Overal ter wereld maken overheden plannen voor de overgang naar schone energiebronnen. Maar hoeveel schone energie zullen we nodig hebben in, pak ’m beet, 2050? Hoeveel hoogspanningslijnen, onderzeese kabels en batterijen moeten we aanleggen om de gewenste hoeveelheid energie op te wekken? Hoeveel kostbare mineralen moeten we mijnen?
Veel politici, wetenschappers en klimaatactivisten zien een toekomst waarin we minder energie gebruiken. Dat is ook de aanname van klimaatplannen en scenariostudies in veel Europese landen – allemaal gaan ze uit van een sterke daling van ons finale energieverbruik in de komende decennia. Sommige scenario’s spreken zelfs van een halvering.
De beste energie is de energie die je niet verbruikt, klinkt het overal. Die ‘minder minder’-boodschap lijkt op het eerste gezicht zo gek nog niet. Elektrificatie van energie – de hoeksteen van elk klimaatbeleid – zal het energieverbruik inderdaad drukken, omdat fossiele motoren erg inefficiënt zijn. Een benzinemotor zet hooguit 40 procent fossiele energie om in nuttige arbeid – de rest gaat verloren als warmte. Verbrandingsmotoren vervangen door elektrische motoren zal dus flink wat energie besparen. Hetzelfde geldt voor warmtepompen, elektrische fietsen en de isolatie van gebouwen. In afwachting van al deze schone energie, die helaas tijd vergt, is het slim en ethisch verantwoord om (vuile) energie te besparen.
Toch is die hele marsrichting naar ‘minder minder’ op de langere termijn een onzalig idee. Willen we een mooie toekomst voor onze kleinkinderen, dan hebben we juist méér energie nodig, niet minder. Dat geldt voor zowel arme als rijke landen.
Betere efficiëntie
Eerst en vooral heeft elektrificatie een belangrijke keerzijde; warmteverliezen worden kleiner, maar de behoefte aan energieopslag wordt juist veel groter, vooral in combinatie met zonne- en windenergie. Voor luchtvaart, zeevaart en wegtransport over lange afstand zullen vervoerders wellicht geen batterijen gebruiken maar synthetische brandstof, opgewekt door groene stroom.
Alleen houdt die omzetting van groene stroom naar synthetische brandstof aanzienlijke omzettingsverliezen in, die de voordelen van elektrificatie goeddeels teniet doen. Tegen 2045 heeft Duitsland bijvoorbeeld 422 Terawattuur aan synthetische brandstoffen nodig, waarvan driekwart geïmporteerd, zo voorziet Agora Energiewende. Dat is bijna zoveel als het totale stroomverbruik van Duitsland vandaag de dag. En dan wordt er nog geen rekening gehouden met de enorme hoeveelheden waterstof die nodig zijn voor kunstmest en andere industriële processen.
Deze plannen kijken enkel naar de energie die nodig is om te doen wat we nu al doen. Maar hoe zit het met energie voor nieuwe toepassingen? De geschiedenis toont aan dat menselijke vooruitgang een verhaal is van steeds toenemend energiegebruik, door steeds betere en schonere energiebronnen. Eerst verwisselden we onze spierkracht voor die van trekdieren, toen schakelden we over naar water- en windenergie, vervolgens wisselden we hout voor steenkool, en steenkool voor olie en gas.
Betere efficiëntie leidde in het verleden vaak tot een hogere energievraag; naarmate stoommachines efficiënter werden, gingen mensen méér steenkool stoken, niet minder. Vergelijk je verschillende landen en periodes, dan blijkt telkens: hoe meer energie, hoe meer welvaart. Zonder de enorme energievoorraden van fossiele brandstoffen hadden we nooit acht miljard mensen kunnen voeden of de extreme kindersterfte met een factor honderd verminderen. Energie is de motor van alle welvaart.
Verticale landbouw
Welke toekomstige energietoepassingen kunnen ons welzijn verder vergroten? Te veel om op te sommen. Denk aan verticale landbouw en precisiefermentatie, waarmee dierlijke eiwitten worden vervangen door plantaardige, en zo de ecologische voetafdruk van de landbouw drastisch wordt verminderd. De beloftes zijn groot, maar verticale landbouw vereist méér energie-input dan het huidige landbouwmodel. Of denk aan de grootschalige ontzilting van zeewater, zoals reeds toegepast in Californië en op het Arabisch schiereiland, waarmee het beslag op kwetsbare ecosystemen drastisch kan worden verlicht. Opnieuw, het vergt allemaal enorm veel (schone) energie.
Ook de klimaatdoelen die we onszelf hebben opgelegd, vereisen hopen nieuwe energie. De IPCC-scenario’s die onder 1,5°C (of zelfs 2°C) opwarming blijven, schrijven voor dat er honderden miljarden ton koolstof uit de lucht wordt onttrokken. Bossen en algen kunnen slechts een klein deel van deze ‘negatieve emissies’ op zich nemen – het leeuwendeel moet komen van kunstmatige koolstofverwijdering. Maar koolstofverwijdering vereist of grote stukken land, of enorme hoeveelheden energie, of allebei.
Vergeet dus de ‘minder minder’-boodschap: de beste energie is niet de energie die we níet verbruiken, maar de energie die we aanwenden om het welzijn van de mensheid en andere wezens te verbeteren. De bovengrens van de energie die we daarvoor nuttig kunnen gebruiken, is nog lang niet in zicht.
Massale import
Er is geen natuurwet die verbiedt veel meer schone energie op te wekken dan nu het geval is, maar sommige landen maken het zichzelf onnodig moeilijk door hun ideologische gedreven keuzes. Wil je een toekomst met énkel hernieuwbare energie, dan stoot je sneller op geografische grenzen en knelpunten in grondstoffen. Het is geen toeval dat plannen voor ‘100 procent hernieuwbare energie’ vaak gepaard gaan met oproepen tot massale energiebesparing én massale import uit het buitenland: de hoeveelheid zonne-of windenergie per vierkante meter is nu eenmaal begrensd. De economische en technologische haalbaarheid van zulke plannen (zoals waterstof importeren uit Namibië of het Arabische schiereiland) is overigens erg twijfelachtig.
Wie een schone toekomst wil voor de mensheid, zet beter in op een breed scala van energiebronnen. Met name kernenergie heeft een zeer hoge energiedichtheid en verbruikt zeer weinig grondstoffen: de hoeveelheid kernenergie die je in een land als Nederland of België kan opwekken, ligt vele malen hoger dan het huidige energieverbruik. De reactor Tihange 2 (in februari bij wet gesloten) wekte op minder dan één vierkante kilometer meer schone (en weersonafhankelijke) energie op dan al onze Belgische windparken op zee samen, die zich uitstrekken over 225 vierkante kilometer en die honderdduizenden tonnen beton en staal bevatten.
In plaats van mensen steeds te vertellen dat we minder energie moeten verbruiken, leggen we hen beter uit dat een schone toekomst vooral véél energie vergt. Want waarom zou je nieuwe windmolens of kerncentrales in jouw dorp willen, als je toch steeds hoort dat de beste energie de energie is die je niet verbruikt? Mensen die begrijpen dat méér energie wenselijk is voor iedereen, zullen ook bereid zijn zelf bij te dragen aan de energietransitie. Ze zullen in de buurt willen wonen van de infrastructuur die dat mogelijk maakt. Yes, in my backyard, please!
(Maarten Boudry is wetenschapsfilosoof en auteur van Waarom ons klimaat niet naar de knoppen gaat (als we het hoofd koel houden). Simon Friederich is universitair hoofddocent wetenschapsfilosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dit stuk verscheen in NRC op 14 april 2023 en later ook in De Morgen in licht aangepaste versie.)
Zie ook mijn openingscollege over klimaatbeleid voor de Leerstoel Etienne Vermeersch, waarin ik de ‘minder minder’-ideologie doorprik:
Addendum
In een reactie op onze opiniestuk op de klimaatblog van NRC zet Dirk Holemans van Oikos ons weg als “klimaatvertragers” omdat wij voor een schone toekomst met méér energie ijveren. Maar onze aanpak zal juist méér ruimte scheppen om klimaatopwarming tegen te gaan (bv. door koolstofcaptatie) en om ons tegen de gevolgen te beschermen (bv. door ontzilting van water en verticale landbouw). Een rationeel en niet-ideologisch klimaatbeleid zal ook een groter draagvlak creëren bij de bevolking. De echte “klimaatvertragers” zijn juist groene dogmatici zoals Dirk Holemans, die zich al decennia mordicus verzetten tegen kernenergie (ons krachtigste wapen tegen klimaatopwarming), tegen ggo’s (die talloze heilzame toepassingen kennen voor milieu en klimaat), en tegen zowat elke oplossing die niet in hun ideologische kraam past. Meer algemeen besmetten ze de klimaatkwestie voortdurend met hun (antikapitalistische) ideologie, waardoor ze van klimaatbeleid een “linkse” zaak maken en de weerstand juist verhogen bij de rest van de samenleving. Holemans kijkt beter eens in de spiegel. (MB)