Brief van Boran d’Halboch

(Een zekere Boran d’Halboch stuurde me onderstaande brief, met de vraag om hem op mijn blog te publiceren. Boran d’Halboch is het pseudoniem van een voormalige godsdienstleraar die van zijn geloof afviel door zijn lectuur van atheïsten als Richard Dawkins en Daniel Dennett. In zijn brief rekent hij af met de Kerk en met het “gewauwel en de mistspuiterij” van theologen en metafysici, met name de rector van de KULeuven.)

Toen de KU Leuven nog bestierd werd door een echte rector, zijnde Roger Dillemans, en niet één of ander mediaverschijnsel, studeerde ik er vier jaar aan de theologiefaculteit, de oudste en lange tijd de belangrijkste faculteit aan de eerbiedwaardige Alma Mater. Daarna gaf ik jarenlang, met wisselende voldoening, het vak ‘Rooms-katholieke godsdienst’ op een middelbare school. Op mijn aanwervingscontract stond een stempel die erop wees dat de toenmalige bisschop van Brugge – ja, dezelfde die nu ergens in het verborgene vertoeft – geen fundamentele bezwaren had bij het idee dat ik voortaan de Rooms-katholieke godsdienst zou gaan verkondigen aan de Vlaamse jeugd. Nihil obstat heet dat dan in kerkelijk jargon. Blijkbaar was de bewuste bisschop niet zo streng voor zichzelf als voor de godsdienstleerkrachten die hij uitzond: zijn relatietje verdiende in zijn ogen kennelijk geen nihil obstat. Wat een deuk in het morele blazoen, ja zelfs in de morele pretentie, van de kerk was me dat! Alweer een, jawel, illusie armer!
Gaande weg taande mijn kerkbetrokkenheid, en die stond al bij aanvang van mijn studie op een laag pitje. Al snel gaf ik mijn lidmaatschap bij de club, die zich ‘de Enige Ware Apostolische Kerk’ waant, op. Toen nog om redenen die een zekere betrokkenheid verraadden. Zo ergerde ik mij mateloos aan de hypocrisie van de veroordeling van de bevrijdingstheologie. Terwijl Johannes Paulus II zowat persoonlijk het einde van het communisme bewerkstelligde, verbood hij Latijns-Amerikaanse bisschoppen en priesters aan ‘politiek te doen’ (lees: op te komen voor de armen en verdrukten). 
Een tiental jaar geleden ging mijn geloof zélf voor de bijl. Ik begon me te interesseren voor de evolutieleer en kwam zo bij Dennett, Dawkins en anderen terecht. Voor mij geldt dus zeker wél dat boeken een gelovige tot ongeloof kunnen brengen. En ja, ook voor mij, betekent de evolutieleer een hoogtepunt in de wetenschap. Darwins leer verschaft mij in elk geval wel verklaringen voor allerlei fenomenen die bij religies alleen aanleiding gaven tot tomeloos en lachwekkend gefantaseer. Ik kan heel moeilijk begrijpen hoe iemand die de evolutieleer echt helemaal doorgrondt, kan stellen dat hij of zij toch nog in God gelooft. Torfs ziet hier geen graten in. Tja, …
Vandaag beschouw ik mezelf als een overtuigd atheïst. Ik schaam me er zelfs voor dat ik zolang zo’n groteske illusie achterna ben gelopen.
Het zal daarom niet verwonderen dat ik mij geenszins kan vinden in de recensie die de olijkste onder de Vlaamse rectoren over Maarten Boudry’s boek in De Standaard publiceerde. Torfs bekent dat hij al meteen bij de eerste zin van het boek (‘Iedereen koest illusies. Maar hebben we ze ook nodig?’) het spoor van de auteur kwijt was. Met andere woorden, beste Rik, is het volgens u beter om illusies niet in vraag te stellen? Mij had Boudry in elk geval meteen bij de lurven.
Vervolgens schijnt Torfs het een probleem te vinden dat Boudry een ‘niet heldere’ definitie geeft van het begrip ‘illusie’. Ten eerste vind ik Boudry’s definitie behoorlijk accuraat. Ten tweede hou ik, zoals Torfs blijkbaar wel doet, niet van ‘meerduidige definities’ of een ‘veel-lagige werkelijkheid’. In mijn ogen zijn dat louter eufemismen voor het gewauwel en de mistspuiterij van metafysici en theologen. Dennett heeft daar een mooi woord voor: ‘deepities’, schijnbare diepzinnigheden.
Wat verder heeft Torfs het over geloof als genade: ‘Ik ervaar geloof als een genade, sporen ervan zoek ik in de diepte der dingen: kunst, poëzie, natuur, mensen.’ Een typische godsdienstige recuperatie van zaken die in se seculier zijn. Alsof een verstokt atheïst niet van kunst of de natuur zou kunnen genieten… Denk aan de discussie over Bachs Matteüspassie. Als nieuwbakken heiden vind ik dat nog steeds hét hoogtepunt uit de geschiedenis van de muziek.
Torfs daagt Maarten Boudry uit om hem de ongerijmdheden uit de evangelies aan te wijzen. Ik beveel de rector de boeken ‘De Schrift betwist I & II’ van Maarten ’t Hart aan. ’t Hart, een van zijn geloof gevallen gereformeerd protestant, kent zijn Bijbel trouwens beter dan menig christen. Niet zo verwonderlijk trouwens: hedendaagse christenen hullen zich liever in onwetendheid over die vervelende passages in de Bijbel die niet in hun kraam passen…
Eindigen wil ik met de volgende bedenking: Torfs verwijt Boudry dat zijn ‘religieuze wereld wel een heel aparte plek is’. Wat hij bedoelt is: ‘ik herken het beeld dat Boudry van religie ophangt totaal niet als het mijne’. Boudry zou een archaïsch, door moderne, verlichte christenen al lang in de vuilbak gekieperd (gods)beeld hanteren. Wat mij al verschillende keren is opgevallen, dat is dat, als je aan diezelfde liberale christenen gaat vragen wie God dan wel voor hen is, zij vaak met hun mond vol tanden staan of aan ‘negatieve theologie’ beginnen te doen: opsommen wat God niet is voor hen. Hun God is zo transcendent en abstract dat ze heel dicht bij het alom bekende ietsisme terecht komen, dat op zijn beurt maar heel weinig verschilt van ‘nietsisme’. Ik denk hierbij opnieuw aan Daniel Dennett en raad iedereen aan om op YouTube eens zijn uiteenzetting over ‘How To Tell You’re An Atheist’ op te zoeken. 
‘Illusies voor gevorderden’ is een dijk van een boek! Helder geschreven en met een heerlijk tongue in cheek!
Boran d’Halboch