Geen amalgamen, behalve als het ons schikt

‘Pas d’amalgames’, weerklonk uit alle progressieve monden na de aanslagen van in Parijs. Bij ons heet dat: alles op één hoop gooien, of verpakt in dure abstracties: veralgemenisering, stigmatisering. Die vermaning is soms terecht, maar even vaak een reflexieve stoplap om discussies te smoren. Natuurlijk zijn niet alle salafisten terroristen of alle Roma dieven, net zomin als alle kettingrokers kanker krijgen. Maar mogen we alstublieft nog discussie voeren over tendensen, correlaties, causale verbanden?
Stuitend is het daarom dat precies zij die anders de mond vol hebben van amalgamen alle remmen hebben losgegooid in de analyse van het ranzige racisme dat de afgelopen dagen kwam opborrelen uit de internetriolen. De amalgamen die daar werden gebrouwen, waren zelden zo bont en smeuïg.
‘Vlaams braaksel’
Ten overvloede: het racistische leedvermaak op de VVL-website over de dood van de Genkse jongen was ronduit walgelijk. Dat kan voor een weldenkend mens vanzelfsprekend lijken, maar het is goed dat politici die morele walging uitspreken, zeker van sommige strekkingen. Net zoals we van moslims verwachten dat ze terreur in naam van Allah krachtig veroordelen, kijken we ook in de richting van Vlaams-nationalisten wanneer een internetgroep met het logo van de Vlaamse Leeuw racistische bagger verspreidt. Extremisten moet je van de groep losweken en marginaliseren. Elke indruk dat ze een breder draagvlak hebben, moet je de kop indrukken. Men zou van bestrijders van racisme dus verwachten dat ze applaudisseren voor de morele afschuw die N-VA-kopstukken uitdrukten bij het ranzige rioolracisme. Dat ze opgelucht zijn dat racisme zo snoeihard wordt veroordeeld (hulde aan John Crombez die dat wel deed).
Maar precies dat konden Ico Maly en Maartje Luif niet verkroppen. Met alle macht moesten ze aantonen dat zulke vunzige rassenhaat, ondanks de universele veroordeling bij alle politieke gezindten, ‘al drie decennia wordt aangewakkerd in de elitevertogen van dit land’ (Maly, DS 4 augustus). De reacties van anonieme internettrollen haalden zowat alle voorpagina’s, en vervulden iedereen die van ver of dicht bij de ‘elite’ hoort van afschuw, maar toch moest het ‘structureel racisme’ een ‘politieke verantwoordelijkheid’ kennen.
Geen enkele schroom deze keer om een hele bevolkingsgroep te taxeren: dit mag gerust ‘Vlaams braaksel’ heten (Stefan Hertmans). Geen fijne onderscheiden ditmaal. Geen vermanende vingers voor amalgamen en veralgemeningen, wel integendeel. Als het over valse zelfkastijding gaat van ‘onze’ samenleving (de wij-bak die ik hier eerder analyseerde, DS 25 november 2015), kan de karwats niet breed genoeg zijn en niet voldoende ruggen ranselen. Het woord ‘afvoerputje’ alleen al was onkies voor Luif, omdat het loochent ‘dat we de soep eerder zelf hebben bereid’ (DS 4 augustus).
Iemand die hamert op de verdediging van westerse waarden? Racisme. Iemand die een bedreiging in de islam ziet? Een racist. Een pleidooi voor integratie, zorgen om dubbele nationaliteit? Dat moet wel ‘elite-racisme’ zijn (Maly). Zorgen om terreurdreiging? Niets dan een ‘paroxysme van xenofobie’, aldus Matthias Somers in De Morgen, alsof hij onze haat voor het vreemde met exotische woorden wou uitdrijven.
Terreur, migratie, Keulen
Het ergste is: door alles tot de noemer van ‘racisme’ te herleiden, schaden Maly, Luif, Somers en anderen hun eigen zaak. Racisme komt voor tussen en tegenover zowat elke bevolkingsgroep. Xenofobie heeft diepe wortels in de menselijke geest, al zou ik niet zo ver gaan als Erik Van de Kelft (DS 5 augustus) dat ‘racisme aangeboren’ is. Door de terreurzomer, de migratiecrisis en gebeurtenissen in Keulen kregen racistische buikgevoelens van sommigen ongetwijfeld een opstoot. Al die ‘bruine kerels’ met een ‘rare naam’, dat zal toch geen toeval zijn zeker? Mensen merken dat er samenlevingsproblemen zijn met nieuwkomers, maar in plaats van die spanningen aan culturele verschillen, religieuze dogma’s of socio-economische achterstelling te wijten, gaan ze een verband leggen met huidskleur en herkomst. Zo werkt ons brein helaas.
Er is daarom geen belangrijker onderscheid dan dat tussen cultuur en etnie, tussen ideeën en de mensen die ze aanhangen. Maar in plaats van dat onderscheid uit te leggen (en daarnaast de culturele verscheidenheid van migranten en nieuwe Belgen te beklemtonen), gooien de zelfverklaarde racismebestrijders alles op één hoop. Elke kritiek op ‘andersdenkenden’, op ‘migratie’, elke roep om ‘integratie’ en behoud van ‘onze waarden’ wordt in hetzelfde afvoerputje meegesleurd: racisme. À la limite is elk pleidooi voor verlichtingswaarden verdacht. Die zijn immers westers, dus van ‘ons’, dus uitsluiting van de ‘ander’, dus superioriteit dus racisme.
De associatie tussen huidskleur en religie, een toevallige speling van geografie en geschiedenis, is de grootste stoorzender in het huidige integratiedebat. Langs de ene kant van het politieke spectrum voedt ze authentiek racisme, langs de andere kant zorgt ze voor een heilige schrik om culturele verschillen te benoemen. Net nu daar wat opening in kwam, willen sommigen een regressie naar de jaren 90.
Scheld mij dus gerust uit voor ‘racist’, ik heb het eerder gehoord. Deze ‘racist’ is alvast voorstander van praktijktests om raciale discriminatie op de arbeidsmarkt aan te pakken, ondanks de juridische bezwaren. Is het niet constructiever om onze rechtse vrienden daarvan te overtuigen, in plaats van amalgamen te maken waarin zelfs ‘onze’ verlichtingswaarden worden verzwolgen?
Misschien moeten die overijverige racismebestrijders de fabel van Aesopus en de wolf eens herlezen. Is het verwonderlijk dat mensen uiteindelijk hun schouders ophalen bij de zoveelste racisme-kreet, als er op zo’n slordige en onverantwoorde manier mee wordt omgesprongen, en als het semantisch zo wordt opgerekt? Als de wolf echt aan de deur staat, gelooft niemand de schreeuwers nog.