Ook links zwijgt ex-moslims dood

De eerste keer dat ik het woord ‘atheïst’ liet vallen, hebben mijn ouders eens de wenkbrauwen gefronst. Meer niet. Mijn diepgelovige grootmoeder had het lastiger met de ongelovige levenswandel van haar kinderen en kleinkinderen, maar ze heeft ons nooit onder druk gezet. Zelfs dat ik uitgesproken atheïst werd, heeft ze altijd gerespecteerd. In de lessen godsdienst in het katholieke Klein Seminarie stak ik op den duur openlijk de draak met de absurditeiten van het christendom. Geen enkele leerkracht heeft me daarvoor berispt. De oecumenische ruimdenkendheid was zo doorgedreven dat zelfs rationele discussies over geloof soms werden vermeden, uit schrik dat die te ‘aanvallend’ zouden zijn. Respect voor elkanders mening was het ordewoord.

Onder de vele voorrechten waarvan iemand kan genieten die vandaag in België geboren en getogen is, is dit er één van: het geloof waarin je opgroeide kunnen verlaten, zonder enige angst voor repercussies. Dat voorrecht is helaas niet iedereen gegund. Enkele weken geleden vroeg ik me in deze krant af waarom ex-moslims zo onzichtbaar zijn in onze samenleving, in tegenstelling tot afvalligen van zowat alle andere geloofsstrekkingen, ideologieën en zelfs sekten. Die vraag was retorisch: ik weet namelijk best waarom dat het geval is. Moslims die hun geloof openlijk afvallen, krijgen zowat overal ter wereld te maken met intimidaties en dreigementen, of worden verstoten door hun eigen vrienden en familie. In 13 landen kan de overheid je zelfs executeren voor apostasie.

Maar om de discussie een persoonlijke dimensie te geven, los van sociologie en statistieken, nodigde ik de lezer in de allereerste zin uit tot een denkoefening: hoeveel ex-moslims ken je zelf? En hoeveel ex-christenen, liberale moslims, moslimbekeerlingen? Mijn veilige gok was dat de persoonlijke levenssfeer de sociologische realiteit zou bevestigen: openlijke ex-moslims zijn erg zeldzaam.

Te bespottelijk voor woorden

Op basis van deze korte tekst, kreeg ik van de radiojournalist Freek De Smedt een gratis diagnose: ik leed aan “hemeltergende arrogantie”, omdat ik mijn “eigen subjectiviteit verhief” tot een sociologische werkelijkheid. De Smedt verbeeldde zich, omdat hij de retorische vraag niet snapte, dat ik maar wat in mijn eigen navel zat te pulken. Die vermeende onzichtbaarheid van ex-moslims bestond enkel in mijn hoofd. En doodsbedreiging, ach, dat krijgen “vakbondsleiders” en “journalisten” toch ook wel eens? Besluit voor De Smedt: er is “geen enkele reden om de islam-gerelateerde doodsbedreigingen een speciale status te geven”.

Khalid El Jafoufi sloot zich daarbij aan. Enkel “betweterige moraalfilosofen” zoals ik denken dat de doodstraf op apostasie in moslimlanden iets met religie te maken heeft. In werkelijkheid is het volgens hem een “politieke kwestie”. Dat is ongeveer als beweren dat een condoom niets met seks te maken heeft, maar louter met “persoonlijke hygiëne”.

El Jafoufi bestond het zelfs om te schrijven dat niet ex-moslims bedreigd worden door hun voormalige geloofsgenoten, maar net andersom. Moslims zijn zelf het slachtoffer. De oprichting van zijn studentenclub Mahara kreeg volgens hem af te rekenen met een “georganiseerde haatcampagne” van een heuse “horde gefrustreerde ex-moslims”. De gedachte dat ex-moslims, van wie er in België maar een handvol te vinden zijn en van wie de meesten uit angst anoniem blijven, een “horde” zouden vormen tegen gelovige moslims, is te bespottelijk voor woorden. Een frappanter voorbeeld van victim blaming zag ik zelden.

Natuurlijk kan ik opnieuw cijfers noemen, over de gigantische steun voor de doodstraf voor afvalligheid in landen als Egypte en Pakistan (peilingen van het PEW-instituut), over de gelynchte atheïsten in Bangladesh en Pakistan, of over openlijke ex-moslims die al jaren met persoonlijke bewaking rondlopen, zoals Ayaan Hirsi Ali, of die hun boeken onder een pseudoniem moeten uitgeven, zoals Ibn Warraq.

Maar dat deed ik in mijn vorige stuk al, wat allemaal glansrijk door De Smedt en El Jafoufi werd genegeerd. Daarom probeer ik een andere, meer persoonlijke insteek, dichter bij huis. De dagen na mijn stuk, kreeg ik een stortvloed aan mails van ex-moslims, agnosten, twijfelaars, deïsten, culturele moslims en liberale moslims. Mensen van over het hele spectrum erkenden het taboe op afvalligheid en de risico’s die openlijke ex-moslims lopen. De meesten van hen wilden heel graag lotgenoten ontmoeten, maar waren niet bereid om op een symposium te spreken, laat staan met naam en toenaam.

Ik kreeg mails van Belgische ex-moslims afkomstig uit Pakistan, Afghanistan en Iran. Sommigen kwamen hier in België aan als vluchteling, in hun thuisland opgejaagd voor hun geloofsafval. Ook vanuit ‘onze’ Belgische gemeenschap van soennitische moslims ontving ik getuigenissen. Eén atheïst was uiteindelijk bereid om anoniem te getuigen op onze studiedag, op voorwaarde dat er geen camera’s aanwezig waren. Eén lange brief van een Young Contrarian, een pseudoniem met een knipoog naar Christopher Hitchens, heeft deze krant vertaald en overgenomen. De man is een ex-moslim uit Irak die aan een Vlaamse universiteit studeert. De brief is beenhard, maar verdient gelezen te worden.

Willoze marionetten

Een thema uit de brief van de Young Contrarian, dat ook in andere getuigenissen naar voren komt, is dat ze zich in de steek gelaten voelen. Links zou hun natuurlijke bondgenoot moeten zijn, maar velen zwijgen ex-moslims dood, omdat ze niet in de ideologische matrix van de identiteitspolitiek passen, die individuen vastpint op herkomst en groepsidentiteit.

De moslimhervormer Maajid Nawaz noemde deze strekking Regressief Links. Moslims worden als onderdrukte minderheid gezien, de nieuwe joden, de verschoppelingen der aarde, de slachtoffers van een collectieve angstpsychose genaamd “islamofobie”. Maar plots staan daar mensen binnen de gemeenschap op die beweren inderdaad bang te zijn voor de islam, en die vaak harde kritiek leveren op hun voormalige religie.

Dergelijke figuren zijn stoorzenders voor het simpele slachtofferdiscours van Regressief Links. Ze zien eruit als moslims, maar ze gedragen zich er niet naar. Negeren is dan de enige optie, of desnoods onschadelijk maken. Ex-moslims worden dan uitgescholden voor ‘native informant’ of ‘House Muslim’, een verachtelijke allusie op de racistische term ‘House Negro’. Deze mensen zouden lijden aan “zelfhaat en geïnternaliseerd racisme”, zoals de burgerbeweging Movement X van de zelfverklaarde “bruggenbouwer” Dyab Abou Jahjah het uitdrukte. Het zijn willoze marionetten van ‘white saviors’ (blanke redders), die zelf niet kunnen nadenken.

Vooruitgang

De hashtag #ExMuslimBecause van de Council of Ex-Muslims of Britain, waarop apostaten de redenen van hun geloofsafval anoniem kwijt konden, werd ter linkerzijde weggezet als “haatdragend”. Zoals de Pakistaans-Canadese ex-moslim Ali A. Rizvi schrijft in zijn recente boek The Atheist Muslim: “In Pakistan there are blasphemy laws to force us into silence. Here, there are accusations of Islamophobia to shame us into it”. Je kunt er gif op nemen dat sommige reacties op dit stuk, en op de getuigenis van de Young Contrarian, ook van die strekking zullen zijn.

Indien links echt begaan is met vervolgde en onderdrukte minderheden, zou ze op de eerste rij moeten staan om de emancipatiestrijd van ex-moslims te steunen. Maar het schrikbeeld van de “islamofobie” is zo verlammend, en de identitaire formules zo rigide, dat velen liever de andere kant op kijken.

Een andere Pakistaanse ex-moslima, Sarah Haider, spreekt in een interview met Quillette haar diepe verontwaardiging en droefheid uit over dat verraad van links. Na alle ellende die ex-moslims doormaken om aan hun verstikkende geloof te ontsnappen, krijgen ze van Regressief Links te horen dat ze hun mond moeten houden, omdat ze “Trump in de kaart spelen”: “Het verraad van links heeft ons echt gekwetst, omdat deze mensen eigenlijk aan onze kant zouden moeten staan, schouder aan schouder in onze strijd voor hervorming binnen de islam en voor mensen- en vrouwenrechten in islamitische landen.”

Sommige simpele zielen huldigen het principe: ‘De vijanden van mijn vijanden zijn mijn vrienden’. Regressief Links heeft daar een eigen variant op: ‘De slachtoffers van mijn slachtoffers zijn mijn daders’. Daar is de term ‘links’ eigenlijk nog te goed voor. Als je enkel moslims in bescherming neemt, maar het niet kunt opbrengen om naar ex-moslims te luisteren, dan ben je niet links of progressief. Als je de mond vol hebt van de term “islamofobie” bij discussies over boerkini’s en onverdoofde slacht, maar zwijgt over de veel ergere en soms levensbedreigende “kafirofobie” binnen de islam, dan ben je laf en hypocriet.

Toch is er hoop. Ook het christendom moest ooit gemuilkorfd worden. Tot in de 19de eeuw werden atheïsten verketterd, vervolgd en uitgesloten in vele delen van christelijk Europa. Zelfs de filosoof John Locke, een van de pioniers van het beginsel van religieuze tolerantie, vond dat er absoluut geen plaats kon zijn voor deze onmensen in een beschaafde samenleving. Het is slechts dankzij de aanhoudende moed van godloochenaars allerhande, die openlijk voor hun overtuigingen durfden uitkomen, dat geen haan er vandaag nog naar kraait wanneer iemand de christelijke god verwerpt en atheïst wordt. Zoals ik twintig jaar geleden.

De secularisering en liberalisering schrijdt ook in de islam verder. Naarmate meer ex-moslims de moed bijeenrapen en uit de kast komen, wordt geloofsafval mondjesmaat gedoogd en genormaliseerd in orthodoxe kringen, net zoals bij homoseksualiteit. De Nederlandse essayiste Nadia Ezzeroili schreef een stuk in de Volkskrant over hoe zij en Allah “in liefde uit elkaar gingen”. Ze kreeg afwijzende en soms geschokte reacties van vrienden en familieleden, maar geen dreigementen. Dat Ezzeroili vandaag kan schrijven dat het met haar geloofsafval nog meeviel, komt omdat velen haar voor zijn geweest en de bakens hebben verzet (in het publieke debat in Nederland bijvoorbeeld Ayaan Hirsi Ali, Hafid Bouazza en Halima Boutahar).

‘Islam is niet voor ons’

De functie van sociale bestraffing en uitsluiting van afvalligen is om het geloofssysteem in stand te houden, zowel direct als indirect: twijfelaars voelen zich eenzaam en weten niet van elkaars bestaan. Net zoals ex-president Ahmadinejad boudweg debiteerde dat er “geen homo’s” in Iran bestonden, proberen fundamentalisten het bestaan van afvalligen te ontkennen. De islam is immers de perfecte religie en niemand die ze ooit heeft omarmd, valt ze af.

Daarom luidde mijn boodschap aan ex-moslims: “Jullie zijn met meer dan jullie denken”. Een ex-moslima zegt in een mail dat ze door die zin “diep werd geraakt”. Dat er inderdaad meer mensen zoals zij denken, schrijft ze, dat ze dat merkt aan de dingen die ze zeggen en het leven dat ze leiden: “Toch blijven we allen stilzwijgende agnosten of atheïsten. We zeggen insjallah, bismillah en wachten braafjes op etenstijd tijdens de ramadan. In ons schuilt een diep verlangen om tijdens een familiefeest doodeerlijk te zeggen dat de islam niet voor ons is”.

De geesten rijpen, maar ze vreest dat we “nog enkele generaties geduld moeten hebben”. Laten we hopen dat het zo lang niet duurt. De vrijheid om van geloof te veranderen, zou geen ‘blank privilege’ mogen zijn.

(Zeno, De Morgen 25 maart 2017)