Linkse ‘bio-ontkenners’ zijn even erg als rechtse klimaatontkenners.

Hebt u weleens een discussie gevoerd met een klimaatontkenner? Het is een mooie oefening in geduld en zelfbeheersing. Klimaatontkenners zijn mensen die, ondanks de overweldigende hoeveelheid bewijzen voor het tegendeel, blijven volhouden dat ons klimaat niet opwarmt. Of dat, als het wel opwarmt, het beslist niet aan de mens ligt. Of dat, als het misschien toch aan de mens ligt, er niets tegen te beginnen valt en we moeten ophouden met ­zeuren. Zelf verkiezen ze de term ‘sceptici’, omdat ze naar eigen zeggen kritische vragen durven te stellen bij gevestigde doctrines. In werkelijkheid weigeren ze wetenschappelijke feiten onder ogen te zien, omdat die hen ideologisch onwelgevallig zijn. Twijfel is een waardevol goed in wetenschap, maar als die te ver doorslaat, kan je met recht en rede over ‘ontkenning’ spreken. Met name de fossiele industrie sponsort al jaren de zogenaamde ‘handelaars in twijfel’, lieden die voltijds mist proberen te spuien over klimaatwetenschap, om de indruk te wekken dat de bewijzen erg schamel blijven en dat het klimaat gehuld blijft in onzekerheid.

In ons publieke debat zijn klimaatontkenners relatief marginaal. Hun enige politieke vertegenwoordiger in Vlaanderen is Jean-Marie Dedecker, en zelfs hij is een lauwwarme ontkenner, een randgeval dus. In academische wandelgangen zal je ze niet gauw tegengekomen, net zomin als op deze (of andere) krantenpagina’s. De website Doorbraak is het enige medium dat hun geregeld een forum biedt. Geen toeval, want klimaat­ontkenning is vooral een rechtse aangelegenheid. Niet alle rechtse mensen zijn klimaatontkenners, maar bijna alle klimaatontkenners zijn rechts. Dat die lieden tegenwoordig in reguliere media geweerd worden, is op zich geen slechte zaak. Het heeft geen zin om eindeloos te blijven discus­siëren over kwesties die in de wetenschappelijke wereld al meer dan twintig jaar beslecht zijn.

Tonnen bewijsmateriaal

Maar er bestaat een andere vorm van wetenschapsontkenning die veel meer prestige geniet. Niet alleen is ze doorgedrongen in de academische wereld en tref je ze geregeld in opiniekaternen aan, ze heeft zelfs hele academische disciplines overgenomen. En zelfs mensen die er niet in geloven, bewijzen er lippendienst aan, uit politieke correctheid. Ik heb het over de ontkenning van biologische verschillen tussen mannen en vrouwen. Niet alleen de evidente verschillen qua anatomie en hormonale huishouding, maar ook op het vlak van psychologische attitudes, gedrag, cognitieve vermogens en interesses. Voor die vorm van wetenschapsontkenning zijn rechtse mensen nagenoeg volledig immuun. ‘Bio-ontkenning’ is bijna uitsluitend een linkse kwaal. De filosofe en zelfverklaarde evolutie­feministe Griet Vandermassen schrijft er uitgebreid over in haar nieuwe boek Dames voor Darwin, waarin ze haar collega-feministen probeert warm te maken voor de evolutionaire psychologie.

Bij de meeste feministische auteurs, en ook binnen het academische vakgebied van genderstudies, heerst de opvatting dat dergelijke verschillen in gedrag, attitudes en interesses bijna uitsluitend het resultaat zijn van socialisatie en omgevingsinvloeden. Om dat vol te houden, hebben ze zich bijna volledig afgesloten van ­andere wetenschappelijke disciplines, zoals de biologie, genetica, endocrinologie en ontwikkelingspsychologie. Het is makkelijker het licht van de zon te loochenen als je eerst zorgvuldig de gordijnen dichttrekt. Vandermassens boek bulkt van de citaten uit onder meer handboeken genderstudies (ook in ons taalgebied), die aan pure wetenschapsontkenning doen.Waarom gaat het hier niet om een legitiem wetenschappelijk standpunt, maar om regelrechte ontkenning? Net als bij alle andere seksuele soorten zijn de twee seksen van homo sapiens (de definitie van ‘man’ en ‘vrouw’ volgt uit de grootte van de geslachtscellen of gameten) op een andere manier vormgegeven door natuurlijke en seksuele selectie. In onze evolutionaire geschiedenis kampten ze met andere uitdagingen, waardoor ze onderhevig waren aan verschillende soorten selectiedruk. Niet alleen is het a priori erg onwaarschijnlijk dat de primaat homo sapiens aan die evolutionaire logica zou ontsnappen, maar inmiddels is de wetenschappelijke discussie beslecht, net zoals bij de klimaatopwarming. In Vandermassens boek tref je tonnen bewijsmateriaal aan voor universele en dus cross-culturele man-vrouwverschillen, uit uiteenlopende academische disciplines.

Twijfel zaaien

Als je beide groepen vergelijkt, ­komen de bio-ontkenners er eigenlijk nog het bekaaidst vanaf. Het klimaat is een ontzettend ingewikkeld systeem en de globale temperatuur op aarde kennen we slechts door statis­tische gemiddelden te berekenen van uiteenlopende metingen op diverse tijdstippen, in oceanen, in de atmosfeer en stratosfeer. Bovendien is de voornaamste aandrijver van klimaatopwarming (CO2) een onzichtbaar en geurloos gas waarmee mensen geen enkele directe ervaring hebben. De aanvaarding van klimaatopwarming vergt dan ook een groot (maar terecht) vertrouwen in de wetenschappelijke methode en in wetenschappelijke instellingen als het IPCC. Als klimaatontkenner heb je het dan ook makkelijk: zaai gewoon wat twijfel over correlatie en causatie en over de onzekerheid van onze meetapparatuur, en drijf vrolijk de spot met het bizarre idee dat een paar honderd moleculen per miljoen onze ganse planeet gevaarlijk zouden opwarmen.

Dat ligt bij man-vrouwverschillen wel even anders. Elk van ons heeft dagelijks ervaringen die de psychosociale verschillen tussen de seksen illustreren: in onze eigen relaties, in de opvoeding van onze kinderen, in de verhalen en roddels die we over elkaar vertellen. Bio-ontkenning is dan ook geen zaak van gewone burgers, maar vooral van wereldvreemde academici die met alle macht een ideologie proberen hoog te houden. Niet ­alleen moeten bio-ontkenners opboksen tegen de wetenschap, maar ook tegen de eigen persoonlijke ervaring.

Ooit was de argwaan van feministen tegenover evolutionaire benaderingen van de menselijke geest begrijpelijk, zoals ook scepsis over klimaatopwarming lange tijd een eerbaar standpunt was. Biologie werd vroeger misbruikt om vrouwen onder de knoet te houden en ongelijkheid te bestendigen. De sociobiologie – de voorloper van de evolutionaire psychologie – kreeg ook terecht kritiek te verduren voor haar speculatieve karakter en haar nogal simplistische theorievorming. Maar wetenschap staat niet stil. Inmiddels ontgroeide de evolutionaire psychologie haar kinderziekten. Mede door de bijdrage van vrouwelijke wetenschappers beschikken we vandaag over een veel genuanceerder beeld van sekseverschillen, dat niet langer vertrekt vanuit het mannelijke perspectief.

Het wordt tijd dat feministen zich verzoenen met de evolutionaire erfenis van onze soort, en dat gender­onderzoekers (en veel anderen in de humanities) hun ideologische dogma’s begraven. Bio-ontkenning hoort net zomin als klimaatontkenning thuis aan universiteiten.

(De Standaard, 11 mei 2019)