Wetenschapsfilosoof Maarten Boudry countert doemdenkers en onheilsprofeten

(Interview voor Primo Magazine)

De Gentse wetenschapsfilosoof met West-Vlaamse roots Maarten Boudry (1984) wordt wel eens de nieuwe Etienne Vermeersch genoemd. Niet onterecht. Gewapend met feiten en cijfers gooit Boudry zich enthousiast, gedreven en tegendraads in het brede maatschappelijke debat. Zijn boek ‘Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat’ is een heilzaam medicijn tegen de overal oprukkende koorts van het doemdenken en het negativisme: ‘Laat ons dankbaar zijn dat we het met zijn allen hier in Vlaanderen zo goed hebben’.

***

De opiniestukken van dertiger Maarten Boudry verschijnen nu al in de meest prestigieuze kranten. Niet alleen in de Lage Landen maar ook in The New York Times en The Independent. Wanneer u de actua-programma’s à la ‘De Afspraak’ op de openbare omroep en elders volgt, heeft u zijn schranderheid ongetwijfeld reeds opgemerkt. Of hij gaf een gesmaakte lezing in uw dorp. Maarten Boudry is de spreekwoordelijke vreemde eend in de bijt. Terwijl we elke dag om de oren worden gemept met de meest apocalyptische onheilstijdingen, vraagt wetenschapsfilosoof Boudry om een –  noodzakelijke – correctie. In de kering 2019-2020 fietsen we met Maarten Boudry door een paar heikele kwesties die het voorbije jaar de agenda hebben gedomineerd. En die dat ook het aan te snijden nieuwe jaar zullen blijven doen.

De eerste pagina’s van ‘Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat’ zetten meteen de toon. We leven langer en blijven langer gezond dan ooit en materieel hebben we het nog nooit zo breed laten hangen. Toch is er in onze samenleving een soort van zwartgallige moedeloosheid doorgesijpeld. We voelen ons niet lekker. We zien de toekomst somber tegemoet. Hoe komt dat?

Maarten Boudry: ‘Er gaapt een enorme kloof tussen de vaststelling hoe goed het met de wereld gaat en hoe weinig mensen weet hebben van de enorme stappen voorwaarts die we samen hebben gezet. Een paar voorbeelden. De voorbije dertig jaar is de armoede in de wereld spectaculair gedaald. Het aantal mensen dat in extreme armoede leeft is tot 8 procent van de wereldbevolking gedaald. Terwijl we vandaag met meer dan 7 miljard mensen zijn. In 1820 waren we met slechts 1 miljard mensen op aarde. De mensheid heeft hier een immense krachttoer gepresteerd die zijns gelijke in de geschiedenis niet kent. We hebben allemaal de neiging om te denken dat het vroeger beter was. Maar dat is absoluut niet zo. Toch is pessimisme wijdverbreid. Waar komt dat pessimisme vandaan? Veel mensen wijzen met een beschuldigende vinger naar de media. Die kwakken dag in, dag uit en de klok rond natuurrampen, ongevallen, moord en doodslag op ons bord. Dat is geen mediacomplot, het is eerder een media-wetmatigheid. De gewone goede gang van zaken in de wereld, dat is geen nieuws. Iets dat daarvan afwijkt, dat is wel nieuws. Wat slecht en scheef zit, valt veel harder op dan wat goed gaat en hoopgevend is. Terreur, natuurrampen, bedrijven die overkop gaan: elke dag opnieuw. Terwijl vooruitgang veel minder zichtbaar is, en daardoor minder opvalt. De voorbije dertig jaar zijn – gemiddeld – elke dag 137.000 mensen uit de extreme armoede weggeraakt. Geen enkele krant bericht daar over. Door de kracht van massacommunicatie en technologie kan slecht nieuws ons binnen de kortste keren overal ter wereld bereiken. Vijfhonderd jaar geleden had niemand weet van natuurrampen aan de andere kant van de wereld, maar er vielen nochtans veel meer slachtoffers. Komt daar bovenop dat ons brein geneigd is maar aandacht te schenken aan negatieve dan aan positieve zaken. Een wetenschappelijke vaststelling die evolutionair te begrijpen valt. Onze voorouders leefden in een gevaarlijke omgeving. Het was eeuwenlang niet echt verstandig om fluitend door de savanne te trekken. Dan kwam je gegarandeerd in de muil van een roofdier terecht. Onze voorouders dienden zich veel meer zorgen te maken dan wij vandaag. Ons geheugen onthoudt negatieve gebeurtenissen ook beter. Daar is een mooi experiment over. In een zee van blije emoticons, halen we het boze gezicht er zo uit. Maar in een zee van boze gezichten, halen we het blij gezicht er veel moeilijker uit.’

Opvallend in de klimaatdiscussie is het bijna Bijbelse taalgebruik: Apocalyps, zondvloed, het einde van de wereld, erfzonde, schuld, de mestvaalt waarop we zitten. Het Boek Job is nooit ver weg.

‘Behalve in de christelijke cultuur komt dat taalgebruik ook in andere culturen voor. De vier ruiters van de Apocalyps: honger, dood, ziekte, oorlog. In het discours van de klimaatactivisten vallen mij twee onderliggende denkpatronen op. De idee van de zondeval: vroeger leefden we in een aards paradijs. Milieuactivisten etaleren een vergelijkbaar verlangen naar de tijd toen de mensen in harmonie leefden met de natuur, als dier onder de dieren. Maar de mens is sinds de moderniteit hoogmoedig geworden en is de natuur beginnen exploiteren. We zijn allemaal verdorven. We moeten spijt betonen. We moeten ons leven beteren. De begrippen vliegschaamte, vleesschaamte en zelfs baarschaamte – je schamen dat je vader of moeder bent – horen inmiddels bij ons dagelijkse taalgebruik. De handel in certificaten voor ‘groen vliegen’, dat is een eigentijdse variant van de aflatenhandel in de katholieke kerk. Wanneer we met een lage kostenmaatschappij voor veel te weinig geld veel te ver vliegen, kopen we onze klimaatschuld af door ergens een boom te planten.’

Is er dan helemaal geen probleem met de opwarming van de aarde?

‘De opwarming van de aarde is niet het einde van de wereld maar een neveneffect van de vooruitgang. Dat neveneffect zal moeten worden gecorrigeerd. Maar het zal niet worden gecorrigeerd door het schuld- en boeteverhaal van hardleerse klimaatactivisten. Het zal worden gecorrigeerd door technologische en wetenschappelijke vooruitgang. Met dank aan ons verstand. Het christendom heeft trouwens voor eeuwenlange stilstand gezorgd. Het is niet geloof en religie, het is de rede die voor vooruitgang zal zorgen. We zullen de landbouwopbrengsten per hectare niet vergroten door onszelf te kastijden. We moeten blijven zoeken naar een technologische oplossing, net zoals met het gat in de ozonlaag.’

Is het niet vreemd dat veel jongelui die meelopen in klimaatbetoging rabiate tegenstanders van kernenergie zijn. Tot nader order is kernenergie de enige CO2-neutrale energie die ter onze beschikking is.

‘Precies. Dat is ook mijn grootste frustratie in de klimaatdebat. Zij die het hardst roepen dat de aarde naar de knoppen gaat, zijn de heftigste tegenstanders van de enige bewezen manier van ontkoling van onze economie. Door de polarisering van het debat is iemand die voor de bouw van kerncentrales is een rechtse zak. Wie bio-peentjes eet is links. Terwijl het hier in verste verte niet over links of rechts gaat. Er is een soort kampvorming bezig in het debat. Alles waar gij voor zijt, daar ben ik tegen. En andersom. Het verzet tegen kernenergie is een heilig huisje van Groen. Wie dat huisje wil afbreken of vernieuwen, is bijgevolg niet groen en dus rechts.’

Voorstanders van kernenergie krijgen in de café-discussie te horen: wat ga je doen met het kernafval? Wat ga je doen om een nieuw Tsjernobyl en Fukushima te vermijden?

‘Tsjernobyl was een zeer primitieve Sovjet-installatie. En Fukushima bevond zich in aarbevingsgevoelig gebied. In Fukushima viel trouwens geen enkele stralingsdode, de tsunami zelf doodde 15.000 mensen. En toch ging het in de media enkel over Fukushima. De echte wortels van het verzet tegen kernenergie bevinden zich onder de oppervlakte. Heimwee naar harmonie met de natuur. Naar kleinschaligheid. Lokaal en circulair leven. Zo’n kerncentrale is een heel groot ding dat de hele dag door wolken in de schone lucht spuwt. Waterdamp, maar alla. De woorden kernenergie en radioactiviteit activeren alle emotionele triggers van weerstand en weerzin. Ik ga nog een stapje verder: juist omdat kernenergie werkt, zijn klimaatactivisten tegen. Waarom? Sommige klimaatactivisten die voor de troepen uit lopen, willen eigenlijk dat het hele systeem op de schop gaat. Weg met het kapitalisme! Weg met de moderniteit! Vergelijkbaar met wat Lenin in Rusland heeft aangericht. Ze gebruiken het klimaat gewoon als een stok om de hond te slaan. De activisten moeten goed uitkijken dat ze niet nog meer tegenstand en aversie opwekken. We zullen samen naar een draagvlak moeten zoeken dat door iedereen wordt gedeeld. Dan pas kan haalbare vooruitgang worden geboekt.’

Nog een debat helemaal gepolariseerd is: migratie en islam. Aan de ene kant heet het dat migratie helemaal geen probleem hoeft te zijn. Aan de andere kant heet het dat de islam alles wat het oude, christelijke Europa dierbaar is, zal vertrappelen.

‘De parallel met het klimaatdebat is duidelijk. Er is een groep van ontkenners die liever de kop in het zand steekt. En er is een groep van overdrijvers die meent dat het einde van de wereld nabij is. Het zijn vooral linkse mensen die blijven volhouden dat de multiculturele samenleving enkel rozengeur en maneschijn is. Vrouwenbesnijdenis? Een cultureel verschijnsel, niks met de islam te maken. Haat tegenover afvalligen? Komt in alle gemeenschappen voor. Dat bepaalde etnische groepen hardnekkiger opduiken in onze criminaliteitscijfers? Allemaal het gevolg van racisme. In die kringen hoor je ook dat radicalisering niets met de islam te maken heeft, maar alles met economische en sociale achterstelling. Als ik met die mensen praat, zeg ik: jullie spelen met vuur. Maar als ik met rechtse mensen praat, moet ik net op de rem gaan staan: zij geloven in apocalyptische visoenen van Eurabia, een Europa onder de knoet van de islam. Daar is geen enkele aanwijzing voor.’

Hoe komt dat nieuwkomers onze liberale vrijheden en economische kansen niet omhelzen maar zich steeds dieper en hardnekkiger in hun eigen cultuur en religie verschansen?

‘Het christelijke fundamentalisme is ook als tegenreactie op de moderniteit ontstaan. Dat zien we nu ook bij de islam, zeker in migratiecontext. Mensen die in een ander land gaan leven, voelen zich onzeker en ontworteld, en plooien terug op geloof. Met name jongeren proberen hun identiteitsconflict op te lossen door de kaart van de islam te trekken. Dat Turken en Marokkanen niet met elkaar opschieten, dat salafisten en andere radicalen ruziën is trouwens een goeie zaak. Zo zal er wellicht nooit een eendrachtig fundamentalistisch front kunnen ontstaan. Wat niet wegneemt dat we naïef zijn geweest. Lange tijd werd gedacht dat de arbeidsmigratie een tijdelijk fenomeen zou zijn. En dat die mensen wel opnieuw huiswaarts zouden keren. En daarna dachten we dat die nieuwkomer alle ideeën waarmee ze thuis zijn opgegroeid achter zich zouden laten eenmaal ze de grens oversteken.

Ook hier geldt de wet van het slecht nieuws. De jongeren die amok maken, homo’s in elkaar timmeren en terreuraanslagen plegen, vallen veel harder op dan de duizenden nieuwkomers die aan de slag zijn, voor hun vrouw en kinderen zorgen en doen wat wij ook allemaal doen: er het beste van maken. Cijfers wijzen uit dat ook de moslimgemeenschap langzaam seculariseert. Maar ik ontken de problemen die er zijn natuurlijk niet. De cijfers die pakweg antisemitisme in kaart brengen, zijn schokkend. Als we de problemen die er zijn willen oplossen, zullen we eerst en vooral de moed en de eerlijkheid moeten opbrengen om de problemen te erkennen.’

Nog een heikel thema dat in 2020 niet van de radar zal verdwijnen: de toename van de ongelijkheid. Eén procent van de rijken, wordt nog veel rijker. De werkende ploeteraars worden steeds armer.

‘Het is waar dat de ongelijkheid in de Angelsaksische wereld toeneemt. In Chili en Brazilië ook. Maar het is geen wetmatigheid dat in kapitalistische landen de kloof tussen rijk en arm per definitie groter wordt. Ongelijkheid kan worden getemperd door belastingen, sociale zekerheid, medische zorg, onderwijs. Ons model is daar een goed voorbeeld van. Maar – en dat stoort me – er zijn linkse mensen die zich harder opwinden over de extreme rijkdom van een handvol dan over de extreme armoede van een veel grotere groep. Rijkdom is niet per definitie kwaadaardig. Bill Gates, een van de rijksten van de wereld, heeft miljarden gepompt – meer dan sommige overheden – in ontwikkelingssamenwerking, in effectieve bestrijding van polio en malaria. Is het erg dat sommige mensen meer hebben dan anderen? Volgens mij is het echte probleem dat sommige mensen te weinig hebben. Veel hebben is op zich niet moreel verwerpelijk. De vraag is: pot je dat geld alleen maar op? Of doe je er iets nuttigs mee dat ook andere mensen en de hele samenleving ten goede komt? In samenlevingen die ongelijk zijn, ligt de armoede vaak lager dan in landen waar iedereen gelijk is. Of even arm, zoals de communisten hebben gedaan. Het klopt dat het verschil tussen rijk en arm toeneemt. Maar het klopt niet dat de armen armer worden. Iedereen wordt rijker.’

Als ik om me heen kijk, kan ik me toch niet van de stellige indruk ontdoen dat de middenklasse rake klappen krijgt. Eén voorbeeld: kleinhandelszaken hebben grote moeite om te overleven.

‘Mondiaal klopt dit niet, integendeel. Voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid behoort de helft van de wereldbevolking tot de middenklasse. Mensen die voldoende geld hebben om een wasmachine te kopen, een fiets, een badkamer en huiselijk comfort, om de kinderen naar school te sturen en te laten vaccineren. Wal-Mart, de Amerikaanse warenhuisketen, biedt extreem goedkope producten aan waar in de eerste plaats de armen van profiteren. Twee derde van de wereld heeft een vandaag een mobiele telefoon. Dat kunnen we toch niet anders dan een sprong voorwaarts noemen?’

Oprukkende ongelijkheid waar veel minder over wordt gepraat is van socio-culturele aard. Kinderen en tieners die in een biotoop zonder een boek of fysieke ontspanning opgroeien, die alleen maar foute rommel eten, die geen inspirerende sociale contacten hebben.

‘Je hoort mij niet zeggen dat we in een probleemloze samenleving leven. Niet alles gaat altijd goed. Het is goed dat kinderen vertrouwd worden gemaakt met technologie en slimme telefoons. Maar dat wil niet zeggen dat in bomen klimmen en in de modder ravotten betekenisloos is geworden. Integendeel. Op onze scholen worden we geconfronteerd met de zesjes-cultuur. Met de hakken over de sloot is al lang welletjes. Nee, we moeten onze kinderen durven vooruit stuwen. Ze blijven stimuleren om hun talenten en vaardigheden maximaal te ontplooien.’

Het grootste meubel in uw appartement is een piano.

‘Terwijl ik destijds helemaal geen zin had om naar de muziekschool te gaan. Ik vond er niets aan, echt niet. Maar ik werd gestimuleerd om daar doorheen te bijten. En nu ervaar ik elke dag de intense vreugde een instrument te bespelen en me te laten betoveren door muziek.’

Tekst: Mathias Danneels

‘Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat’/Maarten Boudry/Uitgeverij Polis/22,50 euro

x