Ik beken: ik was vroeger zelf ‘regressief-links’

Waarover bent u de laatste tijd helemaal van mening veranderd? Het is, bij de wisseling van twee decennia, geen slecht gewetensonderzoek om jezelf aan te onderwerpen. Als je niet meteen iets kunt bedenken waarover je je mening hebt bijgesteld, dan kan dat betekenen dat je hetzij onfeilbaar meteen de juiste meningen weet te vinden, hetzij dat er sprake is van enige vastroesting.

Hier alvast mijn bekentenis. Kent u de term ‘regressief-links’? Ik las deze voor het eerst in de autobiografie Radical van de Britse ex-jihadi Maajid Nawaz. Zoals bij de meeste goede woordvondsten herkent iedereen meteen wat dit betekent. Het gaat om linkse mensen die, vanuit een goedbedoelde sympathie voor onderdrukte minderheden, heulen met regressieve en reactionaire denkbeelden. Denk: samen betogen met Hamas. Generaal Soleimani een held vinden. Een oogje dichtknijpen voor vrouwenbesnijdenis en eremoorden.

Weinig zaken kunnen me meer storen dan het verraad van regressief-linkse mensen aan hun eigen progressieve waarden, en ook in NRC heb ik me er al vaker over opgewonden.

Maar dan nu dus mijn bekentenis: ik was lange tijd zelf zo regressief-links als de pest. De islam gold voor mij bovenal als de godsdienst van een onderdrukte minderheid, met nog een donkere huidstint bovendien. Dat betekende dat moslims in mijn ogen niets verkeerd konden doen.

Alle negatieve denkbeelden over de islam van witte mensen (toen nog ‘blank’ genoemd om onbegrijpelijke redenen) konden louter op vooroordelen berusten. Het was een dekmantel voor vreemdelingenhaat en racisme.

Om u een idee te geven: een van mijn grote helden in mijn studententijd was de Libanese activist Dyab Abou Jahjah, destijds de leider van de Arabisch-Europese Liga. Het protest tegen Jahjah en zijn beweging, daar was ik van overtuigd, berustte enkel op raciale animositeit. Dat hij delen van de sharia wilde invoeren en opruiende taal sprak tegenover autochtone Belgen, vond ik juist geweldig. Want konden wij arrogante westerlingen niet nog veel opsteken van de wijsheden in de Koran?
En was het geen tijd dat een mondige allochtoon de bekrompen blanke man op zijn plaats zette? Politiek-incorrecte academici als Paul Cliteur en Paul Scheffer (tot vorige maand columnist op deze plaats), die toen al wezen op de gevaren van islamfundamentalisme en de schaduwzijde van migratie, golden voor mij als de baarlijke duivel. Het waren lieden die vreemdelingenhaat aanwakkerden en moslims stigmatiseerden. Ik herinner me zelfs dat ik een linkse studievriend uitlegde: “Onthoud: Paul Ricoeur [Frans filosoof] is de goede, Paul Cliteur de slechte.”

En ik heb bewijsstukken! Toen ik op de middelbare school zat, schreef ik een opstel over de moord op Pim Fortuyn. De enige reden waarom ik die moord betreurde, zo lijkt het nu wel, was omdat het koren op de molen van extreem-rechts zou zijn. Voor de rest stoorde ik me vooral aan de „eindeloze treurzang” over Fortuyn, en herinnerde ik aan zijn „ronduit abjecte” uitspraken over de islam (een „achterlijke cultuur”), overigens zonder daar enig argument tegen in te brengen.

Kortom: ik bezondigde me precies aan het soort onnadenkende sympathie voor erkende ‘minderheden’ waaraan ik me nu stoor. Moslims waren voor mij altijd slachtoffer, nooit dader. En mensen die kritiek op hen uiten, dat zijn verwerpelijke sujetten, racisten, halve nazi’s. Precies die hardvochtigheid over de aanslag op Charlie Hebdo waar ik me later zo hard aan stoorde, alsof de cartoonisten het bijna „zelf gezocht hadden”, daar gaf ik destijds zelf blijk van in mijn schrijfsel over Pim Fortuyn.

Het is bizar om te beseffen dat je vroeger een totaal andere kijk had op zaken. Maar tezelfdertijd is het geruststellend om te weten dat je niet je hele leven hetzelfde blijft denken. En het stemt me milder over mijn linkse vrienden die nog steeds – naar mijn idee althans – hun ogen sluiten voor de onderdrukking van minderheden binnen minderheden.

Ik wens u in 2020 van harte een bekering toe over ideeën waar u vandaag rotsvast van overtuigd bent. Het maakt niet uit welke. Misschien zou dat geen slechte zaak zijn voor onze ideologische loopgravenoorlog: dat er af en toe enkele strijders overlopen naar de andere kant. Of gewoon eens uit de eigen loopgraaf komen om een uitje te maken in niemandsland.
(NRC, 8/1/2020)