren lang was de wereld een bijzonder gevaarlijke plek. En waar gevaar om elke hoek loert, is angst geen slechte raadgever. Wie zorgeloos door de savanne kuierde, bekocht het vroeg of laat met zijn leven. De angsthazen daarentegen, die voortdurend op hun hoede waren voor allerlei mogelijke rampspoed, maakten een grotere kans om na­geslacht te verwekken en het tot onze voorouders te schoppen.

Dit is wat biologen een evolutionaire ­‘mismatch’ noemen: ons brein is niet aangepast aan onze moderne omgeving, gewoon omdat die zo nieuw is. En zo worden we in deze veiligste aller tijden overspoeld door de ene paniekgolf na de andere: dioxines, gsm-masten, ggo’s, vogelgriep, pedofilienetwerken, vaccinaties, kernafval, DDT … Telkens bleken die gevaren zwaar overdreven of zelfs helemaal ingebeeld (zoals bij gsm-masten). Een hele stoet doemprofeten voorspelde evenveel catastrofes, en bijna allemaal kregen ze ongelijk.

Geen wonder dat sommigen er hun handelsmerk van maakten om paniekzaaierij te bestrijden. Want inderdaad, rationeel tegengewicht voor ons piekerbrein is nodig. Luc Bonneux is daar een toonbeeld van. Al jaren doorprikt de epidemioloog, scepticus en vooruitgangsdenker ­allerlei vormen van ­gezondheids­alarmisme, in snedige en knapperige stukken die ik graag lees. Op deze pagina’s schreef ik ooit samen met ­Bonneux een stuk over het sensationele bericht dat de ­dioxinecrisis 20.000 kankerdoden had veroorzaakt. Dat bleek, zoals zo vaak, volkomen overtrokken.

Maar wat met dit nieuwe virus? In kringen van doorgewinterde sceptici en vooruitgangsdenkers (waartoe ik mezelf ook reken) was de verleiding groot om ook deze keer te denken: ‘Ja ja, het zal wel weer. Dat liedje kennen we inmiddels.’ En dus omschreef ook Bonneux het coronavirus in februari als ‘milder dan een wintergriepje’. De maatregelen in China noemde hij ‘knettergek’, en de paniek veel schadelijker dan het virus zelf. Inmiddels erkent Bonneux dat hij zich heeft vergist – wat hem siert – maar in zijn jongste bijdragen voor De Standaard doet hij nog steeds hard zijn best om de ‘kwaal’ te minimaliseren en de ­‘remedie’ juist te dramatiseren.

Zo vergelijkt hij ons lockdown­beleid met koning Cnut, die zich ­verbeeldde dat hij de zee kon bevelen om zich terug te trekken, terwijl vloed gewoon vanzelf eb werd (DS 20 mei). Dat is een onzinnige vergelijking. Zelfs de Zweedse viroloog ­Anders Tegnell, die door Bonneux met wierook wordt overladen, erkent dat je met een lockdown wel degelijk de groeicurve kunt afvlakken. Dat ­effect zien we overal ter wereld: hoe later de lockdown, hoe erger (zie ­vandaag: het Verenigd Koninkrijk, Brazilië en New York).

Het koelbloedige Zweden dat Bonneux roemt als lichtend baken in de strijd tegen corona kent enkele bijzonderheden die je niet zomaar kunt extrapoleren: lage bevolkingsdichtheid, andere omgangsvormen (minder kussen en knuffels), grotere burgerzin en een gering aantal vakantiegangers uit Italië. De feiten zijn dat de mortaliteit per miljoen inwoners in Zweden vijf keer zo hoog ligt als in de omliggende Scandinavische landen mét lockdown. Kun je dat werkelijk vergelijken met koning Cnut, als ware de lockdown een bijgelovig ritueel? Bonneux schrijft ook dat 17 procent van de Stockholmers bij het laatste onderzoek antistoffen had. Ik heb geen idee wat zijn bron is, maar de laatste serologische tests in Stockholm gaven slechts bij 7,3 procent immuniteit. Een serieuze ­tegenvaller.

Dat wil niet zeggen dat Bonneux geen enkel punt heeft. De sterfte in Zweden ligt voorlopig lager dan velen hadden gevreesd, en wij Belgen kunnen daar lering uit trekken. Maar medailles worden pas uitgereikt aan de eindstreep. Zelfs als de situatie in Zweden onder controle blijft, wil dat niet zeggen dat ze altijd al gelijk hadden. In situaties van hoge onzekerheid met asymmetrische risico’s – zoals die waarin wij ons bevonden in februari – moet je het zekere voor het onzekere nemen. Iemand die blindelings de autosnelweg oversteekt, heeft geen ‘gelijk’ als hij veilig aan de overkant belandt.

Voor de goede orde: ik heb dit ­virus aanvankelijk ook onderschat. Maar sommige sceptici blijven wel erg lang volharden, in weerwil van de feiten. Dat het virus ‘weinig schadelijk is voor volwassenen’, zoals Bonneux blijft volhouden, klopt gewoon niet (niet alleen qua mortaliteit, maar ook door permanente schade aan longen, hart en nieren). Hij bevindt zich wat dat betreft in goed gezelschap, met internationale topwetenschappers en doorgewinterde sceptici als de epidemioloog John Ioannidis.

Niet elk alarm is vals, en niet elke waarschuwing is paniekzaaierij. Als er echt een gevaar dreigt, is angst ­rationeel. Wie van de strijd tegen alarmisme zijn handelsmerk maakt, riskeert zich op een dag lelijk te mispakken. Die eindigt zoals in de fabel van ­Aesopus: op een dag staat de wolf écht voor de deur, en haal je je schouders op.

(De Standaard, 26 mei 2020)