Maakt vooruitgang gelukkig?

  • Opinie

In Alice in Wonderland van Lewis Carroll neemt de Rode Koningin de heldin Alice op een bepaald moment bij de hand. Ze beginnen te rennen, terwijl de koningin roept: “Sneller! Sneller!” Als Alice helemaal buiten adem is, komen ze tot stilstand en blazen ze even uit. Maar tot Alice’ verbazing, bevinden ze zich nog steeds op dezelfde plek. Natuurlijk, zegt de Rode Koningin, wat had je verwacht? Dus legt Alice uit dat, waar zij vandaan komt, je elders belandt, als je hard blijft lopen in dezelfde richting. “‘Dat is nogal een traag land!”, zei de Koningin. “Want hier moet je zo hard lopen als je kunt, gewoon om op dezelfde plaats te blijven.”

De laatste twee eeuwen heeft de mensheid een enorme vooruitgangsspurt meegemaakt. Nog nooit leefden we zo veilig, welvarend en gezond als vandaag. Maar zijn we ook ergens aanbeland, of bleven we maar ter plaatse trappelen? Levert al die luxe en welvaart ons iets op? Het is de vraag die op de lippen van elke cultuurpessimist bestorven ligt.

De econoom Richard Easterlin publiceerde in 1974 een berucht artikel dat de kniesoren gelijk leek te geven. Hij vroeg aan mensen in verschillende landen en uit verschillende lagen van de bevolking hoe gelukkig ze zich precies voelden. Wat bleek? Mensen uit rijke landen zijn niet gelukkiger dan mensen in arme landen. Binnen een bepaald land zijn rijkelui weliswaar gelukkiger dan armen, maar tussen landen verdwijnt dat verband tussen welvaart en geluk. Die bevinding heet sindsdien de Easterlin-paradox.

De cultuurpessimisten hebben een verklaring voor die stilstand, die je de relativiteitstheorie van geluk kunt noemen. Geluk is het verschil tussen je verwachtingen en je werkelijke toestand. En hoe meer je hebt, hoe meer je begint te verwachten. Dus uiteindelijk blijft je gelukspeil min of meer constant. Dat staat bekend als de ‘hedonistische tredmolen’ (hēdonē: genot, geluk). Meer geld en spullen krikken ons gelukspeil op, maar het effect is slechts tijdelijk. Bovendien worden onze verwachtingen ook bepaald door wat we rondom ons zien.

Allemaal even gelukkig

Hoe gelukkig je je voelt, hangt af van je status binnen je groep. Als dat klopt, dan moet het geluk in een samenleving altijd ongeveer constant blijven. Als iedereen er tegelijk op vooruitgaat, dan blijven we allemaal even gelukkig.

De vloed tilt alle schepen omhoog, zoals J. F. Kennedy ooit zei; aan boord is daar weinig van te merken. Mensen kunnen van positie verwisselen in de sociale rangorde, maar dan gaat het geluk van de ene ten koste van het ongeluk van de ander. Economen noemen zo’n situatie een nulsomspel (zero-sum game). En zo wordt de vaart der volkeren helemaal tenietgedaan.

Er is wel één probleem. De Easterlinparadox bestaat niet. Aan Easterlins studie mankeerde nogal wat. Niet alleen waren zijn data beperkt tot Japan en de VS, maar de vraag die hij aan mensen voorlegde was niet altijd dezelfde, waardoor hij appelen met peren vergeleek. Maar wetenschap gaat vooruit. Inmiddels is er een bloeiende discipline, geluksstudies, die al verfijndere meetmethodes voor geluksbevragingen heeft ontwikkeld. Daardoor beschikken we nu over meer betrouwbare en uitgebreide data, verzameld over een grotere tijdsspanne.

En die data laten weinig ruimte voor twijfel: Easterlin zat ernaast. Er is wél een verband tussen materiële welvaart en geluk, zowel binnen als tussen landen. Dat effect ziet je ook door de tijd heen. De World Value Survey, die de evolutie van geluksmetingen in honderd landen in kaart brengt, toont aan dat mensen in de meeste onderzochte landen gelukkiger zijn geworden. En jawel, die stijging houdt verband met economische groei. Hoe je het ook wendt of keert, geld maakt wél gelukkig. 

Niet alles draait om vergelijkingen

Weg dus met de relativiteitstheorie van geluk? Niet helemaal. Ze klopt ten dele, maar vertelt slechts een deel van het verhaal. Niet alles in het leven draait om verwachtingen en sociale vergelijkingen. De mens is nog steeds een biologisch organisme met bepaalde lichamelijke en fysieke behoeften. Als die bevredigd zijn, voelen we ons goed, en anders niet. De hedonistische tredmolen bestaat, zeker als het om materiële weelde gaat, maar hij doet slechts een deel van de vooruitgang teniet.

Wat wel klopt, is dat vermeerderde welvaart op den duur niet meer voor vermeerderd geluk zorgt. Economen noemen dat de wet van de dalende meeropbrengst. Geld maakt gelukkig, maar dan vooral als je er nog niet veel van had. Een armoezaaier die een briefje van 100 euro op straat vindt, zal dolgelukkig zijn. Een miljonair haalt er de schouders bij op. Boven een bepaalde drempel levert rijkdom nauwelijks nog gelukswinst op. Elon Musk kan maar in één auto tegelijk rijden. En als hij zijn kapitaal ziet verdubbelen, wordt hij (uiteraard) niet plots dubbel zo gelukkig.

En hoe zit dat met sociale vergelijkingen? Sommige zaken die ons gelukkig maken, lenen zich beter tot vergelijkingen dan andere, en worden dus ook sterker beïnvloed door wat we rondom ons zien. Precies daarom is rijkdom bij uitstek een domein voor afgunst, naijver en sociale competitie. De dikte van portefeuilles kun je meten, en het merk van je auto is zichtbaar voor iedereen. Maar geluk draait niet alleen om materiële rijkdom, en niet alles draait om sociale vergelijkingen. Iemand die alleen op een onbewoond eiland leeft, kan nog altijd ziek zijn, pijn lijden of honger hebben. En ook als je omringd bent door anderen, kun je niet alles zomaar vergelijken. Ik heb geen idee of mijn buurman betere seks heeft dan ik, of welk verborgen leed hij torst. En zou het me echt uitmaken?

Zwaar overdreven

De sociale dimensie van geluk wordt vaak zwaar overdreven. Tolstoj schreef in ‘Anna Karenina’: “Er zijn geen omstandigheden in het leven waaraan een mens niet gewend kan raken, in het bijzonder als hij ziet dat iedereen rondom hen ze aanvaardt.” Als dat klopt, zou Tolstoj het niet erg vinden om gefolterd te worden, zolang zijn buurman ook op de pijnbank ligt en dat niet erg lijkt te vinden. Tolstoj vergeet dat we biologische wezens zijn.

Geld maakt gelukkig, maar het is natuurlijk lang niet het enige wat gelukkig maakt. De Nederlandse ‘geluksprofessor’ socioloog Ruut Veenhoven, oprichter van de World Database of Happiness, onderzocht welke eigenschappen van een samenleving haar burgers gelukkig maken. Behalve materiële levensstandaard zijn er volgens Veenhoven twee belangrijke pijlers: democratische instellingen, en een cultuur van vertrouwen en tolerantie. Die drie ‘gelukmakers’ samen, aldus de berekeningen van Veenhoven, verklaren 75 procent van de verschillen in geluk tussen verschillende landen.

In die lijn betoogt de politicoloog Ronald Inglehart dat een gevoel van vrijheid sterk samenhangt met ons gelukspeil. Als mensen het gevoel hebben dat ze vrij zijn om zichzelf te ontplooien en hun leven in te vullen zoals ze dat zelf wensen, dan voelen ze zich gelukkiger. Het laatste World Happiness Report somt de cruciale gelukmakers op om het verschil in gelukspeil tussen landen te verklaren: inkomen, gezonde levensverwachting, vrijheid, vertrouwen en goede sociale relaties (een toeverlaat hebben als je het moeilijk hebt).

We horen bij de gelukkigsten ter wereld

Ook wat die gelukmakers betreft, hebben we veel vooruitgang geboekt. Geen wonder dat de toptien in het World Happiness Report er al enkele jaren ongeveer hetzelfde uitziet, met Scandinavië en West-Europese landen bovenaan. In 2018 waren dat Finland, Noorwegen, Denemarken, IJsland en Zwitserland; Nederland stond op de zesde plaats, België op 16. De hekkensluiters waren Tanzania, Zuid-Soedan, de Centraal-Afrikaanse Republiek en Burundi.

Pessimisten gebruiken de Rode Koningin soms als metafoor voor de futiliteit van vooruitgang. We draven maar door, maar uiteindelijk staan we lopend stil. Maar wie het verhaal van Lewis Carroll verder leest, merkt dat de Rode Koningin op het einde van haar preek nog iets toevoegt over haar gekke land: “Als je ergens elders wil komen, dan moet je minstens twee keer zo hard lopen!” Dat maakt wel een wereld van verschil.

Zo vergaat het ook de menselijke vooruitgang. Inderdaad, een deel van de vooruitgang van de afgelopen twee eeuwen werd tenietgedaan doordat we gewend raken aan onze moderne luxe, en omdat we de neiging hebben om ons met onze naaste te vergelijken. Toch mag die hardnekkige Easterlinparadox bij het grof huisvuil. De belangrijkste gelukmakers van de menselijke soort zijn niet relatief, maar absoluut, en we hebben er veel meer van dan vroeger: vrijheid, vertrouwen, sociale relaties en (natuurlijk) gezondheid.

Dankzij geluksonderzoek kunnen we de superioriteit van onze samenlevingsvorm dus op wetenschappelijke gronden aantonen. Een liberale democratie zoals de onze, met een sterk uitgebouwde sociale zekerheid, is het best in staat om in onze behoeften te voorzien, en om menselijk geluk te bevorderen. Daar mogen we best trots op zijn.

Superieur aan alle andere

Natuurlijk wonen er zelfs in Finland nog altijd mensen die diep ongelukkig zijn, en natuurlijk blijven de cijfers voor depressie en zelfmoord in onze contreien veel te hoog. Maar daaruit afleiden dat vooruitgang een maat voor niets is geweest, of dat de westerse mens zich nog ‘nooit zo slecht heeft gevoeld’ (zoals de Belgische hoogleraar klinische psychologie Paul Verhaeghe beweerde), is aantoonbar onjuist.

Onze samenlevingsvorm is superieur aan alle andere ter wereld. De verworven vrijheden in onze liberale rechtstaat beschouwen velen vandaag als vanzelfsprekend, maar dat zijn ze helemaal niet: in de hele wereldgeschiedenis zijn ze uniek, recent, exotisch, en ongezien. Wij mogen ons wel degelijk gelukkig prijzen dat we anno 2018 en hier leven.

(Letter & Geest, 7 april 2018. Eerdere versie verscheen in De Morgen)