De genetische loterij van het leven

(De Morgen – 29 oktober 2014)

Op 16 oktober 2006 ging de Amerikaan Bradley Waldroup door het lint: toen zijn vrouw thuiskwam met de boodschap dat ze een uitstapje wou maken met haar vriendin, schoot hij die laatste acht keer door het hoofd. Vervolgens zette hij de achtervolging in op zijn eigen vrouw, die hij herhaaldelijk met een machete toetakelde. De zaak was klaar als een klontje, ook voor Waldroup zelf, die meteen schuld bekende en zijn spijt betuigde.

De advocaat van Waldroup dacht daar anders over. De man pleitte voor verzachtende omstandigheden, geruggensteund door een gerechtspsychiater, omdat Waldroup behept bleek met een bepaalde variant van het zogenaamde monoamine-oxidase A-gen (MAO-A). Die variant staat gemeenzaam bekend als het ‘krijgersgen’ (warrior gene), vanwege het verband met gewelddadige misdrijven. De genetische loterij die wij het leven noemen, had Waldroup een slecht lot toebedeeld, en daar kon hij zelf weinig aan doen. De rechter had oren naar die verdediging (misschien had hij een gen voor ‘mededogen’) en zwakte de veroordeling van Waldroup af van moord met voorbedachten rade tot doodslag.

Datzelfde krijgersgen dook deze week opnieuw op in de media, samen met een genetisch broertje, dat door het leven gaat als cadherin 13 (CDH13). Beide genen worden in het tijdschrift Molecular Psychiatry opnieuw als booswichten aangeduid: wie ze in zijn genoom heeft, loopt dertien keer meer kans om zich aan gewelddadige misdrijven te buiten te gaan.

Laten we in het achterhoofd houden dat dit relatieve kansen zijn. De absolute kans, zelfs na vermenigvuldiging met factor 13, is nog steeds klein. Slechts bij een minderheid slaan de stoppen door. Dat geweld een genetische component heeft, hoeft niet te verbazen. Alles wat we doen of laten is de uitkomst van een wisselwerking tussen onze genen en onze omgeving. Andere determinanten, strikt gezien, zijn er niet. Bij de meeste psychologische en mentale eigenschappen weten we dat er een erfelijke component bestaat, bijvoorbeeld aan de hand van statistisch onderzoek naar eeneiige en twee-eiige tweelingen, maar kunnen we de precieze genen niet aanwijzen. Dat is niet verwonderlijk: genen beïnvloeden ons gedrag via enorm ingewikkelde netwerken.

Ik heb de krantenkop voor vandaag nog niet gelezen, maar ik mag dus hopen dat die niet luidt: ‘Gen voor geweld gevonden!’. Als het over genen gaat, slaat onze verbeelding weleens op hol. Genen lijken een moderne vorm van predestinatie: noodlottige moleculen zijn het, die onze levensloop onwrikbaar vastleggen. Heb je een gen voor X, zo denken we, dat is X jouw onafwendbare lot.

Het enige wat onveranderlijk is aan genen, zijn de beestjes zelf. Voer vandaag een genetische test op mij uit, en binnen 30 jaar opnieuw (als ik hier dan nog rondloop), en mijn genoom zal identiek hetzelfde zijn (zeldzame kopieerfoutjes niet te na gesproken). Maar dat wil niet zeggen dat genen ons lot vastleggen. De link tussen genen en gedrag is een onvoorstelbaar lange keten, die zich ontvouwt in een voortdurende wisselwerking met de ‘omgeving’. Dat laatste is een verzamelnaam voor cultuur, voeding, opvoeding, sociaal milieu, maar ook een fikse dosis willekeur.

Iemand vrijpleiten louter omwille van zijn genetische aanleg, is volstrekt onzinnig. Alles wat gebeurt heeft een oorzaak, menselijk gedrag inbegrepen. Als iemand op zijn vrouw inhakt met een machete, dan gebeurt dat niet zomaar. De omgeving is daarbij net zo goed een determinant als de genetica. Als we iemand een vrijgeleide geven voor ‘zijn’ boosaardige genen (de meeste criminelen hebben een Y-chromosoom), dan gaat die vlieger net zo goed op voor omgeving en opvoeding. We kunnen al die oorzaken die op ons inwerken, van toen we nog een eencellig bestaan leidden tot op heden, niet loskoppelen van onszelf. Die oorzaken zijn onszelf.

Niet alleen genen zijn voorspellers van gewelddadige misdrijven, maar bijvoorbeeld ook misbruik in de kindertijd. Onderzoek uit 2002 in Science wijst op een interessante wisselwerking: personen met het krijgersgen werden pas gewelddadig als ze ook mishandeld werden als kind. En omgekeerd worden mishandelde kinderen niet noodzakelijk zelf daders. Dat hangt opnieuw af van hun genen (en van andere oorzaken).

Noch genen noch omgeving maken ons voorbestemd. Dat gold trouwens ook voor Bradley Waldroup, die niet alleen het MAOA-krijgersgen in zich droeg, maar tevens als kind werd misbruikt. Of dat een verzachtende omstandigheid is voor zijn misdaad, vind ik twijfelachtig. Wie een gen voor gezond verstand heeft, kan die vraag misschien beantwoorden.