‘Poëtisch, dat is als dingen goed gaan!”, schreef de Britse journalist-filosoof G.K. Chesterton ruim honderd jaar geleden. „Onze spijsvertering die stil en probleemloos zijn goddelijke gang gaat. Dat is de grondslag van alle dichtkunst.” Zo bezien leven we in het meest poëtische tijdperk uit de geschiedenis.
Lange, lange tijd was ons leven allesbehalve poëtisch. Vóór 1850 was 80 procent van de bevolking in de Lage Landen straatarm en ongezond. Ziekten en epidemieën sloegen genadeloos toe: cholera, tyfus, pest, tuberculose, malaria, difterie, mazelen, pokken, kinkhoest en kraamvrouwenkoorts en niet te vergeten: griep en diarree, toen nog levensgevaarlijk. De levensverwachting schommelt rond de 35 jaar, eeuw na eeuw, als een lotsbeschikking van de natuur.
Vanaf 1870 komt de omslag. Plotseling, bijna van het ene jaar op het andere, klimt de gemiddelde leeftijd. Binnen enkele generaties zitten we aan een verdubbeling, dankzij voldoende basisvoedsel, hygiëne en geneeskunde. Een ongelooflijke vooruitgang voltrekt zich, eerst in het Westen en vervolgens wereldwijd. Het is, aldus de techniekhistoricus Harry Lintsen, „een waterscheiding in de geschiedenis van de mensheid”. Giet de menselijke ontwikkeling in een grafiek en je krijgt een hockeystick: eerst een lange vlakke lijn, en dan op het eind een plotse knik opwaarts. Het is de hockeystick van de vooruitgang.
Het waren lange eeuwen, van de nomadische oertijd tot aan Silicon Valley, van het begin van de landbouw – met het eerste graan en de eerste geit – tot aan de moderne supermarkt, maar nu hebben we het ‘luilekkerland’ gerealiseerd waarvan onze voorouders in de Middeleeuwen droomden. Onze rijkdom aan voedsel is een overwinning op honger en armoede. Onze rijkdom aan kennis is een overwinning op het analfabetisme en onwetendheid. Onze huidige rechten voor vrouwen en minderheden vormen een overwinning op baarlijke onderdrukking. Wij en u hebben het geweldig getroffen, want wij leven in het beste tijdperk ooit (tot nu toe).
Toch kunnen velen niet geloven dat het zo goed gaat. Dagelijks worden we geteisterd door slecht nieuws: natuurrampen, aanslagen, moord en verkrachting, corruptie, politieke crises. Want goed nieuws is geen nieuws, en enkel slecht nieuws is echt nieuws: dat is de core-business van krant en journaal. Door het angstige doemdenken, inmiddels een populair tijdverdrijf in het rijke Westen, hebben we veel te weinig aandacht voor de veranderingen die zich de laatste twee eeuwen hebben voltrokken – en niet enkel in het Westen.
Lof van de vooruitgang
Zing je de lof van onze vooruitgang, dan weerklinkt de onvermijdelijke ‘ja maar’…. Gaat de planeet niet binnenkort naar de ratsmodee door onze verslaving aan fossiele brandstoffen? Barst de ongelijkheid niet uit haar voegen? Wordt onze mooie verlichte beschaving niet binnenkort onder de voet gelopen door migranten met minder verlichte ideeën? Gaan al die fraaie opwaartse grafieken binnenkort niet keihard in de afgrond storten? Die hele moderniteit, was dat eigenlijk wel een goed idee?
2019 is het jaar van de overdrive. Vliegschaamte maakt goede kans woord van het jaar te worden. Gevolgd door vleesschaamte, dieselschaamte, baarschaamte, skischaamte. Zelfs een ijsje eten wordt een dubieuze bezigheid: invriezen tot -28°C, vreet dat niet veel te veel energie? De overtreffende trap kwam van de filosoof Ton Lemaire: „Op deze aarde is geen onschuldig verblijf mogelijk.”
Wij hebben de ‘Bende van de Vooruitgang’ opgericht, omdat we tegenwicht willen bieden aan de doemdenkers, cultuurpessimisten en vooruitgangsverloochenaars allerwegen die vandaag de tijdsgeest domineren. Optimisme is een plicht, zei Karl Popper. Dat is ons nog te zuinig, alsof je optimistisch moeten blijven tegen beter weten in, in weerwil van alle rampspoed en ellende. In werkelijkheid wordt optimisme ondersteund door harde feiten.
Nee, we leven niet in een perfecte wereld, en de mensheid kampt nog met allerhande problemen. Wij zijn geen volgelingen van de beruchte Dr. Pangloss, uit Voltaires boek Candide, die geloofde dat we in de „best mogelijke van alle werelden” leven. Een wereld met tien miljard mensen in tijden van razendsnelle klimaatopwarming wordt geen wandeling door het park. Maar het klimaat zal niet het eerste probleem zijn dat de moderne mens zelf heeft veroorzaakt en daarna zelf heeft opgelost. We sloegen een gat in de ozonlaag en hebben het daarna weer gedicht. We vervuilden onze waterwegen met troep, en hebben ze daarna weer gezuiverd. Eerst vermenigvuldigde de wereldbevolking, daarna vermenigvuldigde onze landbouwproductie. Dat is het verborgen succesverhaal van de mensheid: we zorgen voor problemen en daarna voor oplossingen.
Duur bevochten vooruitgang
De beproefde methodes om problemen op te lossen zijn die van wetenschap en technologie. Daarmee hebben we hongersnoden afgewend, natuurrampen vermeden, ziekten bestreden en wilde natuur hersteld. Want vooruitgang gaat niet vanzelf. Er is geen geheimzinnige kracht die de mensheid opwaarts stuwt en die garandeert dat het verhaaltje goed afloopt. Alle vooruitgang is duur bevochten en dat zal niet anders zijn met de uitdagingen die ons nog wachten, klimaat met stip op de eerste plaats. En de kniesoren van de vooruitgang, die beweren dat de westerse moderniteit de wortel van het kwaad is, helpen de wereld zeker niet vooruit.
Neem onze overwinning op honger. „Hij die twee korenaren of twee blaadjes gras kan laten groeien op een stukje grond waar er eerder maar één groeide, verdient meer waardering van de mensheid en bewijst zijn land een belangrijker dienst dan de hele klasse van politici bij elkaar.” Dat schreef Jonathan Swift, de auteur van Gullivers reizen. Dat was 1726: vroeger, dus, toen ontbering nog heel gewoon was. Eind 17de eeuw kwam een derde van de Finse bevolking om van de honger. Dat was nog in het bevoorrechte Europa, benadrukt de Franse historicus Fernand Braudel, want – een schrale troost – „in Azië, China en India was het veel erger”. Honger en schaarste waren de norm, rijkdom de zeldzame uitzondering, altijd gebaseerd op uitbuiting en onderdrukking.
Tot de wetenschap redding bracht.
Vertel mij, muze, over de man die 2,7 miljard mensen het leven redde.’ Dat was Fritz Haber, een Duitse chemicus die iets uitvond wat een enorme zegening betekende voor de mensheid: hij produceerde mest. Niet zoals wij dat allemaal klaarspelen, maar kunstmatige mest, in zijn laboratorium. Millennia lang gebruikte de mens dierlijke en menselijke mest om gewassen sneller te doen groeien. Maar in een eindige wereld is de voorraad uitwerpselen beperkt. Haber slaagde erin om stikstofatomen uit de lucht te plukken en zelf nitraat te maken. Met een ongekende verhoging van de voedselproductie tot gevolg. Dankzij Haber en zijn collega Carl Bosch stierven naar schatting 2,7 miljard mensen niet van de honger.
Wat Haber en Bosch deden, staat symbool voor alles wat vooruitgang mogelijk maakt. Ze stelden een probleem vast dat ze wilden oplossen. Ze dachten na en spraken met anderen die over andere kennis beschikten. Zo wisselden ze ideeën uit – en dankzij deze kruisbestuiving van ideeën ontstaan nieuwe ideeën en nieuwe oplossingen. Die gingen ze vervolgens testen en uiteindelijk won het beste idee.
Ideeën hebben seks
Dat is vooruitgang in een notendop: ideeën hebben seks. En wat brengt de toekomst? Het klopt dat de mens het aanschijn van de planeet onherroepelijk heeft veranderd. De aarde zag er in 1800 – met één miljard bewoners, merendeels boeren – helemaal anders uit dan de aarde waarop binnenkort – ergens deze eeuw – tien miljard mensen zullen leven. De moderniteit is echter niet het probleem, zoals pessimisten beweren, maar de oplossing.
Wat zij niet weten, of weigeren te erkennen, is dat de natuur opnieuw herleeft in de rijkste landen. Onze lucht en rivieren zijn al eeuwen niet zo zuiver geweest, dankzij technologische vooruitgang. De ecologische voetafdruk per capita van de West-Europeaan neemt af, terwijl zijn inkomen stijgt, ook als je de verplaatsing van vervuiling naar het buitenland meeneemt. In Europa en Amerika groeit alweer meer bos dan in de Middeleeuwen, en zelfs China vindt momenteel een gigantische herbebossing plaats. Hierop durven we een flinke som te verwedden: in pakweg 2030 zal de lucht in Beijing schoner zijn dan nu, dankzij groeiende welvaart. De weg voorwaarts is méér economische groei en welvaart – niet minder.
Ook voor het klimaat en milieu geldt: we hebben méér technologie en wetenschap nodig, niet minder. We moeten koolstof opvangen en opbergen, nieuwe kerncentrales bouwen, betere batterijen ontwerpen, hogere dijken bouwen. We moeten water ontzilten, gewassen wijzigen, kweekvlees produceren en zonlicht vloeibaar maken (van zonnepaneel naar waterstof). Misschien moeten we binnenkort zelfs de stratosfeer besproeien met krijtpoeder, voor een tijdelijke afkoelperiode. Wij zijn vandaag heersers over de natuur geworden. Voor het eerst in de geschiedenis van het leven is een soort ontstaan – de onze – die zich het lot van andere soorten kan aantrekken. Met andere woorden: we klimmen op de zetel van de schepper. Deze nieuwe rol voelt nu nog wat onwennig aan, maar we moeten hem voluit omarmen.
We hebben al een ontzettend mooie wereld tot stand gebracht, met minder honger, ziekte, oorlog en ellende dan ooit tevoren. Het komt er nu op aan nieuwe struikelblokken uit de weg te ruimen en een nog betere wereld te scheppen. Want er leven nog altijd 800 miljoen mensen in extreme armoede en er gaan nog steeds elke dag 15.000 kinderen dood, veelal aan vermijdbare ziekten. Die mensen moeten dringend kunnen proeven van de poëzie der vooruitgang. Chesterton: „Jazeker, het allerpoëtischt, poëtischer dan de bloemen, poëtischer dan de sterren – het meest poëtische ter wereld is niet ziek zijn.”
(Hidde Boersma is wetenschapsjournalist en documentairemaker. Maarten Boudry is wetenschapsfilosoof en publicist. Sebastien Valkenberg is filosoof en publicist. Jaffe Vink is filosoof en publicist. Marco Visscher is freelance journalist en spreker. )