Wafelijzermoraal

  • Archief

Het wafelijzer is, benevens culinaire erfgoed van België, ook een symbool voor haar institutionele absurditeit. Bij een ‘wafelijzerpolitiek’ wordt het beschikbare budget netjes over de verschillende landsdelen verspreid, teneinde het communautaire evenwicht te bewaren. Als er aan de ene kant geld wordt uitgegeven, dan moet er evenveel geld aan de andere kant belanden. Bedoeling is niet om middelen te besteden waar ze nodig zijn, maar om geen enkele partij te benadelen. Resultaat: verkwisting, nutteloze investering, prestigeprojecten.

Er bestaat echter ook een ‘wafelijzermoraal’, zo besefte ik toen ik voor De Morgen met Dyab Abou Jahjah in debat ging in het Grand Café in Brussel (Dyab had toevallig een Brusselse wafel besteld). Een aanhanger van de wafelijzermoraal is bereid om problemen aan de ene kant van het ijzer te erkennen, maar alleen op voorwaarde dat er evenveel deeg aan de andere kant terecht komt. Als je wil praten over problemen met de Arabische cultuur, of met de islam, of met allochtonen, zo luidt de redenering, moet je ook in één adem evenredige probleem erkennen met het Westen, met de Europese cultuur, of met het christendom. Bij Abou Jahjah gaat het om een misplaatste defensieve reflex ten overstaan van ‘zijn’ Arabische cultuur en godsdienst (nochtans is hij zelf ongelovig). Bij de vele progressieve westerlingen die dezelfde wafelijzermoraal hanteren, gaat het om een vorm van morele zelfkastijding. Voor de eigen stoep vegen, heet dat. De balk uit je eigen oog halen.

Wafelijzermoraal verblindt in beide gevallen voor reële culturele, politieke en institutionele verschillen. In het Engels spreekt men van ‘whataboutery’: die verkrachtingen in Keulen, allemaal goed en wel, maar wat met het Oktoberfest? Waarom enkel aandacht voor de gewelddadige uitwassen van de islam, maar niet voor de ‘christenfundamentalist’ die zwarten neerknalde in Charleston? Als de Arabische cultuur misogyn is, waarom de Belgische dan niet pedofiel? Natuurlijk waren er Pakistaanse verkrachtersbenden in Rotherham, maar wat met Pol Van Den Driessche? Het morele wafelijzer is een vorm van cultuurrelativisme: elk huisje heeft zijn kruisje, elke samenleving kent zijn problemen, elke religie is inwisselbaar, en wie zijn wij om te zeggen dat ‘wij’ beter zijn?

“Straffeloosheid bij verkrachtingen regeert hier ook”, zo liet de feministe Cathérine Ongenae me op Twitter weten. Mijn betoog over de misogynie in de Arabische wereld getuigde van een “patriarchale reflex”. Elders klonk het dat ik ‘neo-koloniaal’ of ‘racistisch’ was. De feministe Evelien Chiau erkende in De Morgen op zijn minst dat de positie voor vrouwen in het Midden-Oosten ‘erger’ is dan hier, maar ze deed het bijna terloops, in een betoog dat zich voorts enkel op België focuste (terwijl ik het niet eens over België had, maar over ‘het Westen’ in het algemeen). Waarom kunnen we geen relatieve culturele verschillen aankaarten, zonder meteen de discussie te verleggen naar wat ‘wij’ in België zoal op onze kerfstok hebben?

Natuurlijk is het in België geen paradijs voor vrouwen en zijn patriarchale reflexen en ‘victim blaming’ nog niet helemaal uitgebannen. Feministen genieten al mijn steun voor deze strijd. Nog niet zo lang geleden was onze inheemse cultuur zelf misogyn en streng patriarchaal. Maar we moeten hemelsbrede verschillen durven erkennen, in plaats krampachtig het wafeldeeg gelijkmatig te verdelen. Geen enkel Arabisch land haalt de top 100 van de Gender Gap Index van de World Economic Forum. Een ruime meerderheid van de moslims in de Arabische wereld vindt dat vrouwen altijd hun man moeten gehoorzamen (93% in Tunesië, 85% in Egypte). Een vrouw behoort zich volgens de traditionele islamitische cultuur zedig te sluieren om zich tegen begeerlijke mannenblikken te beschermen.

Macho-culturen in de Arabische wereld en in Latijns-Amerika doen expliciet aan ‘victim-blaming’. Draagt een vrouw een kort rokje of loopt ze onbedekt rond, dan gedraagt ze zich als een prostituee en moet ze achteraf niet komen klagen. In Egypte geeft 99,3% van de vrouwen aan dat ze al seksueel werden aangerand. Die verkrachtingen worden inderdaad ‘ernstig genomen’: niet zelden wordt het slachtoffer door de eigen familie bestraft of zelfs vermoord, om de schande uit te wissen. In sommige Arabische landen voorziet de wet nog steeds de mogelijkheid om een verkrachter zijn schuld kwijt te schelden, als hij bereid is om met het slachtoffer te trouwen (in 2012 bestond het systeem nog in acht Arabische landen, maar ook in Latijns-Amerika). Wie denkt dat die ‘straffeloosheid’ van dezelfde orde is als de (reële) problemen hier in België, lijdt aan morele myopie.

Dat het zo lastig is om dat hemelsbreed cultuurverschil te erkennen, komt voort uit een morele reflex die op zich nobel en begrijpelijk is. Wijzen op culturele verschillen in ‘ons’ voordeel, ruikt naar superioriteitsdenken. Een vreemde cultuur op de korrel nemen lijkt op een koloniale mentaliteit, op zelfgenoegzame borstklopperij, op de ‘white man’s burden’ van Rudyard Kipling. Wie echter terugdeinst om wantoestanden bij andere culturen te benoemen, uit angst om van onfrisse ideeën verdacht te worden, stelt zijn persoonlijke morele smetteloosheid boven het reële lijden van slachtoffers. Progressieve denkers die overal het morele wafelijzer hanteren en alleen maar voor de ‘eigen’ stoep willen vegen, plegen verraad tegen de principes waarvoor ze beweren te staan.

(Column Liberales. Ingekorte versie overgenomen door NRC)