De sluier over het boek: waarom atheïsten de Koran lezen

(De Standaard, 26/08/14) 
Is het niet merkwaardig, schreef Chams Eddine Zaougui (DS 23 augustus), dat islamcritici zo verknocht zijn aan Koranverzen? Die ongezonde obsessie delen ze met hun geboren tegenstrevers, de islamfundamentalisten. Beiden debiteren met dezelfde gretigheid uit het geopenbaarde boek: de ene om de islam als onverdraagzaam en gewelddadig te ontmaskeren, de ander om de heilige waarheid te prediken. Probeer een redelijk gesprek te voeren met zulke lieden, en voor je het weet word je met soera’s om de oren geslagen. De tegenpolen raken elkaar.
Die redenering slaat nergens op. Een socioloog die wil begrijpen waarom sommige Pinksterkerken giftige slangen in hun erediensten gebruiken, soms met dodelijke afloop, moet het evangelie volgens Marcus raadplegen (16: 17-18): ‘Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: … met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken, zal dat hun niet deren.’ Iemand die wil begrijpen waarom menstruerende vrouwen in sommige joods-orthodoxe gemeenschappen zich zeven dagen afzonderen, moet zich wenden totLeviticus 15:19. Wie de wortels van het creationisme wil begrijpen, leze het boek Genesis.
Saaie litanie
Wat is dan het verschil tussen islamcritici en -fundamentalisten? De eerste groep zou niets liever willen dan de Koran, een onsamenhangende en tergend saaie litanie – zelfs naar de standaard van de gemiddelde openbaringstekst – zo snel mogelijk op te bergen, om nooit meer te lezen noch citeren. De tweede groep daarentegen wil de Koran gewapenderhand aan de hele wereld opleggen, en gaat met tienduizenden rel schoppen op straat zodra er ergens op deze planeet één enkel exemplaar wordt ontheiligd. Merkt u het verschil?
De enige reden waarom islamcritici een boek uit de 7de eeuw citeren, is dat miljoenen mensen dat boek als het letterlijk gedicteerde woord van God beschouwen, onfeilbaar en eeuwig, geschapen samen met de wereld bij het begin der tijden. Indien we willen begrijpen wat mensen van allerlei etnieën en nationaliteiten drijft om zich bij de rangen van Islamitische Staat (IS) te voegen en de meest barbaarse gruweldaden te begaan in de naam van Allah, dan moeten we proberen om hun ideologie te doorgronden. Die ideologie, of u het nu graag hoort of niet, komt recht uit de Koran.
Verlichte moslims
Maar wat doet de tekst ertoe, zal u zeggen? Het gaat er toch om hoe mensen die interpreteren? En wie leest dat boek überhaupt?
De meeste moslims lezen de Koran hoegenaamd niet, en gelukkig. Wie dat wel doet maar over een standvastig moreel kompas beschikt, laat zich door de haatverzen niet uit het lood slaan. Wie een tekst lang genoeg foltert, kan hem immers alles laten bekennen: de talloze onverdraagzame verzen worden bedolven onder lagen van exegese, het zeldzame milde woord wordt verheven tot spirituele kern.
Dat valt op zich toe te juichen. Helaas begaan zulke verlichte moslims vervolgens de tragische vergissing om die vredelievende boodschap, die ze na lang labeur van tussen de verzen hebben gepeuterd, op de tekst zelf te gaan projecteren. Wat hen door hun eigen geweten werd ingefluisterd, schrijven ze toe aan het heilige boek. Hun conclusie? Met dat boek is niets mis.
In extremis leidt dat tot de bizarre analyse, verwoord door Rachida Aziz(DS 16 augustus) , dat in de Koran geen spoor te bekennen is van vervolging van andersgelovigen, en dat IS dus een creatie moet zijn van het Westen, de schuld van Disney, oriëntalisme en Game of thrones. Het heilige boek treft nooit blaam, de slechte lezers des te meer. Mits de jongens en meisjes van IS de Koran nog eens opnieuw lezen, zullen ze vanzelf hun vergissing inzien.
Dat is een gevaarlijk waanbeeld. Niet elke interpretatie van een vers is even zinnig, voor de hand liggend of consistent, zoals de rechtsfilosoof Paul Cliteur betoogt in The secular outlook. Niet iedereen kan de intellectuele kronkels opbrengen die vereist zijn om elk haatvers achter lagen van contextualisering weg te moffelen. Niet iedereen is een volgeling van Humpty Dumpty, het sprekende ei uit Lewis Carrolls Through the looking-glass, die stelt dat je woorden eender wat kan laten zeggen, als je ze maar wat extra fooi geeft.
Ontheemde of gefrustreerde jongeren zijn in het bijzonder vatbaar voor een gesloten ideologie die een slachtofferrol cultiveert, broederbanden smeedt en martelaarschap voorspiegelt in een heilige oorlog, met het paradijs als beloning. Maar de overgrote meerderheid van jongeren die met zichzelf worstelen, gaat geen medemensen onthoofden aan de andere kant van de wereld. Dat ook welgestelde en blanke bekeerlingen zich aansloten bij IS, na gestage radicalisering, toont aan dat de wortels van de terreurgroep elders liggen – de vermoedelijke beul van James Foley woonde in een Londens pand dat meer dan een miljoen euro waard is. En dat we nog steeds te beschroomd zijn om dat in te zien.
Behaaglijk ongeloof
Wij kennen de kracht van geloof niet meer, het geloof in de verdoemenis der dwalers, het paradijs voor de martelaars, de toorn van een opperwezen, de heilige strijd tussen goed en kwaad. Wat de IS-strijders ons ook vertellen over hun vrome drijfveren, we schudden het hoofd en houden vol dat het iets anders móét zijn.

Mag ik u de volgende oefening aanraden, ter bevordering van uw inlevingsvermogen? Probeer de Koran open te slaan, op een willekeurige pagina, en uw behaaglijke ongeloof even op te schorten. Probeer dat boek te lezen door de ogen van een kwetsbare jongere die denkt dat hier het Opperwezen aan het woord is, dat over hemel en hel beschikt. Beeld u in dat u geboren en getogen bent in een islamitisch gezin, en altijd hebt aangenomen dat de Koran de volmaakte handleiding is bij de schepping, maar het tot dusver nooit hebt gelezen. Dat u wil herbronnen en het geloof van uw voorvaderen leren kennen, misschien aangespoord door een vrome prediker op straat. Werp even de postmoderne mantel van Humpty Dumpty van u af. En beweer dan nog eens dat de heilige tekst bijzaak is en dat ‘de islam is wat mensen ervan maken’ (Zaougui).