Hoe zou wijlen Etienne Vermeersch naar deze crisis hebben gekeken? U bekleedt zijn leerstoel, bedoeld om zijn intellectuele nalatenschap in ere te houden.
“Etienne zou tot de risicogroep hebben behoord: hij was de tachtig voorbij en kampte met hart- en vaatziekten. Hij zou dat goed beseffen, maar er geen schrik voor hebben. Hij zou het advies van de overheid volgen, maar wel blijven genieten van het Bourgondisch leven – zoals hij sowieso al deed. Zelfs met zijn ziektes.”
“Doordat Etienne goed was met wiskunde – hij was een echte analytische denker – zou hij wel snel hebben begrepen hoe groot het gevaar was dat op ons afkwam. Wie iets afweet van exponentiële curves, zag vrij snel het gevaar. Wie er minder van kent, keek naar de absolute aantallen en maakte zich minder zorgen.”
Hebben we de impact van het coronavirus onderschat?
“Iedereen heeft het eerst onderschat. Ik ook. Marc Van Ranst ook. De Wereldgezondheidsorganisatie ook. In België en Europa hadden we een vals gevoel van veiligheid omdat onze gezondheidszorg wereldtop is. Over een Chinese miljoenenstad in lockdown moesten we ons geen zorgen maken, want de mensen leven daar veel dichter op elkaar en het gaat er veel minder hygiënisch aan toe dan hier. Zo redeneerden velen.”
“Er is ook een lange geschiedenis van alarmisme of onterecht grote zorgen over onze gezondheid. Van radioactieve straling over dioxine tot kankerverwekkende voedingsstoffen. Sommige van die gevaren, zoals gsm-straling, worden zelfs niet overdreven: ze zijn gewoon totaal ingebeeld. Er is geen enkel gevaar. Als je met die traditie van alarmisme vertrouwd bent, heb je de neiging om te denken: ach ja, dit coronavirus is de zoveelste waarschuwing in een rijtje. Zoals in de fabel van Aesopus, over de jongen die steeds ‘Wolf!’ roept. In het begin schrikken de dorpsbewoners op, maar wanneer het telkens vals alarm blijkt, schenkt niemand nog aandacht aan hem. Op de dag dat de wolf echt in de buurt van de schapen komt, luistert er niemand meer.”
Anderzijds hebben net de alarmerende verhalen van een spoedarts uit Aalst en een patiënt in Gent ons de voorbije week het hardst wakkergeschud.
“Als je alarmisme definieert als het overdrijven of verzinnen van gevaren, dan is het altijd schadelijk. Maar als een gevaar reëel is, hoe erg ook, is het beter om de waarheid te kennen. In die zin is het dus nuttig dat mensen nu bang worden gemaakt. We zijn ook altijd dieper onder de indruk van zulke persoonlijke getuigenissen dan van statistieken. Mortaliteit, exponentiële groei en percentages zijn abstract. Maar als een arts van bij ons getuigt over dertigers zonder medische voorgeschiedenis die met zwaar beschadigde longen in het ziekenhuis liggen: pas dan dringt het tot ons door. Zeggen dat er duizend mensen honger lijden, heeft veel minder impact dan een foto van één kind met gezwollen buikje.”
Voor een onvermurwbare vooruitgangsoptimist als u moeten dit geen fijne tijden zijn.
“In mijn boek ‘Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat’ noem ik mezelf een verbeterlijke optimist. Geen onverbeterlijke, want die zegt dat alles altijd goed komt. Ik voeg er altijd aan toe dat we geen enkele garantie hebben dat al die fraaie stijgende grafieken – van levensverwachting, onderwijs, democratie … – zich zullen voortzetten. Vooruitgang is geen historische noodzakelijkheid. Wie nu in Syrië woont, heeft niet veel aan de mooie grafiek die toont dat de kans op oorlog statistisch steeds kleiner wordt. Je mag je nooit onkwetsbaar wanen. Eén van de redenen waarom we dit gevaar onderschat hebben, is omdat we te veel gewend zijn geraakt aan onze veilige, vredige, welvarende wereld.”
Zijn we daardoor ook nu zo hard uit ons lood geslagen?
“Ik denk het wel. Naarmate iets zeldzamer wordt, zijn we er harder door geschokt. De kans dat er in onze streek een kind stierf, was in de middeleeuwen honderd keer groter dan vandaag. Vroeger hielden we daar rekening mee, nu vinden we dat bijna onbevattelijk. We hebben ontzettend veel vooruitgang geboekt, maar we moeten waakzaam blijven. Er loeren nog steeds gevaren om de hoek, die nog gevaarlijker worden door ons vals gevoel van veiligheid.”
Intussen zitten we bijna allemaal thuis. Wat doet dat met onze mindset?
“De mens is niet gemaakt om alleen te leven, zeker niet tijdens angstige momenten. De gevolgen van de isolatie zullen misschien niet zo erg zijn als het coronavirus zelf, maar ze zijn toch niet te onderschatten. Mensen vereenzamen, kunnen niet naar de kinesist of therapeut, worden misschien het slachtoffer van huiselijk geweld, kunnen hun ouders of lief niet bezoeken: al die dingen hebben een enorme psychologische impact.”
Zal het wennen om in ons kot te blijven?
“Ik vrees van niet, want de nieuwsberichten zullen voorlopig alleen maar erger worden. Ook voor mensen die last hebben van eenzaamheid wordt het er niet beter op. Wie schrik heeft om zelf besmet te zijn, kan wel stilaan opgelucht ademhalen. De gemiddelde incubatietijd bedraagt vijf à zes dagen, dus als je je aan de quarantainemaatregelen hebt gehouden, daalt de kans op besmetting stilaan.”
Deze ongeziene crisis duurt weken, wellicht maanden. Gaat de wereld ooit nog hetzelfde zijn?
“Nee, ik denk niet dat de wereld ooit nog hetzelfde wordt als voor de coronacrisis. Ik durf er mijn hand voor in het vuur te steken dat er – zeker de komende jaren – een aantal zaken anders zullen zijn. Tenzij we binnen 18 maanden een vaccin zouden vinden dat beter werkt dan het griepvaccin – en dan nog is een nieuwe pandemie niet uitgesloten.”
“Je kan het vergelijken met de aanslagen van 11 september 2001, die tot draconische veiligheidsmaatregelen hebben geleid. We konden het ons niet voorstellen om geen vloeistoffen mee in het vliegtuig te mogen nemen, maar intussen zijn we er gewend aan geraakt. De angst voor het virus zal afnemen, zoals de angst voor terreur geminderd is, maar de maatregelen zullen blijven bestaan.”
“Ik kan me goed voorstellen dat we in de toekomst geen vliegtuig meer mogen opstappen wanneer we koorts hebben en niet kunnen bewijzen dat we het coronavirus al hebben doorgemaakt, en er dus immuun voor zijn. Hetzelfde met concerten: zoals we een fouille of een metaaldetector intussen gewend zijn, zullen we het binnen een aantal maanden misschien de normaalste zaak ter wereld vinden dat een infraroodmeter aan de ingang onze lichaamstemperatuur meet. Ik betwijfel ook of we snel weer handen en kussen zullen geven. Elkaar een elleboog geven ziet er nu misschien onnozel uit, maar het kan zijn dat dat onze nieuwe manier van groeten wordt. Mensen zijn een adaptieve soort.”
Heeft het coronavirus ook positieve gevolgen?
“Door de urgentie worden sommige ontwikkelingen versneld, bijvoorbeeld onderwijs op afstand of telewerk. Je zou cynisch kunnen opmerken dat de crisis ook goed is voor de luchtvervuiling en het klimaat, maar dat is een schrale troost. Daarnaast kan een crisissituatie een gevoel van samenhorigheid creëren, al blijft dat effect op langere termijn meestal niet hangen. Na 9/11 was de solidariteit in de wereld ook groot, tot de Amerikanen Irak binnen vielen.”
“Als vooruitgangsdenker erger ik me nogal aan het geloof dat vroeger alles beter was. Mensen die dat zeggen, hebben de geschiedenis niet meegemaakt of een slecht geheugen. Maar mensen die een existentiële crisis zoals een oorlog hebben meegemaakt, zijn beter bestand tegen nostalgie. Dit coronavirus is ook van die orde dat wij er later tegen onze kinderen en kleinkinderen zullen over vertellen.”
We worden allemaal een beetje oud-strijder.
“Voilà. (lacht) We mogen ons gelukkig prijzen dat we in een tijd van medische wetenschap leven. In de middeleeuwen dachten ze dat dit een straf van God was, gingen ze samen bidden en zo elkaar besmetten. Wij weten wie de vijand is en wat we ertegen kunnen doen. We moeten door een donkere tunnel en ik zie nog niet meteen een lichtpuntje, maar we gaan er ons wel door worstelen. Dit is niet de Apocalyps.”
(Het Laatste Nieuws, 21/3/20)