Het recht van de zwakste

In 1935, toen zich donkere wolken samen pakten boven Europa, schreef de filosoof Bertrand Russell dat de wortels van het fascisme liggen bij de revolte tegen de rede en het misprijzen voor waarheid. De universele menselijke rede biedt een gedeelde toetssteen om geschillen op te lossen. Wie zich tegen haar keert, kan zijn disputen enkel nog met bataljons en kanonnen beslechten. De ideologieën waarvoor Russell waarschuwde, leidden enkele jaren later tot de grootste ravages van de moderne geschiedenis. Maar in plaats van de rede in ere te herstellen, heeft die nachtmerrie tot een nog dieper wantrouwen geleid voor elke aanspraak op universalisme. De waarden van de Verlichting en wetenschap zouden het laatste Grote Verhaal zijn waarmee we moeten afrekenen, na de verwoestende mythes van religie en ideologie. De rede kreeg het nog zwaarder te verduren.
In verschillende gedaantes heeft deze denkstroming, vaak aangeduid als ‘postmodernisme’, zich in weldenkende kringen verspreid. Haar credo? De werkelijkheid is een sociale constructie. Waarheid is relatief. Alles is interpretatie en elke interpretatie is even geldig. Er zijn alleen maar perspectieven en objectiviteit is een illusie. Die relativeerzucht is in vele geesten binnengeslopen, met name in de academische wereld. Mogen we onze Europese cultuur wel opdringen aan de rest van de wereld? Moet Verlichting zo nodig met hoofdletter? Moeten we geen respect hebben voor andere waarheden behalve die van de ‘westerse’ wetenschap? Is het geen cultureel imperialisme om te denken dat wij de waarheid in pacht hebben?
Iemand die geen enkele last heeft van deze postmoderne schroom, is de Vlaamse filosofe Tinneke Beeckman. Haar nieuwe boek Macht en Onmacht is een genadeloze analyse van de intellectuele kwalen van postmodernisme en cultuurrelativisme. Wie waarheid afdoet als een sociale constructie, zo schrijft Beeckman, ontwapent zichzelf en wordt verlamd door onmacht en vertwijfeling. In de voetsporen van Bertrand Russell gaat ze op zoek naar de historische wortels van de postmoderne revolte tegen de rede, met de aanslag van 7 januari 2015 op Charlie Hebdo als aanknopingspunt. De genealogie van het postmodernisme leidt ons terug tot een schare aan postmoderne maîtres-penseurs, voornamelijk van Franse oorsprong, die concepten als waarheid en rationaliteit hebben uitgehold, ontbonden, gedeconstrueerd en op ander wijzen platgerelativeerd. De Franse filosoof Michel Foucault bijvoorbeeld ontleedt ‘waarheid’ in termen van machtsstructuren. Een zogenaamde ‘waarheid’ is louter het product van een interpretatieoorlog, waarbij de overwinnaar zijn dominante discours oplegt aan de verliezer. De postmoderne denker kan dat dominante discours niet ‘weerleggen’, maar er enkel andere interpretaties tegenover plaatsen, met name die van de verliezer, de onderdrukte minderheid.
Beeckman toont goed aan hoe deze obsessie met machtsstructuren, wars van elke waarheidsaanspraak, ertoe leidt dat de ontwaarde machtsrelaties gewoon op zijn kop worden gezet. De postmodernist bevoorrecht per definitie de minderheid, de gesmoorde stem, de vertrappeling. Niet omdat het slachtoffer gelijk heeft, maar omdat het geen gelijk krijgt. Wie het slachtofferschap kan opeisen van een of ander machtsdiscours, legitimeert zichzelf en zijn verzuchtingen. In plaats van het recht van de sterkste, huldigt de postmodernist het recht van de zwakste. De invloed van Foucauldiaanse denkschema’s is tot op vandaag voelbaar. Gebruik van geweld, naar aanleiding van enkele spotprenten, wordt dan gekaderd als een begrijpelijke uiting van frustratie, van socio-economische achterstelling, van culturele verdrukking en historische vernedering. Als iets echter een sociale constructie is, dan wel ‘slachtofferschap’. Wie zijn blasfemiewetten uit de 7de eeuw kan opleggen aan internationale media is geen onderdrukte minderheid, maar een onderdrukkende minderheid. In een van de beste hoofdstukken uit het boek past Beeckman Nietzsches psychologie van het ‘ressentiment’ toe op de postmoderne slachtoffercultus. Daaruit puurt ze een striemende kritiek op Emmanuel Todd, een Franse filosoof die de steunbetuigingen voor Charlie Hebdo na de aanslag vermangelde in postmoderne deconstructiemolens, als een onderdrukking van reactionaire en islamofobe “zombie-katholieken” die op een onderdrukte minderheid willen “spuwen”.
Beeckman is bijzonder erudiet en laat haar betoog in Macht en Onmacht breed uitwaaieren, maar daardoor verliest ze soms wat grip op haar centrale onderwerp. In haar analyse van de postmoderne malaise vinden we bijvoorbeeld vreemde bedgenoten als Martin Heidegger, obscurantist en metafysicus van het nationaalsocialisme, en de Amerikaans-Russische Ayn Rand, verheerlijkster van zelfzucht en radicale vrijheid. Via de figuur van Rand betoogt Beeckman dat het “neoliberaal consumentisme” aansluit bij de postmoderne waarheidsloochening, maar die verwantschap overtuigt niet helemaal. In de mate dat neoliberalen een geloof in efficiëntie, rationalisering en meetbaarheid belijden, lijken ze weinig uitstaans te hebben met de postmoderne relativisten. Evenmin volg ik Beeckman wanneer ze het postmodernisme, in navolging van haar spijtoptant Bruno Latour, verantwoordelijk stelt voor de opkomst van complottheorieën. Postmoderne minachting voor waarheid is namelijk niet aan complotdenkers besteed. Dwaallichten die de officiële versie van 9/11 in twijfel trekken, noemen zichzelf de Truth Movement, die de Waarheid met hoofdletter ‘W’ nastreven. Eerder lijkt het complotdenken een verlichtingsdenken op steroïden, een dolgedraaide versie van Immanuel Kants beroemde oproep om te “durven denken”, die elke autoriteit per definitie verdacht maakt en elke gevestigde waarheid wil omdraaien.

Waar het postmodernisme wel verantwoordelijkheid voor draagt, zoals Beeckman terecht stelt, is het verlies van onze intellectuele weerbaarheid tout court. We moeten ophouden met de erfenis van de Verlichting te kleineren als ‘westers’ en haar verdedigers als ‘Eurocentristen’ af te doen. De verworvenheden van de Verlichting – universele mensenrechten, liberale democratie en wetenschap – zijn dan wel op Europese bodem ontstaan, maar het zijn universele ideeën, die net zo goed elders het licht hadden kunnen zien. Als er iets typisch westers is, ironisch genoeg, dan wel het postmodernisme zelf, deze bizarre zelfondergravende opvatting dat waarheid een sociale constructie of machtsdiscours  is. De postmodernist denkt dat hij de overtreffende stap zet na het modernisme, door waarheid en rationaliteit als laatste Grote Verhaal te ontmaskeren, maar in feite maakt hij daarmee alle voorgaande stappen ongedaan. Relativisme heft zichzelf op. In confrontatie met meer assertieve denkwijzen, die er niet voor terugdeinzen om zichzelf als superieur te beschouwen, moet het zichzelf uiteindelijk wegcijferen als perspectief onder de perspectieven. Het is een verademing dat er nog filosofen als Tinneke Beeckman zijn die volstrekt immuun blijven voor deze postmoderne plaag.

(De Standaard der Letteren, 15 oktober 2015)