De stelling is even eenvoudig als onloochenbaar: onze samenlevingsvorm is superieur aan alle andere ter wereld

Beste dames en heren, 
Er staat een heel eenvoudige waarheid in het nieuwe boek van Gwendolyn Rutten, die me na aan het hart ligt, en waaraan ik hier mijn korte toespraak wil wijden. Niet zozeer de bewering van Rutten zelf heeft mijn verbazing opgewekt, als wel de heftige reacties erop. Toen Rutten die waarheid uitsprak in een interview met Het Laatste Nieuws dit weekend, bij wijze van voorsmaakje van haar boek, stak een storm van protest op. Nochtans is de stelling even eenvoudig als onloochenbaar, als je er even over nadenkt: onze samenlevingsvorm is superieur aan alle andere ter wereld.
Sommige mensen zijn allergisch aan bepaalde woorden. Met name het woord ‘superieur’ werkt als een rode lap op een stier. Is het niet ontstellend aanmatigend en arrogant om je eigen manier van leven boven alle andere te verheffen? En een stier die eenmaal een rode lap heeft zien wapperen, stormt onstuimig vooruit, waarop hij faliekant zijn doel mist. Zo dachten veel mensen dat Gwendolyn Rutten het over haar of onze persoonlijke levensstijl had, alsof ze haar keuze van ontbijtvlokken of haar yogaleraar superieur waande tegenover die van, pakweg, Meyrem Almaci of Wouter Beke.
Natuurlijk had Rutten het over iets anders: over de liberale rechtstaat waarin wij allemaal leven, en over alle vrijheden waarvan we hier genieten. Veel mensen die steigeren bij het woord ‘superieur’, zijn zich niet langer bewust van die verworvenheden, zoals een vis die zijn hele leven in de zee heeft doorgebracht en zich afvraagt: “Water? Wat is dat? Nooit van gehoord.” Waarover gaat het dan wel? Over de vrijheid om jezelf te ontplooien, de vrijheid om zelfstandig te denken en de waarheid te zoeken, de vrijheid om ongehinderd je eigen mening te verkondigen en de levensbeschouwing aan te hangen die je wil, de vrijheid om je seksuele geaardheid te beleven, om met de persoon samen te leven die je lief hebt. De zelfbeschikking over je eigen lichaam. De gelijkheid tussen man en vrouw. De wettelijke bescherming tegen haat en discriminatie. En de vrijheid om je politiek te engageren, om je verkiesbaar te stellen, en om zelf de maatschappij te verbeteren.
Die verworvenheden beschouwen velen vandaag als vanzelfsprekend, maar dat zijn ze helemaal niet: in de hele wereldgeschiedenis zijn ze uniek, recent, exotisch, en ongezien. We danken ze niet aan de zogenaamde Judeo-Christelijke cultuur waarvan sommigen de mond vol hebben, maar aan de Verlichting: de ontwikkeling van wetenschap in de 17de eeuw, de Amerikaanse en Franse Revoluties in de 18de eeuw, de suffragetteweging aan het begin van de vorige eeuw, en de burgerrechtenbeweging en emancipatiestrijd in de jaren 60.
In bepaalde kringen lijkt het een ‘taboe’, zoals Rutten stelt, om die superioriteit van de liberale rechtstaat te erkennen, en van de Verlichtingswaarden waaraan ze ontsproten is. Liever belijden sommigen een vorm van moreel relativisme, waarin geen enkele samenlevingsvorm intrinsiek beter is dan enige andere. Een “misplaatst gevoel van tolerantie”, zoals Rutten het noemt, waarmee we achterlijke en irrationele denkvormen vergoelijken. Lieveren hanteren sommigen een soort van wafelijzermoraal tussen ‘wij’ en ‘zij’, waarbij je het deeg evenredig verdeelt over de twee helften. Als je wil kritiek wil uiten op andere culturen, dan moet je in één adem ook de ‘eigen’ westerse cultuur veroordelen. De ene kant van de wafel beter vinden dan de andere, is uit den boze. Liever bedrijven westerse intellectuelen een verlammende vorm van zelfkastijding, gespeend van enig historisch inzicht, waarin het westen met alle zonden Israëls wordt overladen. In het slechtste geval krijgen we een soort relativisme minus één: alle culturen zijn even goed en mooi, behalve die van het Westen, die door en door slecht is.
Niemand is echter relativist in hart en nieren, als het erop aankomt. Mensen die steigeren bij het woord ‘superieur’ als het over de westerse cultuur gaat, vinden hun eigen moreel relativisme nog altijd superieur aan andere denkwijzen. En bijna niemand die de superioriteit van de Verlichting en de liberale rechtstaat verwerpt, gedraagt er zich naar. Diep vanbinnen weten ze best dat onze samenlevingsvorm beter is dan eender waar ter wereld. Dat het geen toeval is dat mensen uit alle windstreken naar het Westen blijven stromen, op zoek naar vrijheid en geluk. Iemand die zelf in verdrukking en onvrijheid heeft geleefd, onder de knoet van een dictator, of vervolgd door religieuze fanatici, die kan de superioriteit van de liberale rechtstaat beter naar waarde schatten. Enkel verwende postmoderne westerlingen die nooit onvrijheid gekend hebben, kunnen het zich permitteren om diezelfde vrijheid uit te spuwen. En precies daarmee illustreren ze onwillekeurig de superioriteit van de liberale rechtstaat: in een vrije samenleving mag je in de hand bijten die jou voedt. In een theocratie, of in een communistische of fascistische dictatuur, moet je het niet proberen. Dat getuigt van een kolossale ondankbaarheid tegenover de Verlichting, maar niettemin valt het onder de vrije meningsuiting. Hoe idioter de mening, hoe beter ze de meningsvrijheid illustreert.
We leven niet in de best mogelijke van alle denkbare werelden, zoals de filosoof Leibniz meende, maar hier in West-Europa leven we wel in de beste van alle totnogtoe beschikbare werelden. En precies in die openheid en onafheid – paradoxaal genoeg – schuilt de kracht van ons samenlevingsmodel: ze omvat procedures voor zelfcorrectie en verbetering, omdat ze de menselijke feilbaarheid erkent. Onze wereld draagt de mogelijkheid in zich om betere werelden te vinden.
En voor zij die nog altijd huiveren bij het woord ‘superioriteit’, hier is een geruststelling: wij hebben weliswaar de morele plicht om onze vrijheden te koesteren en te verdedigen, maar wij hebben er zelf nauwelijks enige verdienste aan. Wij hebben het voorrecht om hier geboren te zijn en van de vrijheid te genieten, maar wij maken er geen exclusieve aanspraak op. Er is ook niets intrinsiek Europees of Westers aan de liberale rechtstaat. Vrijheid is niet gebonden aan een windrichting, of aan bloed en bodem. Onze vrijheid is als boter, waar we allemaal met ons gat zijn ingevallen. Door een samenloop van contingente historische omstandigheden, zijn Verlichting en wetenschap voor het eerst in West-Europa tot bloei gekomen, na eerdere aanzetten in de Griekse, Romeinse en Arabische cultuur. Maar de vlam had net zo goed elders kunnen aanslaan, in een alternatief universum. En niets verhindert dat het vuurtje zich over de rest van de wereld verspreidt. Dat is geen historische noodwendigheid, maar wel een nobel streven.
Gwendolyn Rutten gelooft dat zulks mogelijk is. Niet door onze superieure samenlevingsvorm gewapenderhand op te leggen, maar door ze vol overtuiging uit te dragen en overal ter wereld te verdedigen, in de hoop dat anderen ermee ‘besmet’ worden. Dat vooruitgangsoptimisme, maakt het pleidooi van Rutten zo aanstekelijk. In tijden van mondaine doemdenkers, die noodsklokken horen luiden maar niet weten waar de klepel hangt, is dat een verademing. Laten we erkennen dat de samenlevingsvorm hier in het Westen inderdaad superieur is, dat ze dat tot voor kort helemaal niet was, en dat het nog beter kan worden, hier en elders.

Lezing uitgesproken op de boekvoorstelling van ‘Nieuwe Vrijheid’ van Gwendolyn Rutten, op 26 april in Brussel.