Michael De Cock beweert dat ik haatpraat op internetfora genre “weeral een bruine minder”, als reactie op het Turks-Belgische slachtoffer van de aanslag in Istanboel, als “helemaal niet racistisch” omschrijf. Dat is pertinent onwaar. Natuurlijk is zo’n gore uitspraak racistisch, en in het interview in De Tijd heb ik niets anders beweerd.
Daar merkte ik enkel op dat zo’n schofterig leedvermaak niettemin onder de vrije meningsuiting zou moeten vallen, in tegenstelling tot wat de Belgische antiraciwetgeving daarover stelt. Dat De Cock daaruit afleidt dat ik die bagger “helemaal niet racistisch” vind, toont enkel aan hoeveel verwarringe over dat begrip bestaat. De vrije meningsuiting, zoals Jogchum Vrielink betoogt in zijn bundel Pro Deo, geldt bij uitstek voor verontrustende, choquerende of gore meningen. Dus voor racisme en haatpraat. Iedereen kan sympathieke en toffe meningen tolereren. Een echte opgave wordt het pas bij haatpraat.
Daar merkte ik enkel op dat zo’n schofterig leedvermaak niettemin onder de vrije meningsuiting zou moeten vallen, in tegenstelling tot wat de Belgische antiraciwetgeving daarover stelt. Dat De Cock daaruit afleidt dat ik die bagger “helemaal niet racistisch” vind, toont enkel aan hoeveel verwarringe over dat begrip bestaat. De vrije meningsuiting, zoals Jogchum Vrielink betoogt in zijn bundel Pro Deo, geldt bij uitstek voor verontrustende, choquerende of gore meningen. Dus voor racisme en haatpraat. Iedereen kan sympathieke en toffe meningen tolereren. Een echte opgave wordt het pas bij haatpraat.
In De Tijd liet ik optekenen dat niet racislme, maar onze morele gevoeligheid ervoor gestegen is. Dat is goed nieuws, want die “morele ophoging”, zoals de socioloog Gabriël van den Brink ze noemt, is zelf een teken van morele vooruitgang. Maar blijkbaar werkt dat vooruitgangsbetoog over racisme, dat ik hier eerder uitwerkte (28/06/2014), in bepaalde kringen als een rode lap op een stier. De Cock doet smalend over het “kijk-maar-naar-de-statistieke n vooruitgangsoptimisme” en verwijt me dat ik de problemen minimaliseer. De vereniging Kifkif, die zich inzet voor de strijd tegen racisme, nomineerde me onlangs voor de “ergste uitspraak van het jaar”, louter en alleen omdat ik had gezegd dat we op haar strijd terrein winnen.
De enige politiek correcte mening over racisme lijkt defaitisme: het wordt altijd en overal erger. Al wat onder die lat gaat, heet “vergoelijking”. De term “groepisme” voor racistische uitlatingen, die Guillaume Van der Stighelen gebruikte in het interview, wimpelt De Cock af als “eufemisme van het jaar”. In werkelijkheid gaat het om een begrip uit de sociaal-psychologische literatuur. “Groupism” is de menselijke neiging om zich met een homogene “wij” te identificeren waarmee we ons afzetten tegen een “zij”. Racisme is inderdaad een vorm van groepisme, maar een bijzonder virulente vorm, omdat het zich ent op onveranderlijke menselijke kenmerken (in tegenstelling tot cultuur, taal of religie).
De Cock toont in zijn tribune precies mijn punt aan over de politiek correcte oververhitting in het racismedebat. Wie wat historisch perspectief aanbrengt, of kanttekeningen zet bij de breed uitgesmeerde aandacht voor de drek van marginale internettrollen (zoals ook Karel Verhoeven terecht deed in zijn edito), krijgt meteen te horen dat zijn argumenten “naar vergoelijking van racisme stinken” en dat ze maar “een beetje minder triest zijn dan het gedrag zelf”.
(De Standaard, 10/01/17)