Donald Duck en Oom Dagobert

(dS Avond – 7 april)

De afkoopwet moet het bekopen. Grote financiële fraudezaken, zo erkent nu ook Open VLD, moeten voortaan voor de rechter.

Aanvankelijk als uitzondering bedoeld, om juridische uitputtingsslagen met ongewisse afloop te vermijden, sleet de wet naderhand in tot regel. Volgens fraudebestrijder John Crombez heeft de wet het ‘rechtvaardigheidsgevoel van de burger aangetast’. De kiezer mag een wispelturige windhaan heten, maar zijn gevoel voor rechtvaardigheid is standvastig. Electoraal niet te versmaden dus.

De econoom Thomas Piketty, de nieuwe heiland ter linkerflank, sprak in dS Weekblad ook over dat rechtvaardigheidsgevoel: de verontwaardiging jegens dat luttele procent, wier obscene rijkdom de ogen van 99 procent anderen uitsteekt. Vorstelijke toplonen en dito ontslagvergoedingen, financiële achterpoortjes en belastingparadijzen: ze zetten kwaad bloed in ons kwetsbare weefsel. Inkomensongelijkheid maakt mensen ongelukkig, onafhankelijk van hun absolute welpaartspeil. Is dat loutere kleinzerige afgunst?

De weegschaal van dame Justitia, die balans der billijkheid, heeft diepe biologische wortels. Volgens psycholoog Jonathan Haidt is het een van de universele dimensies van moraliteit die zelfs progressieven en conservatieven met elkaar verbindt. Jonge kinderen zetten het op een krijsen als ze geen evenredig deel van de koek krijgen, of als een klaploper wordt beloond. Volgens primatoloog Frans de Waal hebben zelfs kapucijnaapjes er last van.

Uit mijn lessen catechese herinner ik me de parabel van de arbeiders in de wijngaard, die mijn kinderlijk gevoel van rechtvaardigheid erg tegen de borst stuitte. Een wijnbouwer laat een arbeider vroeg in de ochtend druiven plukken en belooft hem een zilverling op het einde van de dag. Rond de middag plukt hij nog een handwerker van straat en belooft hem dezelfde vergoeding. ‘Te elfder ure’ werft hij een derde aan, nog steeds en alweer voor de volle pot.

De twee eerste loonslaven, die veel langer gezwoegd hebben, maken misbaar wanneer ze de andere uitbetalingen zien, maar de patron laat zich niet vermurwen: ‘Heb ik me soms niet aan de afspraak gehouden? Bemoei je met je eigen zaak.’

De islamitische Hadith, die vaak leentjebuur speelt bij andere openbaringen, maakt het nog bonter. Daar krijgt de laatste klaploper, die tot de namiddag heeft liggen pitten, de dubbele verloning van de twee eerste.

Daar kon ik als kind niet bij. En dan dat treiterige antwoord van de eigenaar! Natuurlijk zijn er verschillende interpretaties van de parabel: voor sommigen is het een allegorie van de onverdiende goddelijke genade. Maar de boodschap blijft eender: wees niet afgunstig, let niet op wat je buurman opstrijkt. Religie wordt vaak geprezen als pijler van de moraal, maar vaak daagt ze precies onze morele intuïties uit. Je vrienden beminnen en fulmineren tegen onrechtvaardigheid: dat kan iedereen. Maar deemoedig je andere kaak aanbieden en onrecht slikken, dat vergt zelfbeheersing.

Piketty pleit voor een wereldwijde vermogensbelasting, voor een eerlijke verdeling van rijkdom. Daar volg ik hem in. Je kan het beestje temmen, maar zijn aard niet wijzigen. Toch is het funest om afgunst jegens rijken aan te wakkeren, zoals vele linkse indignado’s doen. Wat kan het Donald Duck schelen dat Oom Dagobert steenrijk is, en nog onverdiend ook? Slecht voor de gemoedsrust. Zou de Bijbel toch gelijk hebben?