Zal het zo’n vaart lopen met de stijgende zeespiegel als Rutger Bregman schrijft in zijn nieuwe pamflet? NRC liet deze week al enkele wetenschappers aan het woord die menen dat de cijfers van Bregman achterhaald zijn, en dat we hoogstens naar een stijging van een meter gaan tegen het einde van de eeuw.
Maar laten we even aannemen dat Rutgers ergste nachtmerries kloppen, en dat het ‘voortbestaan van het land op het spel staat’ (dat van jullie, vooralsnog niet dat van mij). In dat geval is het grote probleem met zijn pamflet dat het, ironisch genoeg, veel te weinig ambitie toont. Want wat krijgen we te horen na al die doemtijdingen over allesverzwelgend zeewater? Het klassieke ‘minder minder’-lijstje van de milieuactivisten: eet minder vlees, neem vaker de (elektrische) fiets, zie af van verre vliegreizen, isoleer je huis, bezuinig op energie.
Van een joekel van een anticlimax gesproken. Bregmans pamflet hanteert het vertrouwde morele devies van activisten: als we allemaal onze eigen stoep vegen, dan is de hele straat schoon. Zo kan Nederland een nieuwe ramp zoals in 1953 vermijden.
Die logica miskent helaas één lastig probleem: broeikasgassen hebben lak aan landsgrenzen. In 1953 had Nederland de watersnoodramp zelf kunnen verhinderen, als het naar ingenieur en waterprofeet Johan van Veen had geluisterd en betere dijken gebouwd, maar de pijnlijke waarheid is dat Nederland vandaag de dag een verwaarloosbare invloed heeft op de eigen zeespiegel, omdat het voor slechts 0,5 procent verantwoordelijk is voor de wereldwijde uitstoot.
We weten met grote zekerheid (veel zekerder dan die zeespiegels) dat de mondiale energiebehoeften nog fors zullen groeien de komende decennia, met name in ontwikkelingslanden. 1,3 miljard mensen hebben nog niet eens toegang tot elektriciteit, 800 miljoen mensen leven nog steeds in extreme armoede. Die mensen kopen binnenkort allemaal wasmachines, koelkasten, tv’s en airco’s. Ze gaan mooiere huizen bouwen, meer vlees eten, willen ook wel eens een vliegtuig nemen om de wereld te ontdekken. Het zou immoreel zijn (en praktisch onmogelijk) om de rest van de wereld ons welvaartspeil te ontzeggen.
Navelstaren
Klimaatactivisten en beleidsmakers staren veel te veel naar hun eigen navel (‘Als de wereld naar de knoppen gaat, zal het niet aan ons gelegen hebben’). Bregman legt in zijn pamflet mooi uit dat als op Antarctica het landijs smelt, de zeespiegel hier omhooggaat. Maar hij negeert dat hetzelfde geldt als de Chinezen in China er elke week een steenkoolcentrale bijbouwen, en tweehonderd nieuwe luchthavens tegelijk aanleggen. Als de rest van de wereld niet meedoet, hebben de klimaatinspanningen van Nederland (of zelfs van heel Europa) geen enkele zin. Dan kan je 1.000 miljard of 1.000 biljoen euro uitgeven aan emissiereducties, zonder dat het de geringste zoden aan de dijk zet. Dat geld kun je dan beter opzijzetten voor hogere dijken of om je voor te bereiden op geo-engineering, of desnoods om alvast Duits te leren. Dát is het grote verschil met 1953.
Hefbomen
Moeten we dan helemaal niets doen? Toch wel. Als Nederlanders (of Belgen) globaal het verschil willen maken, moeten we hefbomen zoeken om de mondiale uitstoot naar beneden te krijgen, in plaats van ons blind te staren op onze eigen stoeptegel. Kleine, welvarende landen moeten bij uitstek inzetten op technologische innovatie. Als wij betere, goedkopere en efficiëntere ‘borstels’ maken (lees: koolstofneutrale energiebronnen), en die vervolgens aan de rest van de wereld uitdelen, dan vegen we in één keer de hele straat schoon. Dat zou pas een ambitieus plan zijn, een patriottische trots waardig.
Bij de meeste activisten leeft echter het idee dat we ‘alle oplossingen al hebben’ (lees: zon en wind) en enkel nog politieke moed moeten opbrengen. De waarheid is dat hernieuwbaar nog steeds met grote problemen kampt (zoals weersafhankelijkheid en groot oppervlaktegebruik). Ik voorspel: als dat ons alternatief is, zullen ontwikkelingslanden gewoon steenkool blijven stoken. Want zolang je arm bent, heb je andere zorgen aan je hoofd dan de toekomst voor je ongeboren kleinkinderen.
Kernenergie
Niemand kan voorspellen uit welke hoek de technologische doorbraken zullen komen, maar de meest beloftevolle piste is volgens mij kernenergie, omwille van de enorme energiedichtheid die volgt uit Einsteins E=mc², en de onafhankelijkheid van weer en wind. Er liggen tientallen modellen op tafel voor vierdegeneratiekerncentrales die kleiner, veiliger en efficiënter zijn. Maar over kernenergie rept Bregman dan weer met geen woord, want dat is nu eenmaal een groot taboe in de klimaatbeweging.
Laten we het even concreet maken: als Nederland erin zou slagen om een van die modellen uit te werken, op te schalen en aan de rest van de wereld aan te bieden, dan zou het een klimaatbijdrage leveren die zijn emissiereducties op eigen bodem talloze malen overtreft. De mensheid zou Nederland eeuwig dankbaar zijn.
Wie niet wil wachten op de overheid, kan zelf een duit in het zakje doen. Want ook voor burgers geldt: enkel je eigen stoep vegen getuigt van een gebrek aan ambitie. Een nieuw rapport van Founders Pledge wijst uit dat donaties aan een effectief klimaatfonds honderd keer meer uitstoot vermijden dan om het even welke gedragswijziging uit het klassieke ‘minder minder’-lijstje. Een trans-Atlantische vliegreis vermijden is goed. Het geld dat je uitspaart doneren aan organisaties als Information Technology and Innovation Foundation (ITIF) of Clean Air Task Force, is letterlijk honderd keer beter. Waar wachten we nog op?
(de Volkskrant, 17 februari 2020)