Een briljante breinparasiet: de hel

Enkele jaren geleden reed ik ’s avonds met mijn collega Stefaan Blancke naar Limburg om Rudi Meekers en Jos Philippaerts te interviewen, de drijvende krachten achter de Belgische creationistische vereniging CreaBel. Mensen die geloven dat de wereld 5.000 jaar geleden is geschapen – zo rond de tijd dat de Sumeriërs brons en koper leerden smelten – zijn niet zo dik gezaaid in België, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Verenigde Staten en de Nederlandse Bijbelgordel. Mijn doctoraatsonderzoek ging over pseudowetenschappen, dat van Stefaan in het bijzonder over creationisme in de Lage Landen.
Image result for doré hell
Meekers en zijn collega waren aanvankelijk argwanend, maar we werden hartelijk ontvangen. Ons gesprek duurde verschillende uren en ging eerst over boomfossielen, over de schedels van mensapen en de zoektocht naar de vermeende missing links, en over het wrak van de Ark van Noah. Maar naderhand nam de discussie een andere wending, die me meer is bijgebleven dan de discussie over de evolutietheorie zelf.
Meekers wees ons erop dat ons meningsverschil geen louter intellectueel dispuut was over de relatieve verdiensten van twee theorieën. Er stond iets op het spel. Hij waarschuwde ons dat we moesten opletten met al onze rationele argumenten en empirische bewijzen. Beseften wij wel dat als we bleven volharden in de boosheid, dat we dan voor eeuwig verdoemd zouden zijn? Beide heren waren doodernstig, en leken me niet geïnteresseerd in zieltjeswinnerij. Ze wilden ons waarschuwen voor een groot onheil, omdat ze met ons begaan waren. Als we het woord van God bleven verwerpen, dan zouden we voor eeuwig in de hel branden. Bij het afscheid stond de blik van Meekers somber. “Denk erover na. Het is nog niet te laat.”
Tegenwoordig hoef je niet naar het verre Limburg af te zakken om mensen te vinden die geloven in het bestaan van de hel, in de zin van een letterlijke plaats in het hiernamaals waar ongelovigen en zondaars voor eeuwig zullen worden bestraft. Neem vandaag een willekeurige Vlaming die in de hel gelooft, en de kans is groot – daar steek ik mijn hand voor in het vuur – dat het een moslim is. (Iemand die daarentegen gelooft dat de aarde 5.000 jaar oud is, is bijna altijd een christen of jood. Jonge-aarde­creationisme is nagenoeg onbestaande in de islam).
Morele verlegenheid
Sindsdien heb ik talloze gesprekken gevoerd met moslims over de hel, met wildvreemde taxichauffeurs, met lokale moslims op vakantie in Egypte, of met de woordvoerder van een Gentse moskee. Mijn liberale moslimvrienden breng ik in verlegenheid met twee eenvoudige vragen:  1) Bestaat de hel? 2) Ga ik er volgens jou naartoe, wetende dat ik een overtuigde atheïst ben en de hele Koran heb gelezen, maar het boek niettemin compleet verwerp?
In hun kronkelige antwoorden proberen ze twee tegenstrijdige zaken met elkaar te verzoenen, die een geweldige dissonantie veroorzaken. Aan de ene kant weten ze dat het bestaan van de hel als bestraffing voor ongelovigen en zondaars een centrale stelling is in de Koran, het boek waaraan ze lippendienst bewijzen als het woord van God. Aan de andere kant verzet hun geweten zich tegen het idee dat onschuldige personen voor eeuwig gefolterd zouden worden omwille van een thought crime, nota bene door iemand die zich als barmhartig laat voorstaan.
Die morele verlegenheid is begrijpelijk. Indien er een categorie in het Guinness Book of Records zou bestaan voor ‘het meest weerzinwekkende idee dat iemand ooit heeft bedacht’, dan zou die onderscheiding met vlag en wimpel naar de hel gaan. Mijn moslimvrienden hoeven zich overigens niet schuldig te voelen: hun profeet heeft het idee van de hel niet zelf bedacht. De islam heeft de eeuwige vlammenzee van de hel min of meer integraal uit het christendom geïmporteerd, en de sadistische beschrijvingen in de Bijbel en de Koran zijn aan elkaar gewaagd.
De ontstaansgeschiedenis van de hel (als idee) is complex. Geloof in bovennatuurlijke bestraffing is haast universeel in alle religieuze tradities ter wereld, maar die vindt niet noodzakelijk in het hiernamaals plaats. De oude Grieken kenden Hades, een wat schimmige onderwereld waar overleden zielen naartoe gingen, de Joden hadden hun Sheol. Maar daar werd je niet voor eeuwig gefolterd. De moderne notie van de hel ontstond wellicht als een soort wraakfantasie van vroege christenen, die lange tijd vervolgd en onderdrukt werden voor ze zelf begonnen te vervolgen en onderdrukken. Wacht maar, ongelovigen! Jullie tijd komt nog wel!
De echte islamofobie
In het katholicisme en in andere christelijke stromingen (maar lang niet allemaal) wordt de hel inmiddels niet meer zo heet opgestookt als vroeger. De verlichting en het humanisme hebben haar wat geblust. De demografie van de hel is veranderd: vroeger kwam de meerderheid van de mensheid er terecht, nu alleen nog de ergste zondaars. De vlammenzee van weleer wordt tegenwoordig vaker voorgesteld als toestand van ‘verlating door God’. En dan zijn er natuurlijk nog de ‘vorsingen’ van theologen. Volgens het annihilationisme worden de zielen van de zondaars in de hel te langen leste vernietigd, zodat ze uit hun lijden worden verlost.
Een andere theologische leer, die bekendstaat als de apokatastasis, is nog barmhartiger: alle verdoemden worden uiteindelijk met God verzoend, na een onbestemde periode van hellevuur natuurlijk. Die doctrine werd door de kerk lang als ketterij verworpen, maar bij een intellectuele zwendel als ‘theologie’ gelden natuurlijk geen rationele standaarden.
In de islam echter heeft de hel nog weinig van haar verschrikkingen ingeboet. In een reportage in Knack van Montasser AlDe’Emeh blijkt dat moslimkinderen ook bij ons de stuipen op het lijf worden gejaagd met het vooruitzicht van de hel, en met diverse vormen van bijgeloof over ‘bestraffingen in het graf’. Voor wie de inhoud van de Koran en de hadith kent, en de conservatieve strekking van de islam in onze contreien, mag dat geen verrassing heten. Even voorspelbaar waren de apologeten die deze psychische terreur vergoelijken. In een artikel op MO* klonk het defensief dat kinderen “het recht hebben om van iets bang te zijn”. Wie zulke doodsbange kinderen wil geruststellen dat de hel niet bestaat, is gewoon een islamofoob. Toch zou dit de echte ‘islam-o-fobie’ moeten heten: een irrationele angst voor fictieve folteringen in het hiernamaals. Een fobie niet voor de islam, maar door de islam.
Toelatingsvoorwaarden
Ongelovige seculieren, zo heb ik al vaker gemerkt, hebben bijzonder veel moeite om zich in te beelden wat het betekent om in het hiernamaals te geloven, met name in het duale vooruitzicht van eeuwige beloning en eeuwige bestraffing. Geseculariseerde westerlingen hebben een suikerzoete opvatting van geloof. De enige God die zij zich nog herinneren, is de liefdevolle vader uit hun opgekuiste Kinderbijbel, of een soort vaag spiritueel grondbeginsel. In confrontatie met de traditionele godsdienst, leidt dat tot een verschijnsel dat ik in een wetenschappelijk artikel met de bioloog Jerry Coyne als ongeloof over geloof heb gekenschetst. Niet alleen geloven geseculariseerde westerlingen niet meer in hemel en hel, maar ze geloven nauwelijks dat andere mensen daar wel nog echt in geloven. En voor zover ze dat toch aanvaarden, hebben ze vreselijke moeite om zich in het perspectief van de gelovige te verplaatsen.
Wie een beetje inlevingsvermogen aan de dag legt, ziet in dat geloof in hemel en hel bijzonder toxisch is. Beeld je in: na onze dood strekt zich een oneindigheid uit, een tweespalt tussen eeuwige gelukzaligheid en eeuwige verdoemenis. Afhankelijk van wat je hier op aarde uitspookt, bezegel je je lot. Dat geloof zet een perverse utilitaire calculus op. In het licht van de eeuwigheid en de onherroepelijkheid van hemel en hel, verzinken alle aardse beslommeringen in het niets. De meest belangrijke kwestie die jou in dit leven moet bezighouden, is: hoe vermijd ik dat ik voor eeuwig in de hel zal branden?
De precieze inhoud van de religieuze doctrine is hier cruciaal: wat zijn de toelatingsvoorwaarden voor de hemel? Zolang het alleen geloof in God en goede werken betreft, blijven de effecten van geloof in de hel beperkt tot psychische terreur: de voortdurende angst dat je misschien tekortschiet. Maar wat als er bepaalde handelingen worden verwacht, zoals de strijd voor het ware geloof?
Nachtclubs
Hier is het ongeloof over geloof van de seculiere westerling het meest zichtbaar. De goddelozen kunnen maar niet begrijpen waarom de godvrezenden desnoods bereid zouden zijn om zichzelf op te blazen om hun zielenheil in het hiernamaals te verzekeren. Een vaak gehoorde redenering in de context van jihadi-terreur luidt als volgt: ‘Die jongeren gingen naar nachtclubs en gebruikten drugs. Hoe kunnen dat nu vrome moslims zijn?’ Dat drogargument heeft een erg lange baard, een beetje zoals de salafisten zelf. Na 9/11 wezen apologeten er al op dat Mohammed Atta, de aanvoerder van de terreurcel, nachtclubs frequenteerde en weleens betrapt is met een varkenslapje. Aha! Zie je wel dat hij geen vrome moslim was? Zie je wel dat het niets met de islam te zien heeft?
In werkelijkheid is het precies andersom: het is net omdat moslimjongeren niet aan de geneugten en verleidingen des levens kunnen weerstaan (drank, drugs, meisjes) dat het vooruitzicht van het martelaarschap voor hen aanlokkelijk wordt. Bedenk wat jihadi-salafisten echt geloven: de martelaarsdood door de jihad is het enige rechtstreekse toegangsticket tot de hemel. Een sterveling die een natuurlijke dood sterft, moet op het einde der tijden voor Allah verschijnen, en wordt op zijn levenswandel afgerekend.
Beeld je in wat die psychische terreur inhoudt: je beseft dat je al te veel zonden hebt opeengestapeld, in je jeugdige onbezonnenheid. Is het mogelijk om dat nog goed te maken? En zelfs al zou je vanaf nu je leven beteren, wat als je in je slaap sterft? Wat als je morgen in een auto-ongeluk omkomt? Dan verschijn je voor Allah met niets dan een berg zonden, en wacht je wellicht het hellevuur.
De enige uitweg, aldus de orthodoxe islam, is de martelaarsdood. In navolging van bepaalde hadith, geloven salafi-jihadisten letterlijk dat de eerste druppel bloed die ze plengen op het slagveld in één keer al hun zonden zal wegwassen. Dezelfde fabel werd aan de kruisvaarders verteld in de christelijke middeleeuwen. Sterf op het slagveld tegen de Saracenen, en ga recht naar de hemel. Of wil je liever de eeuwige hel riskeren?
Die psychische terreur is precies wat het idee van de hel, naast een van de meest weerzinwekkende, ook een van de meest briljante vondsten uit de geschiedenis maakt. Geloofssystemen hebben diverse strategieën ontwikkeld om het ongeloof in zichzelf te verklaren, en daarmee onschadelijk te maken. In mijn doctoraat heb ik die mechanismen omschreven als immunisatiestrategieën. De psychoanalyse van Freud kent haar weerstand-argument (‘wie het onbewuste ontkent, lijdt zelf aan onbewuste weerstand’), Scientology heeft haar theorie-interne verklaringen van dissidenten en critici (‘wie Scientology aanvalt, is een suppressive person, die bang is voor de waarheden die Scientology onthult’).
En in religieuze tradities wordt rationele scepsis soms afgewimpeld als het werk van de Gehoornde. De rede, zoals Maarten Luther schreef, is de grootste hoer van de duivel. Of in de woorden van Charles Baudelaire (overgenomen in de film The Usual Suspects): de leepste truc van de duivel is dat hij ons wijsmaakt dat hij niet bestaat. Twijfel je aan God? Pas op, het is een valstrik! De duivel probeert je te verleiden!
Breinparasiet
De meest effectieve en huiveringwekkende immunisatiestrategie is echter het geloof in een plek waar ongeloof (in hemel en hel) voor eeuwig bestraft zal worden. Dat maakt de hel – en het religieuze systeem waar het deel van uitmaakt – tot een soort breinparasiet, die zich in de hoofden van de gastheer nestelt, en bijzonder moeilijk is uit te bannen eens ze is binnengedrongen. Dat heb ik zelf talloze malen gehoord van afvallige gelovigen, zowel in het christendom als in de islam. Zodra je doordrongen bent van het geloof in de hel, durf je het nauwelijks aan om je geloof zelf in vraag te stellen. Want dan beland je misschien in de hel. Is het verwonderlijk dat het geloof in de hel zo’n hardnekkig cultureel virus is?
(De Morgen, Zeno, 20 mei 2017)