Er is geen beter moment om geboren te worden dan 2024 (ondanks klimaatverandering)

  • Opinie

(Hieronder een nieuw opiniestuk voor De Morgen. De aandachtige lezer zal opmerken dat het gebaseerd is op mijn eerder stuk voor NRC. Maar deze versie is volgens beter: ik bespreek de impact van klimaatopwarming & adaptatie veel uitgebreider, en ik heb alle polemische paragrafen over (on)oprechtheid van doemdenkers geschrapt. Niet omdat ik het niet langer geloof, maar omdat het voer is voor nieuw stuk, binnenkort in het Engels).

Stel je voor dat je een moment kon kiezen om geboren te worden, op een willekeurige plek op aarde, en je had drie keuzes: een eeuw geleden, een halve eeuw geleden, of vandaag. Welk moment lijkt je het meest hoopvol: 1924, 1974 of 2024?

Als je dat dilemma zou voorleggen aan de duizenden activisten die op straat demonstreren, snelwegen blokkeren, zich aan schilderijen vastkleven, of luchthavens binnendringen, betwijfel ik of ‘2024’ het populairste antwoord zou zijn. Miljoenen jongeren geloven dat zij of hun kinderen geen leefbare toekomst meer hebben. Acht op de tien zien klimaatopwarming als een “catastrofaal risico”, onder kinderloze volwassenen noemt een kwart het klimaat als overweging. Zoals een jonge man na zijn vasectomie aan The Guardian vertelde: “Ik wil geen leven op deze wereld brengen, want het is al behoorlijk klote en het wordt alleen maar erger.”

Voor we naar het klimaat kijken, eerst wat historisch perspectief. Een niet onbelangrijke overweging als je een kind op de wereld wil zetten, is de kans dat het voortijdig doodgaat. De mondiale kindersterfte lag in 1974 drieënhalf keer hoger dan nu, in 1924 bijna negen keer hoger. De wereld in zijn geheel is nu drie keer welvarender dan in 1974, en twintig keer rijker dan in 1924. In bijna elk opzicht heeft een pasgeboren baby anno 2024 betere kansen op een veilig, welvarend en gelukkig leven dan ooit tevoren.

So far, so good. Maar wat als al onze zwaarbevochten vooruitgang binnenkort wordt weggevaagd door een klimaatcatastrofe? Dat is niet uitgesloten: vooruitgang is geen natuurwet, en niemand kan garanderen dat al die fraaie grafieken over kindersterfte en armoede de goede richting blijven uitgaan.

DE TOEKOMST VOORSPELLEN

Voorspellingen doen is lastig, grapte de natuurkundige Niels Bohr, vooral over de toekomst. Dat wetenschappers de toekomst van ons klimaat kunnen voorspellen, afhankelijk van verschillende emissiescenario’s, is een van de meest indrukwekkende prestaties van onze tijd. Maar op zich vertelt dat weinig over hoe de mensheid (en de natuur) zal reageren. Hoe ingewikkeld ons klimaatsysteem ook is, en met alle respect voor klimatologen, menselijke samenlevingen zijn veel ingewikkelder en minder voorspelbaar. Als we willen weten hoeveel schade klimaatverandering zal veroorzaken, moeten we eerst en vooral luisteren naar klimaateconomen in plaats van klimatologen.

Hier is een bevinding uit de klimaateconomie die je nooit zal lezen in doemporno over het klimaat, hoewel ze net zo goed gestoeld is op IPCC-rapporten: een temperatuurstijging van 3°C (iets meer dan we nu verwachten) zal de mondiale rijkdom en welvaart wellicht met slechts enkele procentpunten verminderen. Dat is geen absolute reductie ten opzichte van vandaag, maar vergeleken met een hypothetische toekomst zónder klimaatverandering. Naar alle waarschijnlijkheid zal welvaart blijven toenemen en kindersterfte blijven dalen, alleen minder hard dan in een wereld zonder opwarming.

Maar hoe is dat mogelijk? De fundamentele reden waarom schattingen van klimaatschade zo verrassend laag liggen, is het menselijk vernuft. Mensen hebben altijd slimme oplossingen bedacht om zich te wapenen tegen de natuur, maar vooral de afgelopen twee eeuwen werden we daar ontzettend goed in.

Een quizvraagje: stierven er de afgelopen eeuw méér of mínder mensen ten gevolge van natuurrampen (per hoofd van de bevolking)? Het juiste antwoord druist in tegen wat zowat iedereen gelooft en wat je elke dag in de krant leest: die sterftekans is gedaald met een factor 100. Als je verschillende landen en tijdsperioden met elkaar vergelijkt, zal je keer op keer ontdekken dat de allerbeste bescherming tegen natuurrampen – of ze nu door klimaatopwarming worden veroorzaakt of niet – economische groei en ontwikkeling zijn. Daarmee kun je dijken aanleggen, stevige huizen en schuilkelders bouwen, airco’s en waarschuwingssystemen installeren, en infrastructuur aanleggen voor evacuatie. Wanneer er vandaag wél nog veel doden vallen bij een natuurramp, is de verklaring bijna altijd armoede, en dus gebrek aan weerbaarheid. Voor rijke landen is een hittegolf of orkaan doorgaans een ongemak, voor arme landen betekent het acute hongersnood, dakloosheid en massale sterfte.

Zeker, de ontwrichtende impact van klimaatopwarming zal in de toekomst nog stijgen, maar onze rijkdom en ons vermogen tot adaptatie ook. Als je daar geen rekening mee houdt, val je voor de status quo bias: de veronderstelling dat de mensheid stijgende zeespiegels, hittegolven en extreme droogte lijdzaam zal ondergaan, met onze huidige infrastructuur en rijkdom. Bedenk dat miljoenen mensen nu al leven in gebieden die onbewoonbaar zijn zonder moderne technologieën als airco, irrigatie en dijken. Grote delen van Californië waren vroeger een kurkdroge en onherbergzame woestenij, tot visionaire ingenieurs er een van de welvarendste plekken op aarde van maakten. En toen de grondlegger van de tropische stadstaat Singapore, Lee Kuan Yew, werd gevraagd wat het geheim was van hun economische wonder (hun bnp per capita ligt hoger dan in de VS), was zijn antwoord eenvoudig: airconditioning.

En wat met ons voedsel? De afgelopen decennia hebben kunstmest, irrigatie, genetische modificatie en tractoren onze landbouw al veel veerkrachtiger gemaakt tegen extreem weer, waardoor de mondiale voedselproductie is verviervoudigd, zelfs terwijl de aarde met 1,2 °C opwarmde. Dankzij globalisering zijn hongersnoden door mislukte oogsten – vroeger de normaalste zaak van de wereld – vandaag verleden tijd. Als er vandaag nog ergens voedselschaarste heerst, is dat het gevolg van politiek wanbeheer of oorlog, niet van de natuur. Een studie van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN voorziet dat de mondiale voedselproductie tegen 2050 met nog eens 30 procent zal stijgen, zelfs na rekening te houden met klimaatverandering. Een meta-analyse in Nature verwacht dat de gemiddelde calorie-inname in 2050 zal toenemen en de ondervoeding zal afnemen in alle scenario’s.

En zelfs die projecties zijn nog onvermijdelijk conservatief, omdat ze geen rekening houden met baanbrekende technologieën die onze voedselproductie volledig kunnen loskoppelen van het weer, zoals precisiefermentatiebinnenskamerse landbouw (CEA) en labovlees.

KANTELPUNTEN

Maar wat dan met de gevreesde ‘kantelpunten’ in ons klimaat, zoals het ontdooien van permafrost of de ineenstorting van de West-Antarctische ijskap, die een plotse en catastrofale opwarming kunnen veroorzaken? De metafoor van het ‘kantelpunt’ wekt het beeld op van een wereld die wankelt op de rand van het ravijn en plotseling de dieperik in duikt, maar dat strookt niet met de technische definitie (of definities, want niet alle wetenschappers zijn het eens) van het concept: een niet-lineair proces dat zichzelf versterkt nadat het voorbij een bepaald punt is geduwd.

Maar het is misleidend om die kantelpunten als ‘abrupt’ of ‘plotseling’ voor te stellen. In veel gevallen gaat het om processen die decennia, eeuwen of zelfs millennia bestrijken (ook dat laatste is nog steeds een ‘oogwenk’ voor geologen). Het laatste IPCC-rapport schrijft dat “er geen bewijs is van een abrupte verandering in de klimaatprojecties” voor de volgende eeuw. Kantelpunten worden ook ten onrechte gelijkgeschakeld met de politieke drempels van 1,5 of 2 °C, zoals vastgelegd in het Klimaatakkoord van Parijs, wat leidt tot een onwetenschappelijk vorm van deadlinedenken, alsof het daarna game over is voor de mensheid (‘Nog 7 jaar om de planeet te redden!’). Maar dat is onzin: de kans dat we kantelpunten overschrijden, neemt geleidelijk toe met elke fractie van een graad. Voor sommige bevinden we ons mogelijk nu al in de gevarenzone, voor anderen pas rond 4 of 5 graden opwarming.

Hier is een ongemakkelijke waarheid: klimaatwetenschappers hebben al deze apocalyptische overdrijvingen ook een beetje aan zichzelf te danken. Ernstige tijdschriften schonken veel te lang aandacht aan de extreemste voorspellingen en toekomstscenario’s, zoals het beruchte ‘RCP 8.5-scenario’ van het IPCC – een waanzinnige mondiale steenkoolorgie valselijk voorgesteld als business as usual. Als RCP 8.5 ooit in de kaarten lag, dan zeker nu niet meer. Elektrische auto’s breken door, steenkool wordt uitgefaseerd, zonnepanelen en batterijen worden spectaculair goedkoper, steeds meer landen zetten opnieuw in op kernenergie. Rijke landen zien nu een duidelijke ‘ontkoppeling’ van CO2 en economische groei: de economie groeit nog steeds, maar de uitstoot gaat gestaag omlaag. Tien jaar geleden lag de wereld nog op koers voor 4 à 5 graden opwarming, vandaag is dat nog ‘slechts’ 2,6 tot 2,9 graden Celsius – nog steeds geen fraai vooruitzicht, maar al een enorme verbetering.

Klimaatwetenschappers zwegen ook te vaak wanneer hun werk in de media werd verdraaid of opgeblazen, met onheilstijdingen over “collectieve zelfmoord” of “twaalf jaar om een catastrofe te vermijden”. Misschien zagen ze die onzin door de vingers omdat ze geloofden dat een scheutje klimaatangst nodig is om mensen wakker te schudden, maar inmiddels weten we: doemporno werkt niet. Je drijft een kleine minderheid tot wanhoop of regelrechte klimaatdepressie, maar je laat de grote meerderheid koud. In het slechtste geval gaan mensen zich zo hard ergeren dat ze massaal op iemand als Geert Wilders stemmen, die het hele klimaatgedoe afwimpelt als hysterische bangmakerij en het nieuwe klimaatfonds van de Nederlandse overheid integraal wil schrappen.

Even terug naar ons gedachte-experiment. Wanneer zou je het liefst geboren willen worden? Klimaatverandering is een grote mondiale uitdaging, maar zo heeft de wereld er nog gekend. In 1974 lagen mensen niet wakker van stijgend kwik, wel van dodelijke UV-straling (vanwege het groeiende gat in de ozonlaag), massale hongersnoden (door overbevolking) en catastrofale vervuiling (door industrialisatie). Dat deze bedreigingen niet langer tot de verbeelding spreken, komt doordat ze sindsdien grotendeels zijn opgelost, via vernuftige technieken en zonder aan welvaart in te boeten.

Zeker, klimaatopwarming is een taaier, omvangrijker probleem dan het gat in de ozonlaag. Een onbeduidend stofje in spuitbussen en koelkasten uitfaseren (cfk’s) is een fluitje van een cent vergeleken met het uitfaseren van CO2, dat in alle hoeken en kieren van onze economie zit. Maar daar staat tegenover dat we veel vindingrijker en welvarender zijn dan toen. Wie twijfelt of het moreel verantwoord is om nieuw leven op de planeet te zetten in 2024, moet beseffen dat het volgens die standaard nooit ethisch was om waar dan ook een baby te maken. Nieuw leven verwekken was altijd een daad van hoop, vaak tegen beter weten in.

Nu we voor het eerst in de geschiedenis ontsnapten aan armoede en ellende, zou het nogal aanstellerig zijn om te beweren dat vandaag, van alle tijdperken, het verkeerde moment is om geboren te worden. Zoals Barack Obama in 2016 zei: ‘Als je één moment in de geschiedenis moest kiezen waarop je geboren zou kunnen worden, en je wist het niet van tevoren wie je zou zijn, zou je dit eigenste moment kiezen.’ Acht jaar later blijven die woorden onverminderd waar, ondanks de reële dreiging van klimaatopwarming. Er is geen beter en hoopvoller moment om een kind op de wereld te zetten dan in 2024.

(De Morgen, 2 januari 2024)