De kater genaamd Trump

Verschillende mensen hebben me de afgelopen dagen herinnerd aan de laatste, nogal omineuze zin van mijn essay over cultuurpessimisme in Zeno. Daarin schreef ik dat ik me pas tot het doemdenken zou bekeren indien niet Hillary Clinton maar Donald Trump de volgende president van de V.S. zou worden.
Achter die woorden blijf ik staan: de verkiezing van Donald Trump is een bijzonder onrustbarende gebeurtenis, die zelfs een verstokte vooruitgangsdenker somber moet stemmen over de (nabije) toekomst. Trump is een complete onbenul zonder enige politieke of diplomatieke ervaring, een megalomane narcist, een onbeschoft en ongeleid projectiel, een kruitvat van rancune met een angstwekkend kort lontje. En zo’n figuur wordt binnenkort de machtigste man ter wereld, de leider van de ‘free world’.
Niettemin, hoe gevaarlijk de verkiezing van Trump ook is, de vaakgehoorde analogie met Hitler, ook door verstandige mensen zoals mijn vriend Andreas Tirez, is volgens mij van de pot gerukt. Adolf Hitler had een glasheldere en virulente ideologie, die hij lang voor zijn machtsgreep in 1933 publiekelijk had uiteengezet in Mein Kampf. Die ideologie van rassenzuiverheid en antisemitisme, hoewel doordrongen van paranoïde complotdenken, was even consistent als gevaarlijk, en Hitler was een geslepen strateeg die onvermoeibaar en methodisch te werk ging om zijn plannen te verwezenlijken.
Trump daarentegen is een demagogische windhaan en kazakkendraaier. Het gevaar van Trump zit niet zozeer in zijn ideologie, maar in zijn complete gebrek daaraan. De enige ideologie die Trump aanhangt, is de cultus van zijn eigen zelfverheerlijking. En voor zover er en een coherent programma uit zijn campagne valt af te leiden, is dat tegengesteld aan dat van Hitler. Die laatste was expansionistisch (“Lebensraum”), terwijl Trump pleit voor isolationisme. Bovendien was de prille en fragiele democratie van de Weimar-Republiek in de jaren ’30 ook totaal verschillend van de robuuste Amerikaanse democratie.
In ieder geval heb ik de overwinning van Trump totaal niet zien aankomen, en heb ik zelfs een weddenschap afgesloten dat Clinton zou winnen. Ik vertrouwde op de peilingen, die de steun voor Trump om diverse redenen systematisch hebben onderschat. Ik ging ervan uit dat Trump het op zovele manieren zo bont had gemaakt tijdens zijn campagne dat hij zijn eigen winstkansen tot nihil had herleid. Na zijn “grab ‘em by the pussy” uitspraak was ik zelfs opgelucht dat hij éindelijk iets had uitgekraamd dat er zo ver over was dat zijn politieke lot leek bezegeld. Niet dus.
Paradoxaal genoeg hebben die ranzige en knettergekke uitspraken hem misschien zelfs aan zijn overwinning geholpen, omdat ze morele banvloeken van elk weldenkend persoon – aan weerszijden van het politieke spectrum – hebben ontlokt, en hem zelfs binnen zijn eigen partij steeds meer isoleerden. Door die collectieve veroordeling kon Trump nog beter profiteren van zijn status als radicale uitdager van het politieke establishment en het ‘status quo’. Hoe meer de ‘elite’ hem uitspuwde voor zijn platvloerse seksisme en zijn xenofobie, hoe groter de balorigheid bij een deel van het electoraat. (“Ha, het is zogezegd onfatsoenlijk en immoreel om niet op Clinton te stemmen? Wel, we zullen nog eens zien!”)
Nu de Trump-kater enigszins is gemilderd – ik kan me niet herinneren dat ik ooit zo verbouwereerd was door een ochtendlijk nieuwsbulletin – is het zoeken naar verklaringen voor deze onwaarschijnlijke gebeurtenis. Met enig voorbehoud (want het stof is nog lang niet neergedwarreld), hierbij een politieke analyse uit De Tijd, waarin mij ook om mijn vijf cent werd gevraagd. 
Ik beweer niet dat ik pasklare antwoorden heb, maar zoals ik eerder al heb aangegeven, is de opkomst van het Trumpisme volgens mij in grote mate een terugslag op het verstikkende klimaat van politieke correctheid: het kwistige misbruik van termen als “racisme” en “islamofobie” om elke kritiek op samenlevingsproblemen in de kiem te smoren, de beknotting van het vrije woord op universiteitscampussen (“safe spaces” en “deplatorming” van politiek onwelgevallige sprekers), en het oeverloze geneuzel over cultureel “ongevoelige” Halloween-kostuums en transgenders in toiletten. En bovenal: het complete onvermogen van zowel Obama als Clinton om het probleem met de politieke islam nuchter onder ogen te zien, of zelfs maar het woord “islam” uit te spreken in de context van jihadi-terreur.
(Toevoeging: De economische malaise in de industriële staten als Wisconsin en Ohio speelde zeker ook een belangrijke rol, maar exit polls wijzen uit dat de belangrijkste beweegredenen van Trump-stemmers “immigratie” en “terrorisme” waren. https://pbs.twimg.com/media/CxFkMLSXUAAr5fD.jpg:large)
Volgens mij is dat de grote uitdaging voor progressieve krachten de komende jaren, ook hier in Europa: gun rechts-populisten niet het monopolie op islamkritiek. Laat hen niet wegkomen met de perceptie dat zij de enigen zijn die de problemen “durven te benoemen”. Veroordeel hun knettergekke voorstellen (“Ban all Muslims!”), maar neem tezelfdertijd de angsten en verzuchtingen van mensen ernstig. Hou op met islamcritici de mond te snoeren met de dooddoener dat ze “extreemrechts in de kaart spelen”. En schrap voorgoed de onzin-termen “islamofobie” en “cultureel racisme” uit het politiek-correcte draaiboek.