In Memoriam voor Etienne Vermeersch (1934-2019)

“Als God bestaat, dan zal ik hem op het matje roepen”, zo luidde het onverbiddelijke oordeel van Etienne Vermeersch over het probleem van het kwaad voor godsgeloof. Nooit eerder heb ik zo hard gehoopt dat God bestond, al was het maar voor één dag, dan wanneer ik begin deze week vernam dat Etienne was overleden.

Aan de atheïstische filosoof Bertrand Russell werd ooit de vraag gesteld wat hij zou zeggen indien hij na zijn dood voor God zou verschijnen. Russells antwoord: ‘Sir, you did not give us enough information’. Etienne zou wellicht zo hoffelijk niet zijn. Ik stel me voor hoe hij de Almachtige onversaagd met rationele argumenten zou bekampen, unguibus et rostro, met klauwen en bek, zoals hij dat ettelijke malen met arme stervelingen hier op aarde deed. Misschien zou hij God doen inzien, via onwrikbare logische redenaties, dat Hij niet kan bestaan, waarop Hij terstond weer zou verdwijnen, in een wolk van logische ongerijmdheid.

Een goede God zou nooit een wereld met zoveel lijden scheppen, zo begreep Etienne Vermeersch toen hij uit de jezuïetenorde stapte en atheïst werd. Etienne heeft het afgelopen jaar zelf, door zijn aanslepende ziekte, veel geleden. Tot hij vorige week besloot dat het genoeg was geweest. Als lijden zo ondraaglijk en uitzichtloos wordt, dan heeft het geen zin om verder te leven. “Ik ben Jezus niet”, zo liet Etienne zich dan ontvallen. Met een knipoog uiteraard.

In zijn verpletterende invloed op onze samenleving gedurende de laatste halve eeuw moest Etienne nochtans niet veel onderdoen voor Jezus: zijn strenge kritiek op de dogma’s van het christendom en later de islam, zijn pleidooi voor het recht op abortus en voorbehoedsmiddelen, zijn wezenlijke bijdrage aan het milieubewustzijn met De ogen van de panda, zijn ontwerp van een rechtvaardig en humaan terugkeerbeleid voor asielzoekers. En natuurlijk zijn strijd voor het onvervreemdbare recht op de zelfbeschikking over het eigen leven, waarvan hij vorige week zelf dankbaar gebruik maakte.

Het is een vreemde paradox dat wij doorgaans pas opschrijven wat iemand voor ons heeft betekend wanneer die persoon er niet meer is, en er dus geen boodschap meer aan heeft. Ik hoop dat ik Etienne, toen hij nog leefde, voldoende duidelijk heb gemaakt wat hij voor mij betekende. Los van alles wat ik van hem heb bijgeleerd, bewonderde ik vooral de grote contrasten die hij in zich verenigde: de onverschrokkenheid en genadeloosheid in de intellectuele arena, de minzaamheid als het debat was afgelopen; de onverbiddelijke rationaliteit waarmee hij problemen ontleedde, de emotionele fijnbesnaardheid waarmee hij sprak over de muziek van Bach of het leed van kinderen. De diepe minachting die hij koesterde voor godsgeloof, het even diepe respect voor theologen als Edward Schillebeeckx. Etienne was rationalist en gevoelsmens, meedogenloos en mededogend tegelijk.

Toen ik Etienne de laatste keer thuis bezocht, een maand of twee geleden, had ik gevreesd dat hij door zijn lange ziekte intellectueel zou zijn afgetakeld. Maar wetenschap-zij-dank, hij was nog even lucide en scherp als altijd, zij het fysiek verzwakt. In zijn bureau begon hij met trots, en in het Grieks, de eerste verzen van het evangelie van Johannes te declameren. “Na al die jaren nog steeds uit het hoofd?”, vroeg ik hem. “Nee, opnieuw van buiten geleerd na mijn operatie”, zo antwoordde hij met pretoogjes. Om zijn eigen brein te oefenen en op de proef te stellen. Daarna praatten we over de bewustzijnstheorie van de fysicus Roger Penrose en waarom die volgens Etienne volkomen verkeerd was, over de problematiek van geloofsafval in de islam, en over de klimaatscepsis van Bjorn Lomborg (het 500 pagina’s tellende The Skeptical Environmentalist stond volledig geannoteerd in zijn bibliotheek). Daarna moesten we nog een paar dozijn wijnkisten in zijn kelder verslepen, samen met zijn vrouw Josiane. Want een mens leeft niet van denken alleen.

In zijn laatste, onvoltooide magnum opus wilde Etienne Vermeersch een nieuwe definitie van ‘informatie’ ontwikkelen, in de lijn van zijn doctoraat uit 1967 over de cybernetica. Daarover hebben we de voorbije jaren af en toe gemaild. Het vraagstuk betreft het verband tussen de abstracte en wiskundige definitie van informatie, zoals ontwikkeld door Claude Shannon, en de alledaagse semantische definitie (informatie die over iets gaat). Dat is een probleem waar filosofen tot op vandaag het hoofd over breken. Zo ook Etienne. Maar anderen waren zijn denkpiste ook op het spoor, en de tijd drong. “Ik moet me haasten”, zo mailde hij een jaar geleden.

upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/d/...

Het menselijk brein is wellicht het meest complexe object in het hele universum, en dat geldt bij uitstek voor een exemplaar als dat van Etienne Vermeersch. Ik kan je niet vertellen wat de nieuwe informatietheorie van Etienne Vermeersch precies inhield, maar ik weet wel dat Etienne over informatie dacht als een harde materialist. Informatie kan enkel voortbestaan als ze belichaamd is, als ze een materiële drager heeft. De theorie van Etienne Vermeersch, besloten in de triljoenen synapsen van zijn brein, is misschien voorgoed verloren. Toen zijn goede vriendin Assita Kanko hoorde over zijn overlijden, moest ze denken aan een treffend Afrikaans spreekwoord: “Als een oude mens sterft, dan brandt een bibliotheek af.”

Een lichaamloze ziel, zoals in het christendom, kan volgens een materialist onmogelijk bestaan. Als de geest van Etienne Vermeersch niets dan informatie was, en de materiële drager van die geest tot stof vergaan is, dan bestaat Etienne Vermeersch niet meer. De ontzaglijke hoeveelheid kennis en herinneringen in zijn brein, en het vermogen om er logisch door te navigeren, zijn voorgoed verdwenen. Dat is een harde waarheid. Niettemin is een deel van Etienne onsterfelijk: dat is de hoeveelheid informatie die een andere drager heeft gevonden, in de gedaante van zijn talloze teksten, boeken, lezingen en televisieoptredens. Laten we de nieuwe dragers van die informatie koesteren en bewaren.

We zullen je hard missen, Etienne. Maar ik ben dankbaar dat ik je mocht kennen en wens je, zoals Aafje Heynis zong in dat prachtige cantate van Bach, “Vergnügte Ruh, beliebte Seelenlust”. De zalige rust, waarnaar de geest verlangt.