Voorzorgsprincipe draagt niet per se bij aan meer veiligheid

In een pandemie moet je vaak het zekere voor het onzekere nemen. De landen die het best presteerden, grepen vroeg en preventief in. Als je frituurpan in brand staat, moet je ook niet wachten tot de vlammen uit het dak slaan. Diezelfde voorzorg nemen we ook in acht op persoonlijk vlak: handen wassen, ramen openzetten, mondkapjes dragen, afstand houden – allemaal zaken die we doen voor het geval dát iemand besmet is. En dat is volkomen rationeel. Als je te maken hebt met een dodelijk virus dat zich exponentieel vermenigvuldigt, loont het om hypervoorzichtig te zijn.

En toch is voorzorg niet altijd geboden. Het idee van een algemeen ‘voorzorgsprincipe’ berust op een misvatting, die soms meer kwaad dan goed aanricht. Dat illustreert de recente saga rond AstraZeneca. Eerst legde Denemarken de vaccinatie met AstraZeneca stil, omdat er meerdere gevallen waren opgedoken van bloedklonters (trombose en longembolie). Daarna besloten steeds meer Europese landen om het Britse vaccin even in de koelkast te laten, waaronder ook Nederland. Duitsland sloeg alarm na zes gevallen van een zeldzame hersentrombose bij relatief jonge vrouwen. Meerdere Europese politici beriepen zich bij die beslissing op het voorzorgsbeginsel: laten we eerst even afwachten, tot we elke zweem van twijfel hebben weggenomen.

Internationale domino-effect

Het probleem is dat ook voorzorg ernstige schade kan veroorzaken. In wezen is het voorzorgsbeginsel een diep conservatief vooroordeel dat niet-handelen verkiest boven handelen. In een toestand van onzekerheid moet je echter de risico’s van beide keuzes (handelen én niet-handelen) tegen elkaar afwegen. In dit geval weten we dat het virus zelf gevaarlijker is dan om het even welke zeldzame bijwerking van het vaccin. In het Verenigd Koninkrijk, waar de vaccinatiecampagne al veel verder is gevorderd, zagen wetenschappers geen verhoogde kans op bloedklonters, en in de wetenschappelijke studies naar AstraZeneca waren er zelfs méér bloedklonters in de controlegroep dan bij de groep die het echte vaccin kreeg. Mogelijk veroorzaakte het vaccin inderdaad een zeer zeldzame immuunreactie bij die zes vrouwen, maar zelfs als dat bevestigd wordt, was de opschorting van de vaccinatie een lichtzinnige beslissing. Wie beducht is voor bloedklonters, moet juist zo snel mogelijk alle vaccins uit de koelkast halen, want er is overvloedig bewijs dat Covid-19 zélf zorgt voor een sterk verhoogd risico op bloedklontervorming. Elke dag uitstel in de vaccinatiecampagne leidt tot duizenden nieuwe besmettingen, ziekenhuisopnames en doden.

Een ‘roekeloos’ gebruik van het voorzorgsbeginsel richt ook indirecte schade aan. Want zelfs als er geen vuiltje aan de lucht is, denken veel mensen toch: waar veel rook is, zal toch een beetje vuur zijn? Onnodige voorzorgen ondergraven het broodnodige vertrouwen in de vaccins, wat ook het internationale domino-effect verklaarde. Diverse Europese landen dachten vorige week: „Als de Denen ermee kappen, worden onze burgers ook ongerust. Beter ook even pauzeren?” Een voorbarig besluit, dat de ongerustheid en vaccinscepsis nog meer voedt.

Draconische veiligheidsnormen

Dit is lang niet de eerste keer dat het voorzorgsbeginsel als rechtvaardiging dient voor passiviteit en nalatigheid die uiteindelijk meer schade aanrichten dan het risico dat het moest vermijden. Het beste voorbeeld daarvan zijn genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s). Tegenstanders vinden dat we uit voorzorg beter niét kunnen sleutelen aan dna, zelfs als we geen enkele aanwijzing hebben dat ggo-gewassen gevaarlijk zijn. Maar klassieke veredeling komt net zozeer neerkomt op genetische modificatie: je wil het dna van een plant zo wijzigen dat je betere gewassen bekomt. Door het voorzorgsprincipe eenzijdig toe te passen ten nadele van wat ‘nieuw’ is, hebben we onszelf en de wereld al decennialang enorme voordelen ontzegd, zoals droogteresistentie, lager pesticidengebruik en rijkere voeding.

Laatste voorbeeld: de draconische veiligheidsnormen bij allerlei vormen van straling, zoals tegenwoordig 5G-masten. Het is biologisch gezien uiterst onwaarschijnlijk dat die straling schadelijk is voor het menselijk lichaam, maar door het voorzorgsbeginsel te hanteren en absurd lage stralingsnormen op te leggen, hebben we mensen wel nodeloos bang gemaakt: „Want als het ministerie van Volksgezondheid zo’n stralingsdrempel oplegt, doen ze dat toch niet zomaar?” Zo volgt een opbod van steeds strenge veiligheidsnormen, die steeds meer angst voeden. En angst, in tegenstelling tot gsm-straling, maakt mensen wél ziek.

Het is tijd om het voorzorgsbeginsel te begraven. Soms is voorzorg geboden, maar soms werkt het juist verlammend. Door er een beginsel van te maken, wek je de indruk van een soort ijzeren wetmatigheid, een in steen gebeiteld gebod: „Gij zult niet handelen als er mogelijke risico’s zijn.” Dat is niet slim. Rationeel risicobeheer houdt even vaak in dat je wél handelt in plaats van niet, dat je het nieuwe boven het oude verkiest. Soms is springen veiliger dan blijven staan.

En nu allemaal de mouw opstropen voor dat AstraZeneca-vaccin.

(NRC, 26 maart 2021)